Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het armoede-ideaal van Franciscus van Assisi

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het armoede-ideaal van Franciscus van Assisi

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drie stellingen
Misschien dat u er u enigszins over verwondert in dit nummer van ons blad een artikel aan te treffen over Franciscus van Assisi. Was die man niet rooms-katholiek? En was hij niet de stichter van een kloosterorde waarin volstrekte armoede één van de uitgangspunten was? De Reformatie heeft toch niet voor niets met deze godsdienstige vormen gebroken? Komt hier niet gauw de werkheiligheid om de hoek kijken, waardoor de inbreng van de mens, ook al is het dan een leven in armoede, iets verdienstelijks wordt?
Toch kan het goed zijn eens na te gaan of de gedachten van Franciscus ons in deze Kerstdagen iets te zeggen hebben. Ik zeg dat omdat in een groep catechisanten de volgende stellingen aan de orde kwamen. Als je als christen echt Kerstfeest wilt vieren, moet je alle poespas van bomen, kaarsen enz. buiten de deur zetten.
Kerst is het feest waarop we speciaal moeten letten op armen in de wereld en eenzame mensen om ons heen.
Kerst en gezelligheid horen bij elkaar. Zonder sfeer geen Kerst.
Er waren nogal wat jongeren die zich door de tweede stelling voelden aangesproken. Het zien van de armen in de wereld veraf en dichtbij vonden ze een eis voor een christen. En in dat verband viel toen de naam van Franciscus van Assisi.
Wij willen eens nagaan wie hij was en hoe hij zijn idealen zelf heeft gerealiseerd. Daarbij willen we ons afvragen hoe we dit alles hebben te waarderen in het licht van de Bijbel en van de reformatorische traditie. Misschien dat dan ook de keuze van dit onderwerp voor dit kerstnummer vanzelf iets duidelijker wordt.

Tijd waarin hij leefde
Wie met mij het voorrecht heeft gehad rond te trekken in het bergland van Umbrië, heeft daar een onvergetelijke indruk aan overgehouden. Daar, in de bergen van midden Italië, in het stadje Assisi, leefde Franciscus. Hij werd daar in 1182 geboren als zoon van Pietro Bernardone, en gedoopt met de naam Johannes. Wij weten niet precies waarom hij later Franciscus werd genoemd. Men vermoedt dat zijn vader, die als lakenkoopman voor zaken veel naar Frankrijk reisde, zo onder de bekoring van dat land was dat hij bij thuiskomst z'n zoon met de naam 'Francesco' sierde, de kleine Fransman.
Vader Pietro was blijkbaar een geslaagd zakenman; hij behoorde tot de rijksten van Assisi. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij als handelaar tegelijk ook als 'bankier' financieel aktief was. Franciscus ontving in ieder geval een opleiding die paste bij het milieu waar hij uit voortkwam. Over zijn toekomst bestond dan ook geen onduidelijkheid: hij zou als oudste zoon in de voetsporen van vader gaan en diens bedrijf voortzetten.
Bekoord door het ideaal van zingende troubadours en pronkende ridders leidde Franciscus een werelds leven, totdat tegenslag in de oorlog, gevangenschap en ziekte hem tot inkeer brachten. Hij trok zich terug om veel te bidden in kerken en bij voorkeur in rotsholen, onttrokken aan het gezicht van mensen. Vol berouw wijdde hij zich nu aan het herstel van vervallen kapellen. Het kwam hierdoor tot een botsing tussen vader en zoon. Toen het vader Pietro niet lukte z'n zoon van de in zijn ogen dwaze levenswijze af te brengen, onterfde hij hem.
De grote verandering kwam toen Franciscus in het jaar 1208 in een kapel Jezus' rede uit Mattheus 10 hoorde: de uitzending zonder geld of reiszak. Deze woorden maakten op hem zo'n indruk dat hij riep: 'Dit is het wat ik wil. Dat is het wat ik zoek. Dat wil ik van ganser harte doen'. Hij voegde de daad bij het woord: de schoenen gingen van zijn voeten, zijn stok legde hij opzij, en met één rok was hij tevreden. Hij koos voor een leven van boeteprediking, in armoede en omzwerving.
Zijn prediking bleef niet zonder resultaat; meerderen sloten zich bij hem aan. Voor Franciscus moest de kleding iets van de nieuwe levenswijze tot uitdrukking brengen. Hij droeg dezelfde armoedige kleren als de boeren van Umbrië: een lang bruin kleed van ruwe wol met een brede kap. Ook deze armoedige kleding zag hij niet als bezit, zodat hij ze meer dan eens weggaf. De overlevering vertelt dat hij zo nu en dan in het openbaar ten behoeve van armen zich praktisch volledig ontkleedde, zodat hij soms letterlijk naakt zich moest terugtrekken, totdat een vreemdeling hem weer kleedde. Blootsvoets rondtrekkende verkondigde en bezong hij voortaan de lof van de armoede, zijn bruid en gebiedster.

Armoede-ideaal
Uit het bovenstaande werd al enigszins duidelijk dat persoonlijke armoede een volstrekte eis was voor allen die zich bij Franciscus aansloten. Wanneer men toetrad tot de nieuwe broederschap betekende dit dat men afstand deed van alle aardse goederen. Daarbij mochten deze goederen ook niet aan familieleden worden nagelaten; dat was voor Franciscus geen radikale prijsgave. Ze vielen ook niet aan de kring van broeders toe, maar aan armen die verder onbekend waren. Franciscus noemde de armoede het fundament van alle deugden. Het streven naar bezit zag hij als de wortel van alle zonde.
In iedere arme zag Franciscus Christus zelf, een spiegelbeeld van de Zoon van God in zijn vernedering. Wat dat in de praktijk betekende zien we uit zijn reaktie op een opmerking van een medebroeder. Deze zag een arme die ziek was en sprak toen: deze man is wel arm, maar wat zijn wil betreft is hij de rijkste man ter wereld. Franciscus werd toen bijzonder boos en riep deze broeder op zich naakt voor de arme neer te werpen, hem de voeten te kussen en zo om vergeving te vragen. Hij had immers Christus zelf beledigd.
Wij willen in dit verband ook zijn afwijzing van alle geld noemen. Wanneer de broeders tijdelijk enig werk hadden verricht mochten zij loon in natura aannemen, maar geen geld. Franciscus kon het geld, om het waardeloze karakter ervan voor zijn volgelingen duidelijk te maken, vergelijken met stof van de straat of met mest. Een broeder die eens geld had aangenomen kreeg het bevel het in zijn mond te nemen en op ezelsmest te leggen. Wie geld bij zich droeg was als Judas die de buidel bezat.
Toen Franciscus ging sterven wilde bij begraven worden op het galgenveld van Assisi. Hij vond dat een dienstknecht niet meer is dan zijn heer, noch een gezant dan die hem gezonden heeft. Ten onrechte bouwde zijn orde er later een kerk in drie verdiepingen, bekleed met geschilderde herinneringen aan de stichter, maar in het geheel niet in zijn geest en die van het Evangelie.

Eigenlijke reden
Als vanzelf komt de vraag naar boven wat de motieven zijn geweest voor dit armoede-ideaal. Die vraag is niet makkelijk te beantwoorden. Er zouden allerlei redenen te noemen zijn.
De samenleving in de dertiende eeuw bevond zich in een overgangsfase: aan de éne kant een feodaliteit die haar patriarchale karakter verloor, en aan de andere kant een agressief vroeg-kapitalisme dat een economische scheefgroei nastreefde. Zo vielen de armen overal tussen de wal en het schip. Door ondervoeding en vervuiling hadden de epidemieën vrij spel, iedere zomer weer, en wie ze overleefde kon vervolgens doodvriezen als de winter streng was. Altijd moeten er lijken gelegen hebben langs de heerbanen van Europa, door medepaupers van hun laatste bezit beroofd, en door voorbijgangers zelfs niet beklaagd. In steden als Assisi moet het gewemeld hebben van bedelaars, schuwe, broodmagere, jammerende bedelaars – zoals vandaag van katten.
We zouden verder kunnen wijzen op de verwereldlijking van de kerk. Franciscus zou zich met zijn armoedebeleving afgezet hebben tegen een kerk die te rijk was geworden en opging in wereldlijke zaken.
Men heeft ook zijn mogelijk bezoek aan de grotten van Nazareth genoemd. Voor Franciscus waren grotten de armzaligste behuizing die denkbaar wag. De aanblik hiervan zou op zijn ideeën over de armoede van Christus van fundamentele betekenis geweest kunnen zijn.
Toch komt het ons voor dat de eigenlijke reden van zijn extreme armoede nog een diepere is. In de late middeleeuwen gaat verlangen naar armoede herhaaldelijk samen met liefde voor de eucharistie. Er was sprake van een geïntensiveerd, emotioneel meebeleven van de menswording van Christus. Franciscus zinspeelt tot tweemaal toe op een gedachte uit 2 Corinthe 8 : 9, dat Christus om onzentwil arm is geworden, terwijl hij rijk was, opdat wij door zijn armoede rijk zouden worden. Hij knoopt daar vermaningen aan vast over de materiële armoede die slechts een afschaduwing is van de armoede waar Paulus op doelt. De rijkdom van de hemelse staat waarin Gods Zoon verkeert is zo onzegbaar, dat iedere aardse gestalte die Hij aan zou nemen daarbij vergeleken de diepste armoede belichaamde. Daarom kan naar de mening van Franciscus de mens die Christus wil navolgen zich nooit genoeg vernederen, zich nooit genoeg ontledigen, en nooit arm genoeg zijn. De afdaling die onze Meester maakte is zijns inziens onnavolgbaar.
Pas zo gezien kon armoede, behalve een middel, een doel worden op zichzelf Franciscus kon zeggen: 'Het is die verhevenheid van de allerhoogste armoede die u, dierbaarste broeders, tot erfgenamen en koningen van het hemelrijk heeft aangesteld'. Armoede is recht op hemelse rijkdom, omdat het gelijkvormigheid is om Christus. Franciscus werd arm terwille van Christus en koos voor de armen omdat hij Christus in hen zag. Alleen zo is de eigenaardige tegenstrijdigheid te verklaren dat hij hen beklaagt die lijden onder dat waar hij zelf naar snakt.

Hoe te waarderen
In het licht van wat wij tot nu toe over Franciscus schreven, kunnen we ons voorstellen dat hij de eeuwen door velen heeft aangesproken. Er gaat een wonderlijke bekoring van zijn gestalte uit. Zijn onbaatzuchtige en zelfverloochenende houding tegenover de naaste, en dan vooral de arme naaste, steekt wel schril af bij de consumptiementaliteit die we bij velen zien in deze laatste maand van het jaar.
Toch blijft het de vraag hoe wij in het licht van de Bijbel over een en ander moeten oordelen. Wanneer Franciscus voor zijn armoede-ideaal wijst op de navolging van Christus hebben we te bedenken dat voor de Bijbel de navolging nooit imitatie is. We zijn niet geroepen Zijn leven te imiteren. Het unieke van Jezus komt op die manier zo gauw in het gedrang. De vraag is trouwens ook in hoeverre er bij Franciscus, ondanks zijn spreken tot de bloemen en de vogels, toch sprake is van een negatieve houding tegenover de schepping. Wij bespeuren in zijn kijk op het materiële ook iets verdienstelijks: aan de éne kant een afwijzen van de aardse goederen om daardoor zich rijkdom in de hemel eigen te kunnen maken.
Dat de zorg voor de armen in de Schrift voortdurend aan de orde komt zal duidelijk zijn. Wij hoeven alleen maar te denken aan het woord van Jezus uit Mattheüs 19 : 21 (de opdracht aan de rijke jongeling) en het woord uit Johannes 12 : 8 (de armen hebt gij altijd met u). Of de kerk dit woord altijd in praktijk heeft gebracht is een andere vraag.
Het idee van Franciscus dat niet alleen Jezus, maar ook zijn moeder bedelend door het leven ging, berust op geen enkele uitspraak. Wanneer in de Bijbel de bezitloosheid aan de orde is, is dat veel meer een 'neen' tegen de Mammon, dan een 'ja' tegen gebrek, laat staan een 'ja graag'. Nergens in de Schrift is armoede een doel op zichzelf; integendeel: het verhelpen van andermans armoede is een doel.
Zo heeft de Reformatie het woord van Christus verstaan en in praktijk proberen te brengen. De hervormers wisten van de misstanden en de scheefgroei in veel kloosters. Calvijn schrijft bij Mattheüs 19 : 21: 'Het is meer dan belachelijk dat de monniken met een beroep op dit woord denken de staat der volmaaktheid te hebben bereikt. Het bevel om alles te verkopen wordt hier niet aan allen zonder onderscheid gegeven. Wat de Heere ons ten eigendom gaf te bewaren zo wij slechts spaarzaam en sober ons en de onzen voeden en ons deel daarvan aan de armen geven, is daarom een groter deugd dan het alles weg te werpen'. Voor dat verkopen van alles, waarop de monniken zich beroepen, heeft Calvijn geen goed woord over. 'Lui als zij zijn', zegt hij, 'mesten zij zich met het brood van een ander.'
En bij de bekende tekst uit 2 Cor. 8 : 7 tekent hij aan: 'Het is niemand verborgen dat wij door dit voorbeeld tot weldadigheid vermaand worden, opdat wij onszelf niet sparen wanneer de broeders geholpen moeten worden'. De zorg voor de armen heeft Calvijn gezien als de roeping van iedere christen (Institutie IV, III, 9).
In ons land hebben ook de mannen van de Nadere Reformatie regelmatig de roeping tegenover de armen ('de naakte leden van Christus') ter sprake gebracht. Die roeping is er ook in onze dagen.
Wij hebben het Kerstkind op een gruwelijke wijze in de sfeer van de commercie getrokken. En inmiddels sterven er dagelijks duizenden van honger en ellende. De vraag die Franciscus ons stelt is of wij werkelijk een stap terug doen voor anderen die wegkwijnen in deze wereld. Wanneer God in Christus alles voor ons is geworden, hoeven we niet meer zo krampachtig voor onszelf te zorgen. Inderdaad, dan is de armoede geen doel op zichzelf maar we weten wel van een verantwoord beheer. Soberheid en matigheid zijn een christen niet vreemd.

Onderschrift foto:
'Johannes de Doper' van Hans Memling, The National Gallery, Londen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1991

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Het armoede-ideaal van Franciscus van Assisi

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1991

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's