Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schooldag 1985

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schooldag 1985

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 14 september hebben we de schooldag gehouden, ditmaal een gebeuren in een reeks van activiteiten rondom de Hogeschool van de kerken. Een week daarvoor de examens met de vergaderingen van het curatorium. In diezelfde week de academische herdenking van persoon en werk van de ontslapen hoogleraar prof. W. Kremer. Op de maandag volgende op de schooldag vond de rectoraatsoverdracht plaats in de aula van de School en intussen zijn de colleges weer begonnen en herneemt het vertrouwde ritme van de geregelde arbeid zijn recht. U zult in deze Wekker van een en ander kunnen lezen. Wie er niet geweest is kan een indruk krijgen van wat hij had kunnen meemaken. En wie er was zal zich nog weer eens in herinnering kunnen roepen de sfeer van dit grote familiegebeuren van de kerken.
De School is een geschenk van God aan de kerken. Zò hebben zij het gezien die al hun krachten hebben ingespannen om de opleiding tot stand te brengen.
Men moet daarvoor terug in de geschiedenis. En die is boeiend, omdat het een verhaal is van offerbereidheid en tegelijk van een diepgewortelde overtuiging, dat voor de opleiding tot de dienst des Woords het allerbeste niet goed genoeg is. Onze eerste voortrekkers sinds 1892 hebben zichzelf geheel voor de opleiding gegeven. En het loont de moeite om zich te verdiepen in de visie van een man als F.P.L.C. van Lingen, een man, door en door gevormd in de klassieken. Aan hém voornamelijk hebben we het te danken, dat de Christelijke Gereformeerde Kerken terstond na de kritieke jaren van 1892 niet verzeild raakten in een moeras, waarin voor een gedegen opleiding der predikanten geen plaats meer zou zijn. Naast hem stond Wisse, die bij de overtuiging van de noodzaak ook een sterke overtuiging omtrent het karakter van de opleiding had: het moest een praktische opleiding zijn, waarin het element van de persoonlijke vroomheid geenszins mocht ontbreken. Het zijn deze twee factoren die nog steeds behoren tot de grondslagen van het onderwijs in Apeldoorn. Toen voor 350 jaar de universiteit in Utrecht werd opgericht vertolkte Voetius dit ideaal met de woorden: dat de wetenschap met de vroomheid verenigd moet worden. Zij moet ermee vervoegd worden. Niet één onderdeel van de opleiding mag vreemd blijven aan de vroomheid, d.i. het leven voor Gods aangezicht in oprechtheid. Zeer bewust stellen wij ons in die traditie. En iets daarvan is ook altijd weer op een schooldag te proeven. Daarnaast zijn er enkele andere trekjes die altijd weer de mensen boeien. Dikwijls hoort men zoiets als: het is één grote familie. In ieder geval lijkt het wel een enorme ontmoeting van kennissen. En wanneer de kerk - een klein beetje ónze schooldagkerk, zoals een van de sprekers het noemde - langzamerhand gevuld is en het fraaie orgel wordt bespeeld zodat allerlei klanken in de grote ruimte zich dooreenmengen, dan ontstaat die sfeer van herkenning, die de schooldag tot iets eigens maakt.
De Grote Kerk stond ditmaal in de steigers. We zijn al, een beetje gewend aan de toestanden rond de kerk: hekken, loodsen, materiaalopslag en nog veel meer, waaruit duidelijk wordt dat de kerk grondig onder handen genomen wordt. Het gebouw stamt uit 1892, is nauw verbonden met de koninklijke familie, die het na de brand in de oude dorpskerk op déze plaats deed verrijzen: het zicht op de grote laan naar het paleis. Een kerk in steigers, toepasselijk deze gedachte over een kerk die hier het steigerwerk nooit zal kunnen ontberen. De toren is reeds grotendeels vernieuwd, de ramen krijgen een grote beurt, en ook binnen in de kerk gebeurt het een en ander. Al deze werkzaamheden aan de kerk lieten ons vrezen, dat er wellicht niet genoeg ruimte zou zijn om de bezoekers te kunnen bevatten. Vandaar een bericht vooraf in De Wekker, dat men rekening moest houden met de mogelijkheid dat de kerk aan de Canadalaan zou worden ingeschakeld. Later bleek dit niet nodig te zijn, omdat toch de gehele kerkruimte wél ter beschikking stond. Maar misschien hebben sommigen het bericht daarover niet gelezen en bleven ze daarom thuis. Het aantal bezoekers was minder dan vorige malen. Dit kon wel eens de voortzetting zijn van een tendens, die zich reeds langer tevoren aankondigde. Er komen ook aanzienlijk minder bussen naar Apeldoorn, het eigen vervoer speelt een grotere rol. De gemeenten organiseren blijkbaar niet meer zulke gemeenschappelijke uitstapjes, en het lijkt ook wel alsof de interesse van predikanten niet meer zo groot is. Een broeder schreef me daarover een brief. Het was hem opgevallen hoe weinig jongere predikanten de schooldag bezoeken. Men zag er - ik heb het zelf niet kunnen constateren - nóch van de Amersfoortse groep, nóch van de Calvijngroep, nóch van de Bewaar-het-pand-groep - veel jongere predikanten. De briefschrijver sprak daarover zijn bevreemding uit: ze zijn er toch allemaal opgeleid? Ik heb deze broeder nog niet teruggeschreven. Maar als hijzelf een trouwe Wekkerlezer is kan ik het hem nu wel zeggen, dat ik het liefst aanneem, dat onze jongere predikanten op de schooldag voor hun preken studeren, of dat ze commissierapporten lezen voor kerkelijke vergaderingen. Deze ernstige bezigheden zullen hen ongetwijfeld verhinderen om naar Apeldoorn te komen. Het wil er bij mij niet in, dat ze allemáál met hun vrouw mee moeten om inkopen te doen. Maar wat deze broeder schreef was me ook al eens door het hoofd gegaan: waarom ontbreekt bij tamelijk veel jonge predikanten de belangstelling voor de School? Laten trouwe schooldagbezoekers hen maar eens activeren. Sámen met een groot deel van de gemeente naar de Schooldag. Twee dagen eerder aan de preek beginnen. Het commissierapport even laten liggen en als het moet de boodschappen wat eerder in huis om samen met vrouw en gemeente naar Apeldoorn te trekken!
Een fraai orgel staat er in de Grote Kerk. De liefhebber weet, dat het een Bätz-Witte-orgel is, gebouwd in 1896, gerestaureerd en uitgebreid in 1976. Een derde klavier werd toegevoegd aan het zo karakteristieke instrument, dat jammer genoeg een beetje weggebouwd staat. De klank is kenmerkend voor het werk van de Utrechtse orgelbouwtraditie: warm, harmonisch, geschikt voor Franse muziek, maar dat niet alleen, omdat het derde klavier een ander, meer barok karakter kreeg. Maar wat vermoei ik de lezer met deze gegevens! Het orgel werd op kundige wijze bespeeld door de heer M. Groen, theol. kand. Het is een plezier om er op te spelen. En het is blijkens de manier waarop men zingt, ook goed om er bij te zingen.
En nu het toch over muziek gaat, er was ditmaal een groot koor, samengesteld uit zangverenigingen uit 's-Gravenzande (De Lofzang) en Maassluis (Looft den Heere). Tijdens de samenkomst heeft het koor zich twee maal in verschillende stukken laten horen. Op een passende manier werd zo bijgedragen aan het slagen van de dag.
Om 10.30 uur opende de rector, prof. dr. J. van Genderen de bijeenkomst met een kort welkomstwoord, we zongen drie verzen uit Ps. 111. De Schriftlezing vroeg onze aandacht voor een gedeelte uit Hebr. 11 en het begin van Hebr. 12. Mededelingen volgden over de gang van zaken aan de School, de uitslag van de examens, het aantal studenten (80 in de kandidaatsfase en 70 in de doctoraalfase). Woorden van dankbare herdenking werden gesproken in verband met het overlijden van prof. Kremer. Zijn betekenis werd kort geschetst. Ook werd het sterven van ds. B. van de Berg herdacht, die op de leeftijd van 33 jaar werd weggenomen, liever: opgenomen in Gods heerlijkheid, die hij uit genade voor zich bereid wist. Tot het laatst toe deed hij actief mee aan het werk van een doctoraalgroep kerkgeschiedenis. Ook het overlijden van ds. W. Heerma werd vermeld, die de School als curator gediend heeft. Een grote wolk van getuigen hebben we rondom ons. Zij hebben de strijd volbracht. En zij houden ook ons in het oog. Maar óns oog mag vooral gericht zijn op de grote Leidsman en Voleinder van het geloof, de Here Jezus Christus.
Na het zingen van Ps. 27:7 hield ds. B. de Graaf te Zierikzee zijn toespraak over: Hij zal u in al de waarheid leiden. Helder en klaar was zijn gedachtengang die wij hier in een samenvatting laten volgen.

Hij zal u in alle waarheid leiden
(samenvatting B. de Graaf)

Het gebeurde de afgelopen zomer, dat we met een groep vakantiegangers voor een mooi gebouw stonden, ergens in Zwitserland. Het stond vlak bij de kathedraal en het bleek het bisschoppelijk paleis te zijn. Toen we met een paar mensen naar binnen gingen, ontmoetten we daar een oude kloosterzuster. Ze vertelde ons, dat het paleis niet te bezichtigen was. Maar omdat we zo belangstellend waren, wilde ze onze groep er wel iets van laten zien. En toen ging ze ons voor van het ene vertrek in het andere. Het was in één woord fantastisch! Marmeren vloeren, kostbare schilderijen, prachtig bewerkte plafonds. We vielen van de ene verbazing in de andere. En toen we later weer buiten stonden en opnieuw naar het gebouw keken, was het totaal anders: we waren binnen geweest, we hadden met eigen ogen gezien hoe mooi het was. Nu begrepen we de beschrijving in de reisgids pas goed: „een uniek gebouw".
Daaraan moet ik terugdenken, nu deze woorden van de Heere Jezus onze aandacht vragen. Wij mensen staan zo vaak vol ontzag te kijken voor dat prachtige gebouw van de waarheid, dat vele schatten bevat: dat God Zijn Zoon in deze wereld gezonden heeft, dat Zijn bloed reinigt van alle zonden, dat de Heere mensen te sterk wordt en ze roept uit de duisternis, dat er een wedergeboorte is, een bekering. Maar een echt wónder wordt het pas, als ik persoonlijk dat gebouw wordt binnengeleid. Als ik het zelf mag ondervinden, dat God naar zondaren omziet en genade bewijst.
Wij belijden allen de waarheid, maar zijn we dat gebouw van de waarheid al binnen geleid? En dat kan nu. Dat mag nu. Met dat doel is de Heilige Geest nu gezonden door de Vader en de Zoon. Hij is DE GIDS Die vanuit de waarheid op ons afkomt en die ons binnen wil leiden in wat we belijden. De Heere Jezus heeft dat aan Zijn discipelen beloofd, vlak voor Zijn afscheid. Hij moest Zijn goddelijk onderwijs beëindigen terwijl deze discipelen nog lang niet volleerd waren. Wat dachten ze nog aards, vleselijk. Wat begrepen ze nog weinig van het hoe en het waarom van Jezus' lijden en sterven. Wat waren ze er nog blind voor, dat dat moest omdat zij vanwege hun zonden verloren lagen. Nog maar pas hiervoor waren ze bezig met de vraag wie van hen de meeste zou zijn. „Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen" (Joh. 16:12). Maar wat Hij tijdens Zijn aardse leven niet kon voltooien, zal Hij nu door de Geest doen. „Hij zal u in alle waarheid leiden" (Joh. 16:13).
Wat een belofte voor de kerk op aarde, ook voor ons. In al de waarheid. Ook in die dingen die voor mij te hoog of te diep zijn. Heeft u geen dingen waarmee u worstelt? Die u zo moeilijk vindt om te verstaan? Wat zijn er b.v. een mensen die worstelen met het leerstuk van de verkiezing. Zij willen er liever niet van horen, met het gevolg dat de hoogte en diepte van Gods ontferming gesloten blijven. Wat vinden sommigen het moeilijk om de totale verdorvenheid van de mens te erkennen. Ze willen niet kijken in die put van modderig slijk. Erkennen dat ik dat ben? Erkennen, dat ik midden in de dood lig? Neen, dat kan ik niet. Met het gevolg, dat de verlossing niet een echt wonder wordt.
Anderen hebben moeite met het punt van de rechtvaardigmaking. Die grote vraag van Luther - „hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God?" - is een verlammende vraag, die ons neerdrukt. En hoevelen worstelen niet met de vragen van de toekomst? Zal dat wel kunnen, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? Hoe zal het zijn als ik straks zelf ga sterven?
Maar de Heilige Geest leidt Gods volk in alle waarheid. Ook in dat wat voor mij te hoog of te diep is. Hij neemt mij bij de hand en helpt me over de drempel heen, onwederstandelijk. Hij leidt me naar die dingen die ik moet leren kennen. Hij opent deuren van de waarheid, die ikzelf dicht zou willen laten. Hij dwingt me op de knieën op die plaatsen, waar ik te snel zou door lopen. En zo komt een mens in de verwondering.
En weet u hoe de Geest daarbij te werk gaat? Even verder zegt Jezus: „Die zal Mij verheerlijken". Verheerlijken, dat is heerlijk en begeerlijk voorstellen. Zoals een winkelier een artikel voor in de etalage zet met van alle kanten het licht erop gericht, zodat direct de aandacht en de begeerte van het publiek getrokken wordt, zó doet de H. Geest. Hij laat Christus schitteren. In alle kamers van de waarheid richt Hij de aandacht van een zondaar op Hem en op Zijn werk. Zo doet Hij dat bij de uitverkiezing. Wat is die kamer van de waarheid soms donker. Zou ik er wel bij zijn? Maar dan laat de H. Geest de lichten aanflitsen en ik krijg Christus te zien, de bereidwillige Borg. Ik zie Zijn bloed vloeien, zo overvloedig gestort over zondaren. Ja, Zijn volk is uitverkoren in Christus. Wat kan dat dit hele leerstuk voor me openen, als Hij verheerlijkt wordt. Zo doet Hij bij alle onderdelen van de waarheid. Bij de rechtvaardigmaking, bij het erkennen van de eigen verlorenheid, in het stuk van de bekering, van de heiligmaking, bij de vragen omtrent de laatste dingen van mijn leven.
Dan krijg ik Hem te zien in al Zijn schoonheid, in al Zijn bereidwilligheid om zondaren zalig te maken, in al Zijn liefde voor dat wat verloren ligt.
Hoeveel vragen dan nog overblijven, maar dan kán ik bij tijden en ogenblikken met Paulus meejubelen: „Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus" (Rom. 5:1). Want dan zie ik niet alleen meer mezelf en alles wat bij mij voor eeuwig tekort is, maar Hem Die meer is en Die alles volbracht heeft. Wat een heerlijk voorrecht om zo „ingeleid" te worden door de Geest. Hoe anders wordt je leven dan en hoe anders spreek je dan over de waarheid. Petrus b.v. had het aanvankelijk zo moeilijk om Jezus' lijden en sterven te accepteren. Hij verzette zich ertegen, omdat hij nog niet tenvolle was ontdekt aan zijn schuld die verzoend moest worden. Maar later schrijft Hij in zijn brief over het „dierbare bloed van Christus". Dan is het voor hem de grootste schat geworden. Eerst streed hij alleen maar voor de waarheid, maar later mocht hij die verstaan met zijn hart. Dan spreekt hij met zijn hart. Dan spreekt hij bevindelijk, uit eigen ervaring. Dan spreekt hij als een „ingeleide".
Hij zal u in alle waarheid leiden. Onder deze belofte mag het nieuwe kursusjaar in Apeldoorn beginnen en mogen wij allen in de gemeente met de waarheid van Gods Woord bezig zijn.
Bedroef de H. Geest niet. Het is niet Zijn schuld, als straks iemand verloren gaat met het gebouw van de waarheid voor ogen. Hij wil dat heerlijke werk nog doen ook in uw en jouw leven. Laten we oppassen voor geestelijke „monumentenzorg". Dat we er genoeg aan hebben, dat het gebouw van de waarheid er staat en we er misschien nog veel activiteiten voor ontplooien ook. Maar nooit persoonlijk te zijn ingeleid . .
Laten we een kerk zijn, die het gebouw van de waarheid in alle punten intact houdt. Maar laten we bovenal een kerk mogen zijn van „ingeleiden door de H. Geest". Want zo'n kerk is een stad op een berg en een licht op de kandelaar.
Zo'n kerk heeft een Woord voor de wereld en zal ook anderen nog jaloers maken.
Zo gaat de Geest door met dit bijz. werk, totdat Gods kerk eenmaal bijeenvergaderd is en ze altijd de waarheid zal mogen bezingen: „Hem Die op de troon zit en het Lam zij de dankzegging, en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid". (Opb. 5:13)

Nadat de koren zich hadden laten horen was het woord aan het Comité Vrouwenactie Bibliotheek Theologische Hogeschool. Altijd weer is het een moment, waarnaar we met grote nieuwsgierigheid uitzien. Mevr. M. Biesma-Evendijk beklom „naar de beurt van haar dagorde" de preekstoel en zij deelde op een originele manier mee wat de opbrengst was van de activiteiten die men in heel het land ontwikkeld heeft ten behoeve van de Hogeschool en vooral voor de bibliotheek. Twee enveloppen werden overhandigd. Eén voor de boeken: ƒ 75.000,- en één voor een doel dat „aan de bibliotheek verwant is", nog eens ƒ 70.000,- Men moet zich indenken wat dit betekent. Hoe vele kilometers zijn daarvoor afgelegd, hoe veel tijd is daaraan besteed, hoe veel liefde is daarin geïnvesteerd. In weer en wind, misschien het gehele jaar door, óf in een actie van enkele weken de som bijeengebracht uit heel de kerk! Ook uit alle kerken? Nu, het kunnen er slechts weinige zijn die met deze actie niet meedoen. Maar wanneer ze er zijn, laten ze zich dan scharen in deze rij van zusters, bij wie de liefde werkzaam is voor de school.
Een spontaan applaus klonk op, toen prof. Van Genderen de enveloppes in ontvangst mocht nemen. Hij „weerhield zijn handen niet om dit geschenk in ontvangst te nemen". Mevr. Biesma wees op de betekenis van het werk, maar zij herinnerde ook aan Luther, die de unieke betekenis van de bijbel als enige boek onderstreepte. Alle onderzoek moet gericht zijn op de Schriften. Inderdaad heeft de actie van de vrouwen grote resultaten gehad. Indertijd opgezet door ds. en mevr. Van der Zaal gaat het werk door en iedere bezoeker van de schooldag kan zien wat zich thans in de bibliotheek bevindt. Deze is er voor de studenten en hoogleraren, maar zij is er ook voor ieder in onze kerken die er gebruik van wil maken.
Nadat ds. B. de Graaf de morgenbijeenkomst met gebed had gesloten brak de pauze aan. Menigeen heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om oude kennismakingen te hernieuwen, nieuwe vrienden op te doen aan een gemeenschappelijke maaltijd en ook om een bezoek te brengen aan de school. Ook jonge gezinnen waren er, die hun kinderen hadden ondergebracht in de crèche, een goed idee, waardoor ook zij in staat zijn naar Apeldoorn te komen.
De middagbijeenkomst werd geopend door ds. H. van der Schaaf, assessor van het curatorium. Hij herinnerde in zijn korte, krachtige toespraak aan de opdracht van de kerk om te bewaren hetgeen haar is toevertrouwd. Dit „depositum" bestaat in het evangelie zelf, de boodschap van de genade. En wij mogen dit „pand" niet zoeken in allerlei zaken die met het oog op de eeuwigheid van minder betekenis zijn. Het koor liet opnieuw van zich horen. Daarna vermeldde het program een toespraak over: Moet de Schrift vergeestelijkt worden?

Moet de Schrift vergeestelijkt worden?
(weergave prof. Oosterhoff)

Volgens de gewoonte dat op de schooldag een van de hoogleraren iets vertelt uit een van de vakken waarin hij aan de Hogeschool onderwijs geeft was het dit maal weer de beurt aan prof. Oosterhoff. Hij stelde een vraag aan de orde, die aandacht krijgt in het vak Hermeneutiek, namelijk of de Schrift vergeestelijkt moet worden.
Hermeneutiek is het theologische vak waarin men bezig is met de vraag hoe de Schrift moet worden uitgelegd. De naam van het vak is ontleend aan een Grieks woord dat ook enkele malen voorkomt in het Griekse Nieuwe Testament. Zo bv. in Joh. 1:43. Daar lezen we dat Jezus tegen Simon, de broer van Andreas, die Hij beiden tot zijn discipelen uitkiest, zegt dat hij voortaan Cephas zal heten. En dan staat er bij dat dit vertaald wil zeggen Petrus. Voor dat woord „vertaald" staat er dan in het Grieks een vorm van een Grieks werkwoord „hermeneuein", dat „vertalen", „vertolken" betekent. Voor de Griekse lezers van het Nieuwe Testament moet de naam Cephas vertaald worden. Cephas staat in verband met een Aramees woord, dat „rots" betekent. Toen Jezus op aarde was sprak men in Palestina Aramees. Voor de Griekse lezers wordt dan de naam vertaald in Petrus naar aanleiding van het Griekse woord voor „rots", namelijk „petra". Voor ons moet het dan nog weer in het Nederlands worden vertaald, bv. door „rotsman". Later wordt duidelijk dat die naam in verband staat met de belijdenis, die Petrus uitspreekt aangaande Jezus, dat Hij is de Christus, de Zoon van de levende God. Op die belijdenis staat Christus' kerk als op een onwankelbare rots gefundeerd. Die rots is niet Petrus, maar zijn belijdenis dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, de enige waarachtige Heiland en Zaligmaker. Met Hem en de belijdenis van Petrus aangaande Hem staat en valt de kerk van Christus (Matth. 16:13vv.).
Uit dit alles blijkt dat de naam Cephas niet alleen vertaald moet worden, maar dat er ook nog een uitleg bij hoort.
Dat geldt van heel de bijbel. Omdat de bijbel tot ons gekomen is in voor ons vreemde talen, het Oude Testament in het Hebreeuws en het Nieuwe Testament in het Grieks, zal hij voor ons Nederlanders, willen we iets daarvan verstaan, vertaald moeten worden in begrijpelijk Nederlands. Maar dat is nog niet genoeg. De Schrift moet ook worden uitgelegd, verklaard. Daarvan lezen we ook al in de bijbel zelf.
Zo legde Ezra met zijn medewerkers het volk de wet des Heren uit (Neh. 8:9). Filippus legde de kamerling Jes. 53 uit en predikte hem Jezus (Hand. 8). Jezus zelf legde de Emmaüsgangers de Schriften uit (Luc. 24:27). Hij opende voor hen de Schriften (vs. 32).
Met het vertalen en uitleggen van de Schrift en vooral met de vraag hoe dat moet geschieden zijn theologen bezig in het vak Hermeneutiek, een naam dus die ontleend is aan het Griekse woord „hermeneuein". Er wordt in de theologie vaak gebruik gemaakt van woorden die ontleend zijn aan het Latijn of aan het Grieks.
Het is geen eenvoudig werk om de Schrift te vertalen en te verklaren. In de Hermeneutiek is men daarmee bezig. Niet met het vertalen en verklaren zelf. Dat gebeurt in het vak Exegese. Ook weer een woord van Griekse herkomst, dat eigenlijk betekent iemand de weg wijzen. In de Exegese is men bezig met de tekst zelf. Men tracht die te verstaan vanuit de Hebreeuwse of Griekse woorden en in verband met het geheel waartoe de tekst behoort. Maar wie bezig is met de Exegese stuit op allerlei vragen en moeilijkheden. Hoe moet je teksten uitleggen? En moet je alle teksten op dezelfde manier uitleggen? Moet je bijvoorbeeld historische teksten op dezelfde wijze uitleggen als een profetische tekst. En moet je historische teksten op dezelfde wijze uitleggen als wat in de moderne geschiedeniswetenschap onder een historische tekst wordt verstaan? Of heeft de bijbel een eigen historiebeschrijving, die een eigen uitleg en verstaan vereist? En hoe moet een profetische tekst worden uitgelegd? Daaromtrent bestaan heel wat verschillende opvattingen. En moet proza op dezelfde wijze worden verstaan als poëzie of is daar ook nog weer verschil tussen? En hoe moet je een gelijkenis uitleggen? En dat zijn nog niet eens alle vragen die bij de uitleg van de bijbel naar voren komen. Al dit soort vragen worden bezien in het vak Hermeneutiek. Dan ben je aan de eigenlijke exegese, de uitleg, nog niet eens toe. In het vak Hermeneutiek zijn allerlei vragen verzameld, die bij de exegese aan de orde komen. Een heel belangrijke kwestie is ook de verhouding van Oud en Nieuw Testament. Jezus legt de geschriften van het O.T. uit in verband met zichzelf. Dat doen ook de apostelen en Filippus in navolging van Jezus. Paulus zegt dat het O.T. spreekt van de heerlijkheid van Christus (2 Kor. 3:14vv). Jezus zegt dat het O.T. van Hem getuigt (Joh. 5:39). Dan komt de vraag naar boven wat dit aan consequentie heeft voor de uitleg van de Schrift.
Van principiële betekenis voor de uitleg van de bijbel is vooral dat hij een geestelijk boek is. Dat betekent niet dat het in de bijbel alleen maar gaat over het zieleleven van de mens. De totale mens komt daarin ter sprake, naar ziel en lichaam beide en in al zijn relaties tot God, tot de medemens en tot heel de schepping. De bijbel is ook niet een soort mystiek boek met diepzinnige op de menselijke geest betrekking hebbende of voor het verstand verborgen uitspraken. Als we zeggen dat de bijbel een geestelijk boek is staat dat niet in tegenstelling met stoffelijk of lichamelijk, maar, zoals Paulus dat doet in 1 Kor. 2, tegenover menselijk en wat uit de mens is. Paulus spreekt van menselijke wijsheid en een wijsheid, die uit de Geest is (vs. 13). De bijbel is niet een louter menselijk boek al spreken daarin mensen tot ons en gaat het er over mensen.
Er zijn bijbeluitleggers, die niet verder komen dan de menselijke kant van de bijbel. Dan komt men niet verder dan trachten te verstaan wat mensen in de bijbel zeggen. Misschien gelovige mensen maar toch niet meer dan dat. Men kan uit de bijbel nagaan hoe mensen in de oudheid leefden, dachten en uitspraken deden.
Men kan er de geschiedenis van mensen uit trachten te verstaan, van Israëlieten, Babyloniërs en Assyriërs en anderszins. Men kan op puur menselijke wijze de bijbelse psalmen vergelijken met psalmen uit de oudheid, zoals ons die o.a. van Babyloniërs en Kanaänieten zijn overgeleverd. Men onderzoekt wat de opvattingen van profeten zijn geweest. Maar men gaat aan het wezenlijke van de bijbel voorbij, namelijk dat hij een geestelijk boek is. Dat wil zeggen het boek van de Heilige Geest en dat God door zijn Geest daarin spreekt tot op de dag van vandaag. En dat die bijbel een boodschap voor ons heeft ook nu.
In de bijbel spreken mensen, gedreven door de Heilige Geest (2 Petr. 1:21). We zullen daarom de bijbel moeten trachten te verstaan tot op het woord van de Geest en tot op Jezus Christus, van wie de bijbel door de Geest getuigt en tot op God de Vader, van wie de Zoon en de Geest uitgaan. De bijbel is een geestelijk boek en Paulus zegt terecht dat het geestelijke geestelijk moet worden verstaan (1 Kor. 2:13). En de Geest wil ons doen verstaan wat ons door God in genade geschonken is (vs. 12). Daar gaat het dus ten diepste om in de bijbel. Dat wil zeggen dat we daaruit behoren te verstaan Gods grote liefde tot zondaren, zijn onuitsprekelijke genade, zijn heilsboodschap aan ons, zijn verbond, dat hij sluit met mensen, de gave van zijn Zoon Jezus Christus, de heilsweldaden die deze voor zijn volk verworven heeft, het toepassende en vernieuwende werk van de Heilige Geest, het uitzicht op een toekomst, door Christus ontsloten. We zijn er niet klaar mee als we de menselijke kant van de bijbel hebben verstaan. Het gaat om de geestelijke boodschap door de Geest van God.
Dat te verstaan moet ten diepste de bedoeling zijn van de uitleg van de Schrift.
De Schrift wil geestelijk verstaan worden. De bijbel is een geestelijk boek.
Dat betekent dat wij niet de Schrift moeten vergeestelijken. De Schrift is geestelijk van zichzelf. Zij moet verstaan worden naar de mening van de Geest.
Toch zie je telkens weer mensen bezig met het vergeestelijken van de Schrift. Men meent de Schrift een geestelijke zin te moeten geven, vooral die gedeelten in de bijbel die op het eerste gezicht zo weinig geestelijk schijnen. Te denken valt aan Gen. 24 waar verhaald wordt dat Abraham zijn knecht er op uitstuurt een vrouw voor Izaäk te zoeken. Dat wordt dan een prediking van God, de Vader, die zijn dienaren, de verkondigers van zijn Woord uitzendt om een bruidkerk voor Christus te werven. Abraham wordt dan beeld van God, Izaäk van Christus, Rebecca van de kerk. De kameel, waarop Rebecca tot Izaäk komt is de wet als tuchtmeester tot Christus, de twee bulten de twee tafelen van de wet en dat Rebecca afstijgt van de kameel prediking daarvan dat de mens van het zalig worden door de verdiensten van de wet moet afzien om Christus toe te vallen. De kerkvaders waren in zulke uitleg nog al sterk. De geitebokvelletjes waarmee Rebecca Jacob bekleedt (Gen. 27:16) worden beeld van de borggerechtigheid van Christus, waarmee de zondaar moet worden bekleedt. De bontgeschilde takken, die Jacob legt in de drinkbakken van de schapen, opdat er gestreepte en gevlekte jongen zouden worden geboren (Gen. 30:37vv.), betekenen de lijdende Christus aan wie zijn schapen in lijden en verheerlijking moeten gelijkvormig worden. Het hout waarmee het water in Mara verandert van zout in zoet (Ex. 16:25) predikt het kruishout van Christus, waardoor zondaren worden vernieuwd. Het verlangen van David te mogen drinken uit de put van Bethlehem (2 Sam. 23:16) wijst heen naar het verlangen van de ziel om te mogen drinken uit de bron van levend water die in de in Bethlehem geboren Christus ontsprongen is. Het boek Hooglied, dat de liefde tussen twee geliefden bezingt, wordt woord voor woord vergeestelijkt met het oog op Christus en zijn bruidkerk. Er zijn van zulk vergeestelijken tal van voorbeelden te geven. Het gebeurt met de beste bedoeling. Maar het is niet het verstaan van de mening van de Geest. Niet wij moeten de Schrift een geestelijke zin geven. En dat gebeurt in werkelijkheid. Wel moet Christus ook uit het O.T., verstaan en verkondigd worden. Maar men mag Christus niet op een zodanige wijze indragen in het O.T. dat Oud en Nieuw Testament identiek worden. Wat in het Nieuwe Testament wordt geopenbaard zou in verborgen zin reeds in het O.T. aanwezig zijn. Dan vergeet men dat er een geschiedenis van de Godsopenbaring is en dat God alles niet op één maal heeft geopenbaard. Stellig moet het Oude Testament door ons vanuit het Nieuwe Testament gelezen worden. Paulus spreekt daarover in 2 Kor. 3. Maar niet zó dat Oud en Nieuw Testament hetzelfde zijn.
We krijgen dan geen uitlegkunde maar inlegkunde en staat de deur open voor een eigenmachtige uitleg van de Schrift waar Petrus voor waarschuwt in 2 Petr. 1:20. De reformatoren hebben daarom tegen het vergeestelijken van de Schrift gewaarschuwd en waar dit gebeurde fel geprotesteerd. Vooral Calvijn heeft dit heel sterk gedaan. Hij noemt vergeestelijken zelfs een uitvinding van de duivel om het gezag van de Schrift te krenken. Van hem is ook de uitspraak: Laat ons de verdichte uitleggingen, die van de letterlijke zin afleiden, niet alleen als twijfelachtig verwerpen, maar als verderfelijke vervalsingen manmoedig verwerpen.
We moeten met name in het Oude Testament voortdurend nagaan welke plaats een bepaald gebeuren heeft in de geschiedenis van Gods openbaring. En dan gaat het in Gen. 24 niet op een verborgen wijze over Christus en zijn bruidkerk. Nog minder over wet en evangelie. We zien in het huwelijk van Izaäk en Rebecca de God des verbonds bezig zijn belofte te vervullen dat in Izaäk het nageslacht van Abraham zal gezegend worden om volk van Gods verbond te zijn. Uiteindelijk gaat het om de komst van Christus in wie alle volken der aarde zullen gezegend worden en in die zin kunnen we het huwelijk van Izaäk met Hem in verband zien. En we kunnen zeggen dat God als de God van het verbond ook nu nog in zijn kerk door het huwelijk de lijn van zijn verbond met de gelovigen en hun zaad wil voortzetten om een gemeente van Christus te vormen en in stand te houden, welk hoog beginsel jongens en meisjes mogen en moeten bedenken bij het aangaan van een huwelijk en waarmee ook de kerkelijke bevestiging van het huwelijk in verband staat.
En de geschiedenis van Jacob laat ons steeds weer zien de zondige mens ook met al zijn trucjes en slimmigheden en daartegenover Gods genade, die met zondige mensen doorgaat zijn belofte te vervullen en Hem om zijn genade leert smeken (Hos. 12:5). In 2 Sam. 23:8vv, waar namen en feiten van Davids helden worden vermeld, blijkt hij niet te zijn de messiaanse koning waarvan is gesproken in de vss. 1 - 7. Wel staat David geheel in het middelpunt en wordt duidelijk wat de zijnen allemaal voor hem hebben over gehad en hebben gedaan. Nog duidelijker komt dit uit in het boek Kronieken. De schrijver van Kronieken ziet in David een beeld van de messias, waarom hij ook alle zondige daden van David weglaat, want daarin is David geen beeld van hem. David wordt zó getekend dat we in hem iets van de messias kunnen zien. Dit in de lijn van Hosea en Ezechiël bij wie de messias zonder meer de nieuwe David is (Hos. 3:5; Ezech. 37:24). In Kronieken krijgt de vermelding van Davids helden dan ook een andere plaats. Niet aan het eind van het boek als in Samuel, maar aan het begin, direct nadat is meegedeeld dat David koning in Jeruzalem geworden is. Zij zijn als het ware Davids eerste toegewijden. Het beeld van Jezus en zijn discipelen doemt op. In dat licht zullen we dan ook het verhaal moeten zien van Davids verlangen om te drinken uit de put van Bethlehem op het moment dat Bethlehem door de Filistijnen is bezet. Er blijkt uit de toewijding van zijn helden, zelfs om hun leven voor hun koning te geven, terwijl bij David, die het gehaalde water niet wil drinken, blijkt de eerbied voor het leven van zijn mensen. Het is alsof de schrijver van Kronieken wil oproepen de messias te verwachten en dan ook zo voor hem klaar te staan als de helden van David deden voor hem.
Het boek Hooglied leert ons dat er echte zuivere liefde kan zijn tussen mensen als gave en afstraling van de liefde van God. En dat de nieuw - testamentische gemeente daarin een prediking ziet van de liefde van Christus en de wederliefde waartoe Hij de zijnen opwekt is begrijpelijk in het licht van Paulus' woord als deze het huwelijk een geheimenis noemt met het oog op Christus en zijn gemeente (Ef. 5:32). Dat is wat anders dan vergeestelijken.
De Schrift moet geestelijk worden verstaan. Dat wil zeggen als boodschap van de Geest. Dat is een van de moeilijkste vragen waarmee de hermeneutiek behoort bezig te zijn. En zij doet dat in dienst van de prediking. Want in de prediking moet het Woord van God als boodschap van de Geest aangaande Gods bedoeling omtrent Jezus Christus verkondigd worden.
Wat daarbij vooral nodig is is het licht en de leiding van de Geest. Want wie kent de zin van God gelijk de Geest van God die kent (1 Kor. 2:11 )?

Na deze toespraak, die met grote aandacht werd gevolgd zongen we uit ps. 33 waarna ds. P.N. Ribbers zijn slotwoord sprak. Hij is nu de president-curator, d.w.z. de voorzitter van de vergaderingen van het curatorium. Hij las het gedeelte uit Philip. waarin sprake is van de droefheid van Paulus over hen die vijanden zijn van het kruis van Christus. Zulk een bewogenheid moet ook ons kenmerken, immers Paulus zegt deze dingen onder tranen, wenende zoals er staat. Dan moet het wel tot een breuk komen, wanneer er sprake is van een vijandschap tegen het kruis van Christus. Dan moet het, omdat het niet anders kan. Maar eerder mag het niet tot een breuk komen tussen broeders. Hier is het grote punt waar de dingen wáár worden, bij het kruis.

Ds. Van der Schaaf had in zijn gebed vóór de middagbijeenkomst alle arbeid van en in verband met de School aan de HERE toevertrouwd. Ds. Ribbers sprak woorden van dank aan allen die met de organisatie van de dag zich hadden belast en die er druk mee waren geweest. Na zijn dankgebed zongen we nog twee verzen uit ps. 146. En daarmee behoorde deze dag tot het verleden.
Er is geen betere karakterisering ervan te geven dan die we een paar keer hoorden: een mooie dag!
Wat is mooi in de kerk? Je kunt ook vragen: wat is níet mooi in de kerk? Is Sion niet de volkomenheid der schoonheid? In de diepste zin: zó mooi! Niet in die vlakke, in die oppervlakkige zin, waarin wij zeggen: mooi geweest. Maar in die betekenis, waarin de schoonheid van de realiteiten der genade ons voor ogen komen. En hoort de broederlijke samenkomst daar niet bij? Nu, dat was er. En daarom een dag om dankbaar voor te zijn.
Er is ook gecollecteerd. Bijna zevenduizend gulden. Dat is bijbels gezien ook een mooi getal. Maar omdat dit symbolisch is zou het dezelfde schoonheid behouden, wanneer het er boven uitkwam en dat zal met de nagiften zeker nog wel gebeuren. Ook daarvoor mogen we dankbaar zijn.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1985

De Wekker | 12 Pagina's

Schooldag 1985

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1985

De Wekker | 12 Pagina's