Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ondersteunend getuigenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ondersteunend getuigenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn. Rom. 8:16

Er valt binnen de kring van het heilswerk, waartoe de Heilige Geest op aarde in de kerk gekomen is, aan meer dan één functie van de Geest te denken.
Het is voor een juist verstaan van het heilswerk des Geestes goed dat wij deze verscheidenheid van Zijn werk leren onderscheiden.
Met nadruk zeg ik, onderscheiden. Wij mogen de verscheidenheid in de bediening des Geestes niet gaan scheiden, gelijk dat theologisch wel gedaan is en wordt. Dan zien wij de eenheid in dit werk van de Geest Gods gemakkelijk voorbij en vergeten dat het de ene Geest is die dit alles in allen werkt. En zeker mogen wij dit werk niet zo in een zeker systeem willen zetten, dat wij de indruk geven dat wij het wondere werk van de Geest zo onderworpen hebben aan ons denken, dat wij het volledig onder woorden kunnen brengen. Wij zouden dan ook aan de souvereiniteit van het werk van de Geest tekort doen. Immers Hij is als de wind, die blaast waarheen hij wil en Hij deelt aan een iegelijk, gelijk Hij wil.
Bij het letten op de onderscheidenheid, die hier op te merken valt, past ons de grootste bescheidenheid. Maar onderscheidenheid is er en daarom mogen wij ook van het werk van de Geest zulke grote verwachtingen hebben.
Eén gemeenschappelijke trek in dit werk des Geestes is dat het altijd een getuigend werk is.
Het is een getuigenis aan ons. Wanneer het Woord Gods tot ons komt gaat dit vergezeld van — of beter — draagt dit in zich, het getuigenis van de Heilige Geest, dat dit Woord de waarheid is. Dit getuigenis wekt de onderwerping aan dit woord, ook de erkenning er van, waardoor het gezag over ons krijgt. Deze erkenning van het Woord is er niet als resultaat van een redenering, op grond waarvan wij dan tot de conclusie komen dat dit Woord alle aanneming waardig is. Er is veeleer iets vanzelfsprekends in deze onderwerping aan het Woord door het getuigenis des Geestes. In het verband van de boven afgeschreven tekst is nogal eens sprake van het „kind" zijn. Welnu zoals het voor het kind vanzelfsprekend is dat het woord van vader betrouwbaar is, zo is het ook met het geloof aan het Woord. Dat kind aanvaardt het woord van vader niet op grond van het feit dat het precies ontleden kan in welke relatie het staat tot de vader. Het hóórt eenvoudig bij het kind zijn. Later krijgt het wat meer inzicht in deze relatie. Maar het eerste is beslissend. Zo is het ook met het getuigenis van de Geest aan ons in het Woord van God. Dit brengt een eigen wijze van weten mee, dat het Woord van God de waarheid is.
Er is ook een getuigenis des Geestes tegen ons. Dit is een getuigenis tegen ons als zondaar. Dit is een vernederend maar ook een vertederend getuigenis. Het maakt ons klein voor God en bedroefd en bekommerd over onze zonde en over onze zonden. Hier staat geen mens tussen. Het is de Geest Gods, die tegen ons getuigt en ons vermaant een mishagen aan onszelf te hebben en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken. Ook dit is een blijvend getuigenis en het doet ons al dieper verstaan, wie wij voor God zijn in onszelf.
Er is meer.
Er is ook een getuigenis des Geestes tot ons. Dat is het getuigenis des Geestes omtrent het heil Gods dat in Christus Jezus ten volle geopenbaard is. De Geest Gods wil altijd de Christus Gods verheerlijken. Dat heil ligt buiten ons; het is een gave Gods, het wordt in de weg des geloofs verkregen. Dat getuigenis lokt tot het heil Gods en een volledig „amen" zeggen daarop. Dit getuigenis door het evangelie wekt grote verwachtingen van God en geeft lust en liefde om voor Hem te leven en te wandelen.
Deze getuigenissen — het is eigenlijk één getuigenis — betreft heel de gemeente en krijgt zijn toespitsing in het leven van de enkeling.
Zovelen, die door de getuigende Geest geleid worden, zijn kinderen Gods. (vrs. 14) Er kan in dit kind-zijn iets spontaans, iets vanzelfsprekends, iets kinderlijks zijn, het hoort nu eenmaal bij het kinderleven, waarover in Romeinen 8 zulke rijke zaken gezegd worden.
Bij dit veelzijdig getuigen van de Heilige Geest komt ook nog een getuigenis in ons. Die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn.
Er is rondom dit heerlijke getuigenis velerlei misverstand ontstaan die tot allerlei misvattingen aanleiding gegeven heeft. Aanleiding daartoe was dat men dit woord uitgetild heeft uit het kader, waarin het staat. De apostel spreekt hier over het kindschap der gelovigen. Zij zijn aangenomen kinderen. Zij hadden niets van het echte kind zijn. Alles hebben zij daartoe ontvangen door de Heilige Geest. Zij worden door de Geest geleid, daardoor zijn zij bevrijd van de slaafse vrees en hebben een kinderhart gekregen; die Geest heeft ook hun 'mond geopend, waardoor zij „Abba, Vader", hebben leren zeggen. Dit „Vader" zeggen doen zij niet alleen liturgisch-gemeenschappelijk, wanneer zij het Onze Vader bidden; zij doen het ook maar niet in een extatisch moment vol vervoering en hartstocht.
Zij dragen er ook dagelijks weet van dat zij aangenomen kinderen zijn, hoe onbegrijpelijk dit wonder ook is. Het is de Geest, die daar persoonlijk van in hun hart getuigt, overtuiging geeft. Dat getuigenis draagt hen in het Vader zeggen; in de kinderlijke vrees en in de kinderlijke wandel. Het is de innerlijke overtuiging door dit getuigenis toch kind, aangenomen kind te zijn. Dit getuigenis des Geestes is niet los te zien van al de voorafgaande wijzen van getuigen, waarvan wij in het bovenstaande lezen. Dit getuigenis in de gelovigen is de toespitsing er van. Daardoor weten de aangenomen kinderen de dingen die hun van God geschonken zijn.
Zij hebben dit getuigenis wel nodig omdat er zoveel is dat getuigt tegen het voorrecht dat zij mogen bezitten. Veel voorrechten van het kindschap zijn nog verborgen; het is uit de gang van hun leven veelal niet af te lezen dat zij zo hoog bevoorrecht zijn. Het tegendeel is vaak waar. Daarbij wordt door de grote vijand van Gods werk dit kindschap bestreden. Wie zijn zij; wat doen zij; wat maken zij er van in hun leven? Deze vragen zijn als zovele beschuldigingen, waarop zij geen antwoord weten. Daarom hebben zij telkens het getuigenis nodig dat het toch waar is en dat het enkel verkiezing, alleen genade en onverdiende zegen is dat zij kinderen zijn.
Daarom wekt dit getuigenis vrijmoedigheid en vreugde; het geeft rust en vrede; het versterkt het geloof en de liefde en de hoop. Het doet ook van het kindschap getuigen.
En dit getuigenis zal de kinderen Gods hier blijven vergezellen; ze hebben dat ook wel heel hard nodig dat de Geest getuigt met hun geest dat zij kinderen Gods zijn.
Het is een steun en een troost Voor de kinderen.
En voor U?

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1971

De Wekker | 8 Pagina's

Ondersteunend getuigenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1971

De Wekker | 8 Pagina's