Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Habermas en Ratzinger over rede en religie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Habermas en Ratzinger over rede en religie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jürgen Habermas & Joseph Ratzinger
Dialectiek van de secularisering

Over rede en religie
Kampen/Kapellen: Klement/Pelckmans 2009
86 pagina’s
ISBN 9789086870486

Jürgen Habermas
Geloven en weten en andere politieke essays

Amsterdam: Boom 2009
239 pagina’s
ISBN 9789085066552

Op 19 januari 2004 vond er aan de katholieke academie te München in besloten kring een discussie plaats tussen twee mannen die men gerust als twee uitersten kan beschouwen: de Verlichtingsfilosoof Jürgen Habermas en de – toenmalige – ‘ijzeren kardinaal’ Joseph Ratzinger. Ondanks hun fundamenteel verschillende wereldbeschouwingen kwamen de beide Duitse intellectuelen opvallend dicht tot elkaar. Tot ongenoegen van diverse atheïsten uitte Habermas zich opmerkelijk positief over het betekenispotentieel van religie. Ratzinger op zijn beurt ging enkele belangrijke stappen mee in het denken van de Verlichting en liet klaarblijkelijk zelfs de Aristotelisch-Thomistische opvatting van de redelijke natuur en het daaruit afgeleide natuurrecht achter zich. De bijdragen van de twee generatiegenoten zijn gebundeld en vertaald in het boekje Dialectiek van de secularisering (2009). Het is een belangrijk document van een van de meest invloedrijke Duitse filosofen van dit moment en van de huidige leider van de Rooms-katholieke Kerk, Paus Benedictus XVI.
Het debat draait om de vraag wat de voorpolitieke, morele grondslagen zijn van de op vrijheid gerichte democratische rechtsstaat. Op de achtergrond spelen de terroristische aanslagen van 11 september 2001 een belangrijke rol. Ratzinger waarschuwt in die context tegen de “pathologieën in de religie”. Daarvoor is het zuiverende, goddelijke licht van de rede nodig. Hij waarschuwt echter evenzeer tegen de “pathologieën van de rede”. Vanwege haar hubris is een religieuze begrenzing onmisbaar. Het is in het onderkennen van de pathologieën van het Verlichtingsdenken, zoals die zich bijvoorbeeld kunnen uiten in gentechnologie, dat Habermas en Ratzinger elkaar de hand kunnen schudden. Ook in het erkennen van het belang van religieuze, morele intuïties in het publieke debat kunnen ze elkaar vinden. Volgens beiden is het van belang dat gelovigen en ongelovigen de dialoog aangaan. Beide groepen kunnen van elkaar leren. De seculiere rede is een onvoldoende grondslag voor de democratische rechtsstaat, terwijl religie zonder rede blind is.
Niet dat de ‘religieus onmuzikale’ Habermas gelovig is geworden. Hij blijft een progressieve, kritische filosoof die het project van de Verlichting een warm hart toedraagt: een mondiale samenleving gekenmerkt door vrijheid, gelijkheid en solidariteit, democratie, constitutionalisme, een mondiale rechtsorde en een ‘wereldintrapolitiek’. Alleen schrikt hij, in de woorden van een journalist, van “de kilte in de onttoverde maatschappij”. De morele geldigheid van juridische en politieke normen blijft voor Habermas afhankelijk van de door hem in de jaren ’70 ontwikkelde discourstheorie van de machtsvrije, open, publieke en redelijke dialoog. Deze postmetafysische filosofie krijgt echter een iets andere inkleuring in wat Habermas een post-seculiere samenleving noemt, een samenleving die te midden van een seculiere omgeving opnieuw belangrijke religieuze gemeenschappen kent. In een dergelijke samenleving mag religie niet onder het mom van een neutrale overheid uit het publieke debat worden gestoten.
Volgens Ratzinger kan macht (politiek of biomedisch) evenmin als vrijheid zonder recht.
“Vrijheid zonder recht is anarchie en daarom de vernietiging van de vrijheid.” (66) Democratie is de meest gepaste politieke ordening, maar een democratische meerderheid kan nog altijd onrechtvaardig zijn. “Het meerderheidsprincipe laat nog altijd de vraag naar de ethische grondslagen van de wet open.” (67) In de mensenrechten is een bron van recht gevonden die zich onttrekt aan meerderheidsvorming. De evidentie van de onderliggende waarden is echter voortdurend aan discussie onderhevig. Vandaag de dag moet het recht niet alleen redelijk zijn, maar ook universeel en intercultureel, overigens zonder tot de utopie van een wereldethos te vervallen.
Voor Ratzinger, die promoveerde op Augustinus, is het crede ut intelligas (geloof om te begrijpen) altijd een drijvende kracht geweest in zijn werk. De redelijkheid moet niet uit de religie worden gestoten. Ratzinger verdedigt de rede tegenover een Kantiaans- protestants denken dat de rede terzijde meent te moeten schuiven wanneer het op geloven aankomt. De religie moet evenmin uit de wetenschap worden gestoten. Ratzinger verdedigt de rede evenzeer tegenover de vermeende kampioenen van de rede: de filosofen van de Verlichting. Zij hebben de rede namelijk ontdaan van haar religieuze element en er een kille calculator van gemaakt.
Religie en rede moeten samen optrekken, als twee vleugels waarmee de menselijke geest zich verheft om de waarheid te aanschouwen – men leze de encycliek Fides et Ratio van Benedictus’ voorganger. In zijn Regensburger rede (2006), vooral berucht geworden door een zijdelings citaat over de islam, borduurde Ratzinger op dit thema voort. De rede moet “haar zelfopgelegde (sciëntistische) beperkingen overwinnen” om zodoende “haar hele reikwijdte te ontsluiten.” (par. 15-16)
Met de recente opvattingen van Habermas kan uitgebreider kennis worden gemaakt in de bundel Geloven en weten (2009). De titel van de bundel kan de lezer op het verkeerde been zetten, als zou het gaan om essays die zich vooral op het terrein van de godsdienstfilosofie bewegen. De ondertitel doet meer recht aan de inhoud: politieke essays. Veel aandacht wordt besteed aan de democratie, Europa en de multiculturele samenleving.
Dat neemt niet weg dat religie in verschillende van deze essays een belangrijke rol speelt, met name in het titelessay ‘Geloven en weten’ en in ‘Religie in de openbaarheid’. Habermas schrijft niet eenvoudig en vervalt soms zelfs in orakeltaal. Het essay ‘Geloven en weten’ is evenwel het meest leesbare stuk in de bundel.
Het is de tekst van een rede die hij uitsprak bij de aanvaarding van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels (2001). Net als in de latere discussie met Ratzinger benadrukt Habermas het belang van religieuze, morele intuïties. In het perspectief van de terroristische aanslagen, enkele weken voor de lezing gepleegd, voegt hij er echter met zoveel woorden aan toe dat religie die uit het publieke domein verbannen wordt, eenvoudiger tot fundamentalisme vervalt. Behalve religie kan overigens ook wetenschap tot fundamentalisme vervallen, bijvoorbeeld in haar naturalistische variant.
In het essay ‘Religie in de openbaarheid’ onderscheidt Habermas zich van de politiek filosoof John Rawls door te stellen dat religieuze argumenten in de openbaarheid niet eerst in een seculiere, voor ieder toegankelijke taal geformuleerd hoeven te worden. Het zou religieus geweld in de hand werken en de sociale cohesie ondergraven. Wanneer het echter op wetgeving aankomt, vragen het redelijke en argumentatieve debat in parlement en rechtszaal en de gelijkheid van burgers om een voor ieder toegankelijke taal.
De inzet van Habermas, zowel in zijn debat met Ratzinger als in de genoemde essays, wordt kernachtig samengevat in het volgende citaat: “De liberale staat heeft (...) belang bij het toelaten van religieuze stemmen in de politieke openbaarheid, evenals bij politieke participatie van religieuze organisaties. Hij mag gelovigen en religieuze gemeenschappen niet ontmoedigen om zich als zodanig ook politiek te uiten, omdat het niet zeker is of de seculiere maatschappij anders van belangrijke bronnen van zingeving verstoken blijft. Ook seculiere of andersgelovige burgers kunnen onder bepaalde omstandigheden iets leren van religieuze bijdragen, bijvoorbeeld als zij in het normatieve waarheidsgehalte van een religieuze uiting eigen, soms weggezonken intuïties herkennen.” (154). Het blijft natuurlijk een pragmatische omgang met religie, maar deze getuigt in ieder geval van een toleranter houding dan die van sommige andere seculiere denkers.
Bovendien vormen religieuze ‘bronnen van zingeving’ een broodnodige aanvulling op Habermas’ sterk op discussieprocedures gerichte politieke filosofie.
Of het nu gaat om politiek of wetenschap, het is de brede blik van de filosofie die een belangrijke rol kan spelen in het openhouden van het debat, zoals zowel Habermas als Ratzinger laat zien. In de woorden van Ratzinger: “de filosofie moet het nietwetenschappelijke element uit de wetenschappelijke resultaten, waarmee het vaak vermengd is, afzonderen en zo de blik op het geheel, op de bredere dimensies van de werkelijkheid van het het mens-zijn, waarvan de wetenschap ons altijd slechts deelaspecten kan tonen, openhouden.” (65) Daarbij moet evenwel bedacht worden dat filosofie in Ratzingers Augustiniaanse opvatting, anders dan bij Habermas, niet los is te zien van theologie en openbaring. In dat licht wordt, ondanks overeenkomsten, een fundamenteel verschil tussen beide denkers zichtbaar.
Alleen Ratzinger erkent de bron van Habermas’ intuïties.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Radix | 72 Pagina's

Habermas en Ratzinger over rede en religie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Radix | 72 Pagina's