Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis. (65)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis. (65)

Niet zonder zelfbeproeving.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zelfbeproeving voor het Heilig Avondmaal! ’t Gaat voor nu niet om een onbekend aspect, rond de tafel des Heeren. Iedere keer als het formulier in de kerk gelezen wordt horen we het: “eerstelijk, dat wij ons tevoren recht beproeven.” We kennen die woorden bijna uit ons hoofd.

Het is ook een aspect, dat in de praktijk onder ons veel belangstelling heeft, om niet te zeggen: de meeste, als het over de Dis des Verbonds gaat. Zelfbeproeving heeft immers direct te maken met de vraag, wie de ware avond-maalgangers zijn. Boeken en geschriften van vroeger of van later datum over deze zaak hebben altijd onder ons aftrek gevonden.

Er moet bijgezegd worden: het is tevens een aspect, dat vooral vandaag, niet onbetwist is.

Er is bepaald geen eenstemmigheid in de opvattingen over de zelfbeproeving. Velen willen in deze tijd die zelfbeproeving alleen betrekken op het uiterlijk leven van de belijders, ’t Zou niet gaan om hun staat voor God. Het komt er niet zelden op neer, dat het enkele feit lid te zijn genoeg is om avondmaalganger te zijn. Eigenlijk mag of kan niet van een onderscheid in wezenlijke zin tussen avondmaalganger en avondmaalganger gesproken worden. Het is gewoon vanzelf dat men aangaat. Zelfbeproeving betekent in die beschouwing en praktijk, dat ieder zijn dagelijks leven moet nagaan of er iets niet in orde is om dat voor het Avondmaal goed te maken. De persoonlijke verhouding met de Heere komt niet of nauwelijks aan de orde, het innerlijke leven heeft daarin geen gewicht.

Ik wil niet voorbijgaan aan een andere kant, die ook bezwaren oproept. Onder ons wordt de zelfbeproeving wel eens zo bepreekt, dat het verband waarin de Heere deze stelt in Zijn Woord niet meespreekt. Wat ik bedoel? Niet anders dan dat wél gepreekt wordt het onderscheid tussen de avondmaalgangers-in-waarheid en die het niet zijn, maar dat voorbijgegaan wordt aan de roepstemmen en nodigingen des Heeren, die naar Gods Woord tot ons uitgaan. We kunnen ook zeggen, dat zo de band niet spreekt tussen wat de Heere aan Zijn tafel spreekt door de tekenen en de zelfbeproeving. Dan blijft verborgen Wie de Gastheer is in Zijn eenzijdige ontferming en wat Hij aan Zijn tafel wil schenken.

Hoe goed is het daarom vanuit onze belijdenis iets te horen over de rechte zelfbeproeving. Artikel 35 belijdt in het kort. ’t Schijnt zelfs op een nogal negatieve manier te gebeuren. We zullen zien, dat het toch heel wat inhoudt: “Daarom behoort zich niemand daartoe te begeven, zonder zich zelf eerst wel beproefd te hebben, opdat hij etende dit brood en drinkende uit deze drinkbeker niet ete en drinke zichzelf een oordeel, 1 Korinthe 11:29”.

Verbonden aan de rechte viering.

’t is hier allereerst van belang dat we de verbinding zien tussen de viering van het Avondmaal en de zelfbeproeving. Het ene woord: “daarom” is hier veelzeggend“ Daarom behoort...” Vorige keer ging het over de rechte viering. In één zin kunnen we het samenvatten: met ootmoed en eerbied de dood van Christus in gedachtenis houden. Dat is een zaak van het ware geloof! Zonder dat geloof wordt de Gastheer onteerd. Zonder dat geloof blijven de verborgenheden van de tafel vreemd.

Zo vloeit uit het bijzondere van de tafel de noodzaak van de zelfbeproeving. Alleen de ware gelovigen zullen Gode-welbehaglijk avondmaal vieren. Daar is toch de zelfbeproeving op gericht “of gij in het geloof zijt”. Dan raakt het de gehele gemeente, al de belijders, ’t Gaat om dat geloof en dat telkens opnieuw, ook in het leven van Gods kinderen.

Wat het inhoudt.

Het is goed even naar deze uitdrukking te zien: zichzelf beproeven. Het is een woord dat in de Bijbel gebruikt wordt, ook in verband met het Heilig Avondmaal. Hier wordt, zij het in een ander vers, het hoofdstuk uit Gods Woord genoemd: 1 Korinthe 11. Daar lezen we in vers 28 ”maar de mens beproeve zichzelf en ete alzo van het brood en drinke van de drinkbeker”. Het gaat dus om het deelnemen aan de tafel nadat men beproefd is.

Voor “beproeven” staat een woord dat ook betekenen kan; “keuren”. Bij Prof. v.d. Meiden vond ik in zijn al eerder geciteerd boekje het volgende: ”De apostel gebruikt een werkwoord, dat doelt op het beproeven van de deugdelijkheid van iemand of iets. De goudsmid beproeft of het goud echt, deugdelijk is. Is het goud echt gebleken, dan draagt dit het stempel van beproefdheid”.

Die beproeving is een beproeving van onszelf, ’t Is niet om een ander te doen maar om eigen hart en leven, het wordt in deze tekst wel zeer benadrukt!

Nu is het voor ons heel belangrijk waarop dit beproeven betrokken wordt. Kan met dit woord gezegd worden: ’t gaat bij de zelfbeproeving niet om de staat maar enkel om het uiterlijk leven? Ik geloof het niet. Heel de verhouding tot God en de openbaring daarvan is in het geding in dit gedeelte. Calvijn zegt in de Institutie (boek IV, hoofdstuk XVII40) “Daarmee heeft hij, de apostel Paulus, zoals ik het althans uitleg, gewild, dat een ieder in zichzelf afdaalt en bij zichzelf overweegt, of hij met een innerlijk vertrouwen des harten steunt op de zaligheid door Christus verworven, of hij die door de belijdenis zijns monds erkent; verder of hij door te streven naar onschuldigheid en heiligheid zich toelegt op de navolging van Christus...”

Het sluit aan bij de vraag in de Catechismus van Geneve: “Wat moet hij bij deze beproeving onderzoeken? Of hij een waar lid van Christus is. En dat ware lid van Christus wordt even later getekend in ware boetvaardigheid en geloof, in oprechte liefde tot de naaste.

We vinden ook aansluiting bij Zondag 30 van de Heidelbergse Catechismus: “Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld? en bij het gedeelte van de zelfbeproeving, avondmaals - formulier: ”de waarachtige beproeving van onszelf bestaat in deze drie stukken... ” Het zal niet teveel gevraagd zijn van de lezers om deze gedeelten zelf op te slaan. Het gaat daar toch telkens om de ware leden van Christus! In wezen komen die uit in die drie stukken, waarbij het centrale is de levende betrekking op Christus, die de Heilige Geest door Zijn wonderwerk werkt in het hart van de Zijnen. Dan spreekt de noodzakelijkheid van de drie stukken op onderscheiden wijze, terwijl ze toch niet gescheiden worden. De rechte kennis van eigen ellende en verlorenheid bijv. geeft werkzaamheden met het werk en de verdienste van Christus.

Zelfbeproeving en prediking.

De zelfbeproeving, liever: de roeping daartoe, moet en zal een plaats hebben in de prediking overeenkomstig Gods Woord. We zijn gewoon om voor de eigenlijke viering van het Heilig Avondmaal te luisteren naar een voor - bereidingspreek. Daarin behoort de sleutelmacht bediend te worden. De roeping tot zelfbeproeving moet daarin klinken tot de hele gemeente. Dan komt het onderscheid uit, wordt de onbekeerde ontdekt, die het ware geloof mist en wordt geroepen tot bekering en geloof. Dan worden Gods kinderen vermaand en geleid. De eis tot zelfbeproeving is zo tot ontdekking en vertroosting. Al is het een waarheid, dat alleen in de weg van waar geloof de zelfbeproeving wordt gekend, alleen door het licht van Gods Geest, toch zal het niet betekenen dat de zelfbeproeving alleen gepreekt wordt aan Gods kinderen. Hoe is het met de bekering tot God, met het geloof in Christus? Alleen door Gods genade worden bekering en geloof werkelijkheid, toch wordt de eis tot bekering en de eis tot geloof aan ieder gepredikt. Ja, de Heere wil langs die weg Zijn heil openbaren aan arme zondaren. Zo mag ook bij de roeping tot zelfbeproeving verkondigd worden Wie de Heere is voor allen, die Hem in waarheid zoeken.

Het betekent dat de noodzaak van het ware geloof met het oog op de tafel des Heeren met ernst en onderscheid verkondigd moet worden, zoals ook de mogelijkheid in de tijd der genade. Gaat ons avondmaalsformulier ook niet voor in een onderscheidende prediking? We lezen aan het eind van het gedeelte der zelfbeproeving: “Allen dan die alzo gezind zijn, wil God gewisselijk in genade aannemen en voor waardige medegenoten van de tafel Zijns Zoons Jezus Christus houden. Daarentegen, die dit getuigenis in hun harten niet gevoelen, die eten en drinken zichzelf een oordeel. Ons formulier weet bestredenen te bemoedigen en die vreemd zijn van genade terug te houden. Het is geen taal die voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Zegen en vloek wordt verkondigd. Komt er ook niet duidelijk in uit, dat het om meer dan uiterlijke openbaring van het leven gaat? Let maar op “allen die alzo gezind zijn” en ”die dat getuigenis in hun hart niet gevoelen”.

Onwaardiglijk en onwaardigen.

Onze belijdenis waarschuwt tegen het onwaardiglijk eten en drinken. Daarbij wordt 1 Korinthe 11:29 aangehaald: “want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren”.

Het gaat hier om het op onwaardige wijze aangaan aan de tafel des Heeren, daar zo eten en drinken. Dat gebeurde in de gemeente van Korinthe. Het gebeurt ook als het beginsel van het geloof gemist wordt. Als er gehandeld wordt in strijd met de waardigheid en de heiligheid van het lichaam van Christus. Het kan ook Gods kinderen gelden. We kunnen hier noemen, het vasthouden van bepaalde zonden. Het is er ook als men enkel vormelijk nadert of dat men iets zijn wil door de gang naar de tafel. Ook kunnen we denken aan het onverzoend leven met anderen. In dat alles blijkt dat het lichaam des Heeren niet onderscheiden wordt. Men zoekt niet de eer van Christus maar eigen eer. De wezelijke betrekking op Hem wordt niet gekend of niet beoefend.

Die zo eten en drinken eten en drinken zich zelf een oordeel. In de gemeente van Korinthe kwam het ongenoegen des Heeren uit tegen degenen, die de heiligheid van Zijn tafel niet achten. Er zijn in die gemeente veel zieken en zwakken. Er waren er velen, die plotseling stierven. Zo bezocht de Heere met Zijn oordelen de gemeente vanwege het onheilig gebruik van Zijn tafel. Het gaat hier nog niet om het eeuwige oordeel. Het gaat om de tuchtigingen des Heeren, die ook anders uit kunnen komen. Hij geeft hen nog niet over, is het begonnen om hun terechtbrenging, om hun heil.

Het is vandaag niet anders. De Heere houdt de wacht bij Zijn tafel en die in onverschilligheid, in ongeloof naderen tot Zijn tafel moeten bedenken dat God een straffend God is.

Dit ernstige woord heeft vaak oprechte harten verschrikt. Velen worden ermee aangevallen als zij in zichzelf uitkomen in hun onwaardigheid voor God. Zij vrezen dat zij zo onwaardiglijk zullen eten en drinken en een oordeel over zichzelf halen. Maar daar gaat het hier niet om. Onwaardiglijk eten en drinken, op een onwaardige wijze, is iets anders dan zichzelf onwaardig te kennen.

De Heere verstoot de onwaardigen niet. Zij mogen juist gewezen worden op de waardigheid die in Christus ligt. In Hem ontvangen ze de waardigheid en zijn ze inderdaad “waardige medegenoten van de tafel Zijns Zoons Jezus Christus”.

Tot onze troost.

Er staat een uitdrukking in het avondmaalsforulier die ook van betekenis is bij de zelfbeproeving. Daar wordt de troost van Gods kinderen aan de zelfbeproeving verbonden. We lezen er zo gemakkelijk overheen maar het staat er: “Opdat wij nu tot onze troost des Heeren Avondmaal mogen houden is ons voor alle dingen van node: eerstelijk dat wij ons tevoren recht beproeven”. Daar staat toch niets anders dan dat de rechte zelfbeproeving door God gebruikt wordt tot het troostvolle aanzitten aan de tafel des Heeren.

Dan is Gods geest door middel van de rechte zelfbeproeving waarin in het hart en leven Gods kinderen. Dan worden ze vernederd voor God vanwege hun ongerechtigheden, dan wordt eigen onwaardigheid beleefd. Dan leren ze vluchten tot de verzoenende genade in Christus en wordt de teerheid van het leven in de vreze des Heeren gekend. Om aan Zijn tafel de kracht van Zijn offer te zien en te beleven.

Zo wordt de genade Gods in Christus verheerlijkt aan onwaardige zondaren bewezen. “Geloofd zij God, Die Zijn genade, aan mij heeft groot gemaakt”. Zo wordt het hart getroost en wordt God in Christus verheerlijkt!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis. (65)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's