Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederland Israël van het Westen ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederland Israël van het Westen ?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. te Z. vraagt of het juist is, Nederland te vergelijken bij Israël en het „Israël van het Westen” te noemen.
Inderdaad gebeurt dit nogal eens al komt het mij voor, dat het niet zo veel meer geschiedt, dan wel eens het geval geweest is.
De veranderingen, die bezig zijn zich te voltrekken, maken het dan ook steeds, moeilijker om de voorstelling, die aan deze zegswijze ten grondslag ligt, vol te houden.
Dat men Nederland als het Israël van het Westen is gaan zien, dateert uit de dagen na de Dordtse Synode. Bij schrijvers uit die 17e eeuw treft men dan ook herhaaldelijk vergelijkingen aan tussen de geschiedenis van Israël en die van ons land. En niet alleen vergelijkingen, maar soms een algehele vereenzelviging. Dat men er toe kwam zo te spreken, is wel begrijpelijk. Immers er waren treffende punten van vergelijking. De worstelstrijd om de vrijheid; de ruimte die God gegeven had; de Stadhouders, die men als uit 's Heeren hand gekregen had, kortom heel de gang der historie, waarin een klein land als het onze een plaats ontving als geen ander, deed onwillekeurig naar vergelijkingen met het oude Israël grijpen.
Het is dan ook geen wonder, dat het vormen van een soort Nederlandse kerkstaat het ideaal van velen werd en ook van de preekstoel af dit ideaal gesuggereerd werd.
Het komt mij voor, dat ook de kanttekeningen bij de uitgave van de Statenbijbel daarvoor bouwstoffen hebben geleverd. Wie daarvan eens rustig kennis neemt, ziet met name bij de toelichtingen, die bij de profeten gegeven worden, aanwijzingen in deze richting.
De zucht naar een zicht- en tastbare verwerkelijking van het koninkrijk Gods op aarde, heeft velen in die tijd voor ogen gestaan. Rome zocht dat in de wereld. De zeventiende eeuw zocht het in een Nederlandse kerkstaat.
Geen wonder, dat men in zijn denken sterk op het Oude Testament en daarin op de geschiedenis van Israël betrokken werd.
Men zocht naar een Westerse vorm van theocratie, en dit lichtend ideaal hielden velen zichzelf, de gemeente en de overheid voor.
Zo ging men de openbaring van Gods kerk en koninkrijk sterk nationaal begrenzen en stierven de internationale contacten, die er eerst waren, steeds meer af.
Vergeleken bij de eerste eeuw na de Reformatie was er in dit Nederland-Israël-ideaal een sterke achteruitgang.
Calvijn, die wel sterk de nadruk legde — en terecht — op de goddelijke roeping” der overheid, heeft toch deze nationale begrenzing en het in één land tot openbaring brengen van dit Israël-ideaal niet gewild.
De internationale contacten, die Calvijn onderhield, bewijzen dat wel duidelijk. Vóór 1600 kende dan ook Europa deze nationale afsnoering van de openbaring van de N.T.- kerk niet.
En de Synode van Dordt zelf is bewijs, dat men kerkelijk nog internationaal zag en dacht.
Daarna, toen Nederland gezeten natie werd, en de Republiek zich kon doen gelden, is het Israël-ideaal sterk gaan leven.
Maar toen zijn ook de bredere contacten losgelaten en is men, bij het al zuiverder willen stellen van het gegrepen ideaal, in de scholastieke verdorring gestrand.
Gevolg van dit alles was, dat de wezenlijk geestelijke kracht van de kerk op het volk steeds meer vervlakte. Kort vóór 1600 haalde de kerk in ons land maar 10 % van de bevolking. En toch wist zich door de geestelijke kracht van haar leden toen een revolutionair aandoende reformatie door te zetten, die een stempel zette op heel het volk.
Maar in de dagen van het Israël-ideaal werd de stroom van het godsdienstige leven wel verbreed, echter niet verdiept. Geen wonder, wie een kerk-vol wil, moet met de volkskerk gaan werken en zet de palen alzijdig wijd uit. Men krijgt dan dit eigenaardige, dat wat men zelf opgeroepen heeft, anderzijds fel gehekeld wordt. Bij vele predikers uit de gouden eeuw vindt men dan ook dit, dat men enerzijds het volk het Israël-ideaal voorhoudt en anderzijds dat volk op het scherpst gaat vermanen, dat het geen Israël is. Het zo achter zichzelf aanlopen moest in krachteloosheid eindigen. Gelijk ook geschied is. Na een eeuw waren èn de kerk èn de staat beiden krachteloos en aan allerlei invloed- van buiten af ten prooi.
Bij dit Nederland-Israël-ideaal maakt men verschillende fouten.
Allereerst maakt men een fout ten opzichte van de Joden. Deze hebben éen zo bizondere positie onder de volken, tot op de dag van heden toe, dat geen enkel volk gerechtigd is te menen, dat het als Israël zulk een aparte plaats heeft.
Er is dan ook geen Israël of Kanaan van het Westen. Het moge dan waar zijn — en het kan ons nooit genoeg tot aanbiddende bewondering stemmen — dat de Heere in ons land zijn kerk wonderrijk gezegend heeft. Dit houdt niet in dat er voor Nederland bizondere beloften in de Schrift staan, of dat de 1 beloften aan Israël zo maar op de Nederlandse natie mogen worden toegepast.
Dan heeft men zich bij het spreken over Nederland als Israël van het Westen te weinig ingedacht het onderscheid, dat er is russen de openbaring van de kerk op aarde onder het Oude- en onder het Nieuwe Testament.
Ik heb er in deze rubriek al eens meer op gewezen, dat door het niet voldoende doordenken van deze verschillen, die inderdaad tot het moeilijkste van het verstaan van de Godsopenbaring behoren, grote fouten in denken en spreken gemaakt worden.
En deze fouten worden door het Nederland-Israël-ideaal steeds groter.
Eindelijk wordt veel te weinig bij een dergelijke voorstelling van zaken gezien dat de verhouding van kerk en volk in het N. Testament zo geheel anders geworden is.
Nergens vindt men b.v. in de Brieven van Paulus een opnemen van dit Israël-ideaal.
En de brief aan de Hebreen zegt het met nadruk, en dat aan het adres van hen, die treuren over het wegvallen van Jeruzalem als belichaming van het zichtbare koninkrijk: Wij zijn niet gekomen tot de tastelijke berg enz., maar tot een veel meer geestelijke openbaring, waarvan het middelpunt niet op aarde, maar in de hemel ligt.
Het spreken over en het zoeken naar een Nederland-Israël werkt, hoe wonderlijk het misschien ook klinke, veroppervlakkiging en veruitwendiging in de hand.
Het onbekeerde hart kan er voor ijveren en er zich mee tevreden stellen en er in wegschuilen voor de veel dieper gaande werking des Heiligen Geestes, waardoor de N. Testamentische kerkgemeenschap opgeroepen wordt.
En de IJveraar voor dit Nederland-Israël kan de allures van een profeet aannemen als hij volk en overheid in gebreke stelt, dat zij niet aan dit ideaal beantwoorden.
En toch staat het te vrezen, dat het meer profetie uit de mens dan uit de Geest Gods is.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1948

De Wekker | 4 Pagina's

Nederland Israël van het Westen ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1948

De Wekker | 4 Pagina's