Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraaggesprek met ds. J. Baaijens over bidden en biddag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraaggesprek met ds. J. Baaijens over bidden en biddag

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. J. Baaijens werd op 10 september 1923 als derde zoon in een gezin van twaalf kinderen geboren in Kleverskerke bij Middelburg. Na de lagere school moest hij thuiskomen om op de boerderij te helpen, hoewel hij graag had willen doorleren. Hij studeerde toen in de avonduren en behaalde zo verschillende diploma's. Daarbij geloofde hij dat de Heere de weg voor hem zou openen om ander werk te gaan doen. En hij kon daarop wachten. Toen hij 23 jaar was, kwam men van de tegel-en bouwstoffenhandel Louwerse en De Priester vragen of hij daar op kantoor mocht komen. Eerst werkte hij er als boekhouder. Later werd hij chef op de afdeling verkoop. Hij is er gebleven tot hij in 1964 toegelaten werd tot de Theologische School.

Ds. Baaijens is altijd een echte verenigingsman geweest. Op zijn veertiende jaar werrd hij adspirant-lid van de jongelingsvereniging te Middelburg. Op 18-jarige leeftijd werd hij daarvan bestuurslid. Toen Zeeland eind 1944 was bevrijd, kwam het verenigingsleven weer op gang en werd hij gekozen tot sekretaris van de ring Zeeland. In 1946 werd hij door de ring benoemd tot afgevaardigde in het hoofdbestuur van het Landelijk Verband van Jongelingsverenigingen. Hij woonde sinds die tijd ook de Daniëldagen bij, die werden gehouden om het kontakt tussen het hoofdbestuur en de medewerkers te versterken. Ds. Baaijens heeft alle Daniels nog in huis, van de eerste — die op 21 juni 1946 verscheen — tot de laatste toe! Tot 1964 heeft hij zitting gehad in het bondsbestuur. Toen moesten door een interne reorganisatie verschillende bestuursleden afvloeien.

Hij is achttien jaar sekretaris geweest van de ring Zeeland, 17 jaar hoofdbestuurslid en 21 jaar bestuurslid van de plaatselijke vereniging, die later werd omgezet in een stu die veren iging.

Ds. Baaijens kwam opnieuw met de jeugd in aanraking, toen hij werd benoemd in de deputaatschappen voor militairen en jeugdzorg. Hij vertelt dat in de loop der jaren een goede verstandhouding is gegroeid tussen de deputaten jeugdzorg en de Jeugdbond. Uitzijn woorden blijkt waardering voor het jeugdwerk. Op de jeugdverenigingen moet volgens hem het onderzoek van Gods Woord het voornaamste blijven! Het bezig zijn daarin wil de Heere zegenen. Hij heeft in de loop der jaren gezien, dat meerderen uit het verenigingsleven in deze middellijke weg door de Heere tot bekering zijn gebracht en nu in de ambten mogen dienen. Ds. Baaijens is daar ook zelf een bewijs van! In oktober 1945 woonde hij in Gouda de eerste kontaktdag van het Landelijk Verband bij, die na de oorlog gehouden werd. Het reizen ging toen nog niet zo gemakkelijk en daarom overnachtte hij bij de familie Kersseboom. Hij kreeg verkering met een van de dochters en is in 1948 met haar getrouwd. Ds. A. Verhagen, de voorzitter van het Landelijk Verband, zei toen al: , , Huwelijken zijn eruit voortgekomen!"

Het jonge paar ging in Middelburg wonen, waar ook hun vijf kinderen geboren zijn. In 1965 verhuisden zij in verband met de studie te Rotterdam naar Ridderkerk.

Kandidaat Baaijens nam in 1968 het

Dominee, het is weer de tijd van de biddagen. Sinds wanneer zijn die in gebruik gekomen en wat is de betekenis ervan voor ons in deze tijd?

Al in de Middeleeuwen hebben de bededagen, ook wel boetedagen genoemd, algemeen ingang gekregen. Zij werden gewoonlijk door de overheid uitgeschreven. De in 1578 te Dordrecht gehouden Synode bepaalde dat in tijden van oorlog, ziekten en andere volksrampen „een vasten met bidden" zou worden vastgesteld „door de raad der kerk en bewilliging der overheid, zo dat geschieden kon".

beroep aan naar Tricht-Geldermalsen, waar hij met zijn gezin een gezegende tijd mocht doorbrengen. Na zes jaar vertrok ds. Baaijens naar Rotterdam-Alexanderpolder, waar hij zeven jaar heeft gestaan. Dit was voor hem en zijn vrouw een onvergetelijke tijd, omdat zij daar hun geliefde dochter Ria moesten missen.

Groot was het meeleven in de gemeente. Ria was als vroedvrouw werkzaam voor onze zending in Nigeria. Veel had zij nog willen doen, maar na een ernstige ziekte is zij op 1 juli 1981 op de leeftijd van dertig jaar overleden. Zij ligt begraven op , , Oud-Kralingen" in Rotterdam, dicht bij ds. Vergunst. Ria mocht, na veel strijd, geloven dat zij na haar sterven uit genade de Heere zou mogen grootmaken. Ds. en mevrouw Baaijens hebben haar in de Heere mogen verliezen en dat was en is hen in het verdriet tot grote troost.

Dit sterven heeft ook veel indruk gemaakt op de andere kinderen, van wie de oudste dochter is getrouwd met student Van Aalst. De twee zoons wonen in Kruiningen en Amersfoort en de jongste dochter in Scherpenzeel.

Sinds drie jaar staat ds. Baaijens nu in Aagtekerke, een plaats waar nog veel (verre) familieleden van hem wonen, omdat zijn moeder daar vandaan kwam. Het is stil geworden in de pastorie, hoewel die altijd openstaat voor gemeenteleden. Uit eigen ervaring weten we dat ds. Baaijens een echte herder is in zijn gemeente en dat zijn vrouw hem daarbij trouw terzijde staat. We werden door onze oud-predikant en zijn vrouw hartelijk ontvangen en bewaren goede herinneringen aan dit bezoek, waarbij we ds. Baaijens vragen stelden over biddag houden en bidden.

Door de overheid werden „biddagsbrieven" naar de kerkeraden gezonden met het verzoek aan de dienaren des Woords hun preken in te richten naar de bijzondere omstandigheden waarin het land verkeerde. Op de bededagen bleven de herbergen gesloten; publieke vermakelijkheden werden verboden en ook alle openbare arbeid. Deze situatie is zo gebleven tot 1795, toen de Fransen in ons land kwamen. Nadien is het houden van biddagen uitsluitend een aangelegenheid van de kerk(en) geworden. De bid-en dankdagen voor het gewas dateren uit het midden van de 17e eeuw. Ze werden het eerst in Zeeland gehouden, daarna in Overijssel „tot afwending van Gods plagen en tot het verkrijgen van een gezegende zomer". De dankdag werd ingesteld „voor de veelvuldigen verkregenen seegeningen en weldaeden".

In onze tijd spreken we van de biddag voor gewas en arbeid. Zij brengt onze diepe afhankelijkheid tot uitdrukking en roept op om in verootmoediging en schuldbelijdenis te komen, om de Heere een verbeurde zegen af te smeken over de arbeid op alle terreinen van het leven, ook bijzonder voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk.

Vindt u dat het vasten ook nu nog een plaats moet hebben als we ons verootmoedigen voor Gods aangezicht?

Niet door zich te onthouden van spijs en drank, onder het Oude Testament voorgeschreven en bij de Joden en roomskatholieken nog in gebruik. Men gaat dit spoedig als een verdienstelijk werk zien, waartegen Jesaja (hfst. 58) en Christus scherp waarschuwen.

Wél door sober te zijn in de levenswijze en dan bijzonder in het zich onthouden van de dingen der wereld. In dit opzicht behoort ons gehele leven een vasten te zijn.

U hebt al veel biddagpreken gehouden. Wat staat u bij de voorbereiding hiervan voor ogen?

Bij de voorbereiding dient allereerst onze zonde en vloek voor ogen te staan tot ware verootmoediging. Daarbij de goedertierenheden des Heeren, waardoor wij nog leven en werken mogen. Tenslotte zowel de geestelijke als stoffelijke noden, die in biddagpreken bijzondere aandacht krijgen.

Zijn er aksentverschillen tussen de eerste

en tweede (of derde) preek op biddag en er ook duidelijk onderscheid met de preken die u 's zondags houdt?

Als er drie maal dienst is op biddag kan 's morgens de nadruk gelegd worden op de nationale en wereldnoden en op de zonden van ons volk en in de wereld, 's Middags op de kerkelijke noden en zonden en de beloften voor Gods Kerk. 's Avonds kunnen dan de persoonlijke en gezinsnoden bijzondere aandacht krijgen. Daarbij dient ook gewezen te worden op alles dat de Heere ons nog geeft. De drie genoemde facetten moeten echter in elke preek wel aan de orde komen, omdat mensen met kleine kinderen niet alle diensten kunnen bijwonen. De hoofdelementen van een preek: de oproep tot bekering en geloof en tot een nieuw leven in Christus, zijn op zondag en biddag dezelfde. Maar het aksent ligt op biddag sterker op de tijdsomstandigheden en de vele noden die er zijn.

Hebt u bijzondere biddagervaringen gehad?

Wat is bijzonder? Elke biddag is anders, dat is duidelijk. Soms mag je op bijzondere wijze opening krijgen en gééft de Heere een tekst. Een andere keer moetje worstelen om een tekst, die je niet kunt vinden. Dat is zo voor biddag, maar ook voor de zondag. De vrucht op de preek kan in beide gevallen eender zijn. Die is er niet afhankelijk van of je het Woord van God met opening mag brengen of het moeizaam moet doen.

Zou het, gezien de predikantennood in onze gemeenten, geen aanbeveling verdienen voor deze nood een biddag uit te schrijven?

De acta van de Synode van 1574 van Dordrecht spreken van plaatselijke vast-en bededagen bij de verkiezing van een dienaar des Woords.

Als het goed is, moet deze nood voortdurend dringen tot gebed om arbeiders in de oogst en op de biddag zal dit in 't bijzonder aan de Heere worden voorgelegd.

Het Curatorium vraagt ieder jaar bij de oproep tot aanmelding voor de Theologische School om de voorbede in de gemeenten. Speciaal de laatste zondag voor het onderzoek kunnen we als een biddag voor deze nood zien.

Ik vraag me toch wel eens af of deze nood door velen wel belééfd wordt. Men wil wel graag een dominee hebben, maar dat in vakante gemeenten het ambt van dienaar des Wóórds wordt gemist, wordt menigmaal weinig beseft.

Aan vervulling gaat nood vooraf: een beléving van onwaardigheid in het zien op onszelf en de gemeenten. Dit werkt een aanhoudend gebed. Een onwaardige in zichzelf is altijd een aan de Heere verbonden mens, opdat hij in de nood zal voorzien. En daar merk ik dikwijls weinig van.

Misschien zijn we in onze gemeenten gewend geraakt aan de velen vakante plaatsen?

Dat is dan een bewijs dat de nood niet leeft.

Moeten onze jongens en meisjes vrij vragen voor biddag? Sommigen vinden het wel genoeg om alleen 's avonds naar de kerk te gaan.

Er wordt soms vrij gevraagd voor allerlei andere dingen. En dan is het toch wel bijzonder nodig om een dag voor de Heere af te zonderen, waarop we al het andere laten rusten om Hem om Zijn zegen aan te roepen. Het mag eigenlijk geen vraag zijn of we vrij zullen vragen. Het hele gezin behoort te gaan. Laten we er desnoods op ons werk of op school spot voor verdragen.

Bidden is het voornaamste stuk der dankbaarheid. Wat is een echt, waar gebed?

Een echt, waar gebed is geen kunst van mensen, maar wordt geleerd op de school van de Heilige Geest. Volgens de Catechismus (zondag 45) is het een „God van harte aanroepen". Dus komend uit een hart door God levend gemaakt, met ootmoed en vertrouwend. Het is een gebed des geloofs.

We kunnen geen waar gebed doen, omdat we niet waar zijn. En Gods kinderen leven dat in. Zelfs hun gebed wordt tot zonde.

Zij krijgen een biddende Hogepriester nodig tot verzoening en de Heilige Geest als Bidder in het hart met Zijn onuitsprekelijke zuchtingen.

Bidden is niet alleen een genadig mogen, maar ook een heilig moeten (zondag 45). Dus ook als we behoefteloos en biddeloos zijn? Kan bidden niet vaak een sleur of gewoonte worden?

Als de Heilige Geest gebed werkt, kan het geen sleur zijn. Bij kennis van ellende en verlossing ontbreekt dankbaarheid niet. Dan wordt ingeleefd niet te kunnen bidden zoals de Heere het waardig is. Al is er geen echte behoefte om te bidden, we mogen het toch nooit nalaten. Er staat in Psalm 105: Zoekt dagelijks Zijn aangezicht! Bidden is een tere zaak: de ademtocht der ziel. Die zich biddeloos ervaart, komt in ademnood. Dan kunnen we zó niet verder leven.

We leven in een jachtige en drukbezette (bezeten? ) tijd. Wat vindt u van vaste gebedstijden ?

We hebben reeds onze vaste tijden aan het begin en einde van de dag en bij de maaltijden. Op de wijze van: „Eerst even bidden" en na het eten: „Nog even danken" mag het echter niet. Het is goed naast de genoemde tijden zich nog apart af te zonderen tot het gebed. Als het hart er heen trekt, zal ook de gelegenheid gevonden worden.

Belangrijke zaken vragen voorbereiding. Is deze ook nodig voor het openbare en persoonlijke gebed?

Zouden we ons op zo'n belangrijke zaak als het gebed niet voorbereiden? Maar hoe? We hebben te overdenken tot Wie we spreken, hoe we zijn en welke noden we de Heere hebben voor te dragen. Er zal altijd een indruk moeten zijn van Gods hoogheid en majesteit. Abraham zei: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de HEERE, hoewel ik stof en as ben. Dat is een goede gestalte bij de voorbereiding tot het gebed.

Leiders en leidsters van verenigingen moeten voorgaan in gebed en zij doen dit vaak met veel schroom. Wat wilt u hen zeggen?

We mogen blij zijn als het nog zo is. Laten ze maar vragen om gepaste vrijmoedigheid en de juiste woorden. Ook in dit opzicht wil de Heere het waar maken: Al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij 't smeekt!

Er wordt wel eens van iemand gezegd: Hij heeft gebedsgaven. Wat houdt dat in?

Wat zijn gebedsgaven? De een zal zich treffend uitdrukken, de ander doet een eenvoudig, ootmoedig gebed. En dat is het belangrijkste; het maakt ook de meest indruk.

Gebedsgaven, zoek je die in het wezen of in de vorm? We hebben in het openbare en gezinsgebed ook op de woordkeuze te letten. Deze dient begrijpelijk en ordelijk te zijn. Nimmer mag echter vergeten worden dat we tot Gód spreken, Die naar waarheid in het binnenste vraagt. Bij enige zelfkennis zal dat tot ootmoed dringen en in afhankelijkheid brengen. Vorm en. wezen mogen we beide niet verwaarlozen.

Wat is de waarde en de kracht van de voorbede in de samenkomst van de gemeente?

Het ambtelijk gebed waarin de bijzondere noden van de gemeente een plaats krijgen, mogen we niet gering achten. Het mag wel eens ervaren worden, dat de Heere daarin opening geeft. De nood, waar in 't bijzonder voor gebeden wordt, gaat dan soms leven bij Gods kinderen, zodat zij er ook persoonlijk biddend werkzaam mee worden.

De Heere is een Hoorder van het gebed. Er zijn toch ook onverhoorde gebeden?

Hóórder houdt niet altijd in: Vérhoorder. Als kinderen iets aan hun ouders vragen, luisteren die wel, maar vervullen niet steeds hun wensen. We kunnen ook onbetamelijk bidden.

We hebben te bidden uit het geloof en naar Gods wil. Dan kan het nóg lijken alsof on gebed niet verhoord wordt. Dat de Heere later verhoring geeft, zoals bij Zacharias en Elizabeth. De Heere geeft soms wel méér dan wij vragen, maar altijd op Zijn tijd en wijze.

Kinderen kunnen soms ernstig bidden voor hun zieke vader of moeder, omdat zij geloven dat de Heere hen beter kan maken. Als dan toch geen genezing volgt, is dat voor zulke kinderen moeilijk te begrijpen.

We hebben onze kinderen te leren dat de Heere beter weet dan wij, wat goed voor ons is. Als er indrukken mogen zijn in het kinderhart dat God goed is en nooit verkeerd doet, en zij beseffen ook alles verzondigd te hebben, zullen zij bij het niet begrijpen voor opstand bewaard blijven. Dan ligt er toch in hun hart: , , De Heere weet het beter".

Ouders hebben onder biddend opzien tot God werkzaam te zijn om door woord en gebed indrukken te brengen bij hun kinderen van Wie de Heere is.

Wat moeten onze jongens en meisjes bidden als zij voor het naar bed gaan hun knieën buigen?

Laat hen bidden om bekering, om een nieuw hart. Vragen om de Heere te mogen vrezen en Zijn wegen te leren. Maar ook alle tijdelijke dingen die hun studie en hun werk of werkloosheid betreffen, hun verkering en huwelijk, mogen ze aan de Heere voorleggen. We mogen alles aan Hem vragen, hebben in alles de Heere te zoeken, in onderworpenheid aan Zijn wil.

De Heere Jezus heeft Zijn discipelen het allervolmaakste gebed geleerd. Mogen alle leden van de gemeente dat bidden of alleen Gods kinderen?

Daar is al veel over gesproken. Het Onze Vader is door de Heere aan Zijn discipelen gegeven als een regel voor het gebed. Alles

wat tot een waar gebed behoort, ligt daarin opgesloten. Ieder heeft naar de inhoud van het Onze Vader te bidden. Er kan bij Gods kinderen veel schroom zijn voor dit gebed, omdat zij God hun Vader nog niet durven noemen.

Ik zou niet willen zeggen dat iemand het Onze Vader niet mag bidden. Maar het moet wel tot de Heere uitdrijven om het in oprechtheid te mogen doen. Het dient ons in de knel te brengen, evenals de oproep tot bekering en het doen van belijdenis.

Bidden en danken zijn wel verschillende, maar toch niet te scheiden zaken. Veel danken is onder ons gauw verdacht.

Het hangt er maar van af hoe men bidt en dankt. In Filippenzen 4 : 6 lezen we: Laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God". In een oprecht gebed ontbreekt de dank niet, want lof en dankzegging zijn wezenlijke onderdelen van het gebed.

Op welke toon wordt er echter gedankt? Als iemand, in wie de Heere is gaan werken, gaat belijden: Heere, wat bent u goed voor een slecht mens, zal zulk een danktoon onder ons niet verdacht gehouden worden.

Dominee, welke boodschap hebt u voor de jeugd van onze gemeenten?

Zoekt de Heere terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is! Brakel zei eens tegen zijn zoon van twaalf jaar: „Jongen, je moetje staat opmaken voor Christus". „Hoe moet ik dat doen, vader? " vroeg deze. „Door bidden en lezen", was het antwoord. Later kwam de jongen terug en zei: „Ik kan niet bidden, vader." Zo wil de Heere juist door het bezig zijn in de dingen des Heeren leren wat we missen en toch zo nodig hebben. We kunnen nooit genoeg bezig zijn in het Woord des Heeren en nimmer genoeg onze knieën buigen!

Dominee Baaijens, we danken u hartelijk voor dit vraaggesprek, waarin u aan jong en oud zoveel waardevolle raad gaf. U hebt sterk benadrukt dat we de Heere moeten zoeken. We wensen dat ieder uw woorden, gegrond op Gods Woord, ter harte zal nemen.

Z. Crum-Nieuwland

Z. Crum-Nieuwland

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1985

Daniel | 32 Pagina's

Vraaggesprek met ds. J. Baaijens over bidden en biddag

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1985

Daniel | 32 Pagina's