Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK ZIJN VANUIT DE TOEKOMST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK ZIJN VANUIT DE TOEKOMST

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste paar weken komt het in heel wat bezoeken aan de orde: wat we om ons heen zien gebeuren zijn toch wel duidelijk tekenen dat de eindtijd er aan komt. Jezus heeft het immers van te voren gezegd: oorlogen, geruchten van oorlogen, aardbevingen, volk zal opstaan tegen volk, en het kan nog wel verder worden ingevuld. Vaak is er een ondertoon van angst in te horen. Wat staat ons nog allemaal te wachten? Soms heeft vooral de herkenning de boventoon, als een soort van verzekering: inderdaad, het is waar. God heeft het van te voren aangegeven, en Hij heeft er bij gezegd, waar het dwars door alles heen naar toe gaat. De keuze voor het thema van deze conferentie is op een directe manier ingegeven door de toenemende spanning die gevoeld werd in het voorspel voor de oorlog die op dit moment gaande is.

Toch wil ik met betrekking tot de directe aanleiding om deze vragen zo te stellen, wel nuchter zijn. Ik meen zelfs op te merken, dat terwijl de oorlog nog in volle gang is en de uitkomst onzeker is, het gevoel van onzekerheid al weer gaat afnemen. De angst wordt minder. Want het raakt ons gelukkig niet zozeer. Hoe groter het gevaar lijkt te zijn dat het ons eigen leven gaat raken, hoe sterker het nadenken wordt over de vraag: zijn dit nu de tekenen der tijden?

Zo hebben we een opleving van die vraag meegemaakt rond de zogenaamde millen-niumwisseling. We hebben een sterke opleving van die vragen gehad rond de 11e september 2001. En nu weer met name in de aanloop van de oorlog. Even gaat er iets trillen van besef van totale onzekerheid, maar hoe lang blijft dat en hoe diep is dat? Ik meen daar toch een zeker patroon in te herkennen, dat meer te maken heeft met de psychologie van de mens, dan met een werkelijk zoeken naar wat God ons in deze tekenen der tijden te zeggen heeft. Zodra de angst iets minder wordt, dat terreur of oorlog ons eigen leven gaat raken, wordt de interesse voor de vragen die hierbij naar voren komen navenant minder.

Opdracht voor de kerk: twee bewegingen

Ik wil in mijn bijdrage voor deze dag niet blijven stilstaan bij pogingen tekenen die we om ons heen zien gebeuren te herkennen in bijbelse woorden. Ik denk dat we daar zo een heel aantal voorbeelden van kunnen noemen, die ook steeds dichterbij komen, en als steeds grotere tekenen op mondiale schaal naar ons toekomen. Die waarschuwingssignalen zijn er, ze zijn te herkennen vanuit de bijbel, maar ze zijn niet alleen van deze tijd. En in elke tijd hebben gelovigen opgemerkt dat de tekenen der tijden heviger werden. Ik wil op geen enkele manier gaan in de richting van een berekening of een vermoeden over de tijd die ons rest tot aan de wederkomst.

Ik wil met name de vraag aan de orde stellen; nu we opnieuw de waarschuwingssignalen om ons heen zien, wat moet dan de houding van de kerk zijn daarin? En dan wil ik vanmiddag met name vanuit het laatste bijbelboek Openbaring een aantal lijnen trekken naar ons vandaag. Het zijn met name twee bewegingen, waar de kerk in het boek Openbaring wordt opgeroepen. Een beweging naar binnen en een beweging naar buiten. En ik meen dat beide bewegingen vandaag onze aandacht hard nodig hebben.

Openbaring

U begrijpt mijn keuze voor het boek Openbaring. Geen ander bijbelboek gaat zo duidelijk in op deze vragen: op welke manier herkennen we de tekenen van de tijden, en hoe moeten we daarmee omgaan. Juist het boek Openbaring maant ons daarin ook tot nuchterheid. We zijn niet de eersten die met die vragen zitten. In feite waren ze al aan de orde in de tijd van Johannes zelf. Johannes werd verbannen omdat hij niet wilde stoppen met zijn werk als verkondiger van het evangelie van Jezus Christus. Monddood gemaakt door de keizer. Terwijl de gemeenten die hij kende en gediend heeft, verdrukt gaan worden. Johannes heeft grote vragen gehad. Hoe bestaat dat, terwijl ik toch Hem dien, die gezegd heeft dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde? En dat Hij met zijn discipelen zal zijn, alle dagen tot aan de voleinding der wereld? Hoe bestaat dat, als er een keizer zit op de troon in Rome, die op een willekeurige manier lijkt te regeren en dat beginnende werk van Jezus Christus totaal lijkt af te kunnen breken? Johannes heeft die vragen gehad en hij krijgt er een bijzonder antwoord op. Op de dag des Heren hoort hij een stem als een machtige bazuin achter zich: kijk eens hier (Openb. 1:10). Hij draait zich om en hij ziet daar Degene staan die hij kent. Jezus Christus verschijnt hem. En hoe. Zijn hoofd straalt van licht, Johannes ziet hem als God zelf. En tegelijk ziet hij Hem als de Zoon des mensen, als een priester, met een tot de voeten reikend gewaad, als een koning, met een gordel zoals koningen die droegen. Zijn ogen zijn als een vuurvlam: Hij ziet wat er gebeurt, zijn voeten zijn als koperbrons: niet tegen te houden. God en mens is Hij, koning en priester, en dat niet ver weg, nee, Hij wandelt temidden van de gouden kandelaren, die ieder symbool zijn voor een van die gemeenten, die Johannes kent. Zo dichtbij ben Ik, zegt Jezus. In mijn koninklijke majesteit, ik wandel temidden van hen, en ik draag hen in mijn hand. Zie je dat, Johannes? Dan moet je dat opschrijven voor die mensen, die het misschien niet zien, en niet begrijpen.

Uitgangspunt: de troon van God

En dan volgt daar een lange reeks van visioenen. Johannes krijgt iets te zien van wat er in de toekomst gaat gebeuren, staat in Openbaring 4:1. En dan begint dat met de zekerheid, dat er Eén is, die op de troon zit. Dat is het uitgangspunt van alle verdere visioenen: de blik op de troon van God. Dat geeft rust. En dat is in feite wat ik zou willen noemen: de eerste lijn, die door het hele boek Openbaring heen gaat lopen. Een rode draad van zekerheid: er is er Een die regeert. Wil je je op een goede manier voorbereiden op de toekomst, dan moet je dat beseffen. Dan moet je daar naar toe, naar die troon. Dat is de beweging naar Hem, die de toekomst in zijn hand heeft. De beweging naar binnen, in het geloof.

Er is maar één reden om tot die troon te kunnen gaan. Er is maar één grond waarom de toekomst zeker kan zijn. Dat is niet iets wat wij kunnen bouwen. Integendeel. Dat krijgt Johannes op een indrukwekkende manier te zien.

De boekrol geopend

Als hij gezien heeft dat er een troon is, die boven de tronen van de wereld uitstijgt, ziet hij ook hoe de Koning die op de troon zit zijn Koninkrijk zal laten komen. Dat staat in de boekrol geschreven, die de Koning in zijn hand heeft (Openb. 5:1).

Wie mag die boekrol openen? Een engel roept: wie is waardig de boekrol te openen en die in te zien? Dat betekent: wie heeft de volmacht om uit te voeren wat daarin geschreven staat? En dan is het stil. Niemand in de hemel en niemand op aarde kan dat. Geen engelenmacht kan Gods toekomst veilig stellen. Geen mens kan het Koninkrijk van God bouwen.

Terwijl de mensen daartoe geschapen zijn, om onderkoning te zijn, en uit te voeren wat God wil. We zien de gevolgen van de zondeval, het is door onze schuld dat de toekomst niet in ònze handen gelegd kan worden.

Even lijkt het erop, dat God wel besloten heeft zijn toekomst te laten komen, maar dat het besluit niet uitgevoerd kan worden. Johannes barst daarom in tranen uit. Want hierin zie je de macht van de boze. Die niet alleen een macht heeft gekregen op de wereld, maar ook een zeker recht. Doordat wij hebben toegegeven en de boze zijn gevolgd, kan hij met recht zeggen: deze schepselen zijn van mij. En een recht is niet met een macht, zelfs niet met een leger van engelen aan de kant te zetten. Vandaar kan niemand die boekrol openen om uit te voeren wat daarin staat.

Totdat er Eén komt. De Leeuw uit de stam van Juda, die gekomen is om de boekrol en zijn zegels te openen (Openb. 5:6). En dan zie je hoe Hij naar voren komt: als een Lam. Uiteindelijk kan alleen Hij de toekomst openen, doordat Hij zichzelf gegeven heeft om als een Lam in te staan voor de schuld van die mensen, die hun recht verloren hebben. Dat is schokkend. Alleen zo kan Gods doel met zijn schepping bereikt worden, doordat Hij instaat voor onze schuld. En tegelijk is dat de diepste troost van het boek Openbaring. Door wat Hij deed als het Lam is de toekomst werkelijk veilig. Want nu neemt Hij de boekrol in ontvangst en gaat die openen. Hij gaat uitvoeren wat God besloten heeft en Hij zal het Koninkrijk van God op aarde vestigen, doordat Hij niet alleen de macht maar ook het recht aan de boze heeft ontnomen.

Het boek Openbaring wil ons dus bij Hem brengen, als het gaat om de toekomst. In zijn handen is die zeker.

Maar dat betekent niet, dat het koninkrijk al in volle glorie gevestigd is. Er zal nog een tijd volgen, waar wij middenin zitten, waarin de wereld zal worden opgeroepen te komen bij Hem die de toekomst in zijn hand heeft. Vanaf het moment dat Jezus Christus zijn werk volbracht heeft, gaat er een oproep de wereld in om tot Hem te komen en komt er tegelijk een andere kracht los. Een tegenkracht, waarin iets zichtbaar wordt wat er gebeurt, als God mensen zou loslaten en zou prijsgeven aan zichzelf. In feite zijn alle tekenen die als waarschuwingssignalen volgen in het boek Openbaring daartoe bedoeld. Om wakker te schudden, om te laten zien wat er gebeurt als God mensen loslaat, en om te brengen bij Hem bij wie de toekomst wel veilig is.

Zeven bazuinen

Die waarschuwingssignalen worden in het boek Openbaring steeds duidelijker en dringender. Ik meen dat elementen daarvan te herkennen zijn in wat er vandaag gebeurt. Als ik b.v. kijk naar het gedeelte over de zeven bazuinen in hoofdstuk 8 en 9, dan hoor ik daar niet voor niets bazuinen. Bazuinen zijn in die tijd geen muziekinstrumenten, maar signaalinstrumenten. Stuk voor stuk geven de bazuinen signalen van wat er gebeurt in de schepping en met de mensen, als God hen een klein beetje loslaat, omdat zij denken zonder God te kunnen. Dit zijn de gevolgen in de natuur: zeggen de eerste vier bazuinen in hoofdstuk 8 van Openbaring: vergiftiging van gewas, van het zeewater, van de bronnen en van de atmosfeer. En dit zijn de gevolgen voor de mensen, zeggen de vijfde en de zesde bazuin: geestelijke ontreddering, leegte in het leven, mensen zullen zelfs de dood gaan zoeken en die niet vinden (Openb. 9). Ik denk dat we deze signalen zo kunnen herkennen, en ik zie dat de waarschuwingen daarin dichterbij komen.

Maar ik zie ook dat juist die waarschuwingssignalen in het boek Openbaring stuk voor stuk de bedoeling hebben mensen te brengen bij Hem die de toekomst toch in zijn hand heeft. Die een klein beetje ruimte geeft, en steeds iets meer ruimte geeft aan de antimacht, om mensen wakker te schudden en te laten zien dat ze zonder Hem niet kunnen leven. Dat alleen luisteren naar zijn stem de toekomst zeker maakt. Daarom wordt die tegenmacht pas een klein beetje meer losgelaten, als Christus zijn werk volbracht heeft. In het beeld van Openbaring 5 gezegd: de tegenmacht kan zijn werk pas wat meer gaan doen, en de tekenen der tijden kunnen pas beginnen, als Jezus Christus als het Lam van God zichzelf gegeven heeft om voor de schuld van die mensen te betalen, die zelf hun toekomst niet meer zeker kunnen stellen. Die dus schuld hebben aan de chaos die zichtbaar wordt. De eerste beweging waartoe het boek Openbaring oproept is dus een beweging naar Jezus Christus, naar Hem die als Koning regeert, maar die tegelijk zichzelf als priester gegeven heeft, als een Lam bij wie je bevrijding van je schuld kunt vinden.

Gods beschermmuur om zijn volk

Wie die beweging maakt, krijgt in het boek Openbaring een geweldige troost mee. Steeds opnieuw wordt getoond dat zij die het Lam volgen, mogen weten dat de toekomst al vastligt. De kerk mag leven vanuit de toekomst, die door het werk van het Lam zeker is. Onlangs heb ik nog eens gepreekt over Openbaring 11, waarin dat met zo’n prachtig beeld wordt weergegeven. Als Johannes de waarschuwingssignalen die ik net noemde in die bazuinen op zich af ziet komen, moet het hem bang te moede geworden zijn. Hoe zal Gods volk staande blijven, als dit over de wereld heengaat? Hij krijgt dan een heel persoonlijke bemoediging, die ook een bemoediging voor ons is.

Hij ziet de tempel van God in de hemel, en krijgt de opdracht om die op te meten. Hij krijgt een meetstok in zijn hand, met de woorden: “sta op, en meet de tempel Gods en het altaar en hen die daarin aanbidden. Maar”, zegt de stem die tot hem spreekt er bij: “laat de voorhof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet, want hij is aan de heidenen gegeven, en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang” (Openb. 5: 1,2). De tempel is hier het teken van de gemeente. God legt een meetsnoer om die gemeente. En wat gemeten wordt, wordt beschermd, welke machten er ook zullen komen.

Maar heeft u door, wat er precies gemeten wordt? Niet de hele tempel. De aanvallen van de boze zullen ook de gemeente niet sparen. Zij zullen binnenkomen, zelfs tot in de voorhof. Waar is het veilig? Wat moet Johannes meten: het altaar en hen die daarin aanbidden. Daar gaat het dus om, dat de gemeente dicht bij het altaar leeft. Dat is opnieuw een teken van het werk van Jezus Christus, die door zijn offer al de altaren van het O.T. vervuld heeft. Daar gaat het om: dicht bij dat altaar te zijn en daar te aanbidden.

Dat is de beweging naar binnen. Daar is de zekerheid te vinden. En dat wordt in tal van beelden herhaald in het boek Openbaring. Het gaat er om, dat je je klederen wast in het bloed van het Lam. Het gaat er om, dat je de woorden van dit boek waarin Christus tot je spreekt, bewaart. Het gaat er om dat je volhoudt in de gebeden, omdat je weet dat je gebeden opstijgen als reukwerk voor de troon. Op het beslissende moment voor het klinken van de laatste bazuin is er zelfs een half uur stilte om naar de gebeden van de heiligen te luisteren. Bidden wij mee om de komst van Gods Koninkrijk? Blijft ons gebed niet achter, als God toewerkt naar zijn toekomst.

Ik meen die beweging naar binnen wel waar te nemen vandaag. Er zijn er die door wat er om hen gebeurt op de knieën gaan en meer tijd nemen voor de persoonlijke omgang met God, er is een nieuwe gerichtheid op het gebed en op de Here Jezus Christus en zijn werk. Vooral als er een directe aanleiding toe is in angst en onzekerheid die aan het eigen leven raakt. Ik meen ook dat zodra de onzekerheid iets vermindert, er weer tal van andersoortige zekerheden belangrijk worden in het leven van velen van ons, die die echte beweging naar Jezus Christus afremmen. Of zelfs in de plaats komen van het zoeken van de echte zekerheid bij Hem die zijn leven gaf op het altaar, zodat ook het aanbidden snel minder wordt. In die zin bevat dat beeld van Openbaring 11 naast een geweldige troost ook een geweldige waarschuwing.

De twee getuigen

Maar dat niet alleen. In datzelfde hoofdstuk volgt ook een opdracht, die direct met die troost en die waarschuwing te maken heeft. Je zou zelfs kunnen zeggen, dat die opdracht een toetssteen kan zijn om te zien of je de beweging naar binnen serieus neemt. Met die beweging naar binnen komt namelijk direct ook een andere beweging mee. Het kan nooit zo zijn, dat de kerk binnen een soort beschermende omheining zich terugtrekt uit de wereld, vanuit de onzekerheid en de angst die vanuit de gebeurtenissen op de gemeente afkomen. Integendeel. Direct op dat beeld van die beschermende muur om de gemeente volgt een heel ander beeld, dat ook de kerk zal moeten typeren in die tijd waarin de gevaren op de kerk afkomen. Die kerk zal moeten getuigen in de wereld, en de weg wijzen naar Hem bij wie het leven te vinden is.

Heel typerend volgt dat in Openbaring 11 direct op de belofte van Gods bescherming. God zegt daar: “Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang” (Openb. 11:3). Wie worden er met die twee getuigen bedoeld? Dat begrijpen we als we de tijdsaanduiding er bij zien staan: 1260 dagen. Dat is exact dezelfde tijd als die in het vers ervoor staat. Daar stond dat de heidenen de voorhof van de tempel zullen vertreden, 42 maanden lang. 42 maanden van dertig dagen maakt 1260 dagen. Gedurende heel die tijd dat de boze zijn instrumenten gebruikt om de gemeente aan te vallen, krijgen die twee getuigen de opdracht om het woord van God te laten klinken. Met een zak bekleed, als oproep tot boete, tot bekering.

Wie deze tijdsaanduiding met nog andere plaatsen in het boek Openbaring vergelijkt, waar dezelfde tijdsaanduiding voorkomt, als drie en een half jaar, of als 42 maanden, of als 1260 dagen of als een tijd, tijden en een halve tijd, ziet dat deze tijdsaanduiding heel consequent de tijd aanduidt die begonnen is bij de hemelvaart, bij het allereerste begin van de uitstorting van de Heilige Geest en het getuigenis van de kerk, en die doorduurt tot het moment dat Jezus terugkomt. Gedurende heel die tijd moeten de twee getuigen optreden.

Dan zie je gelijk dat die twee getuigen niet twee gewone mensen zijn, maar symbolisch het getuigenis van de gemeente van Christus aanduiden. Zij zijn als de twee olijfbomen, dat is een beeld uit Zach. 4 (Openb. 11:4). Daarmee wordt aangegeven, dat zij als ambtsdragers tot deze taak gezalfd zijn. De olijfolie ziet op het teken van de zalving, en is daarmee een teken van het werk van de heilige Geest, die de “olijfbomen” de opdracht geeft om te getuigen. En zij zijn tegelijk als twee kandelaren (Openb. 11:4) Dat betekent dat zij het zijn, die het licht dienen te geven in de wereld.

De kracht van het getuigenis

Hoe houden die getuigen dat vol? Hoe kunnen ze licht geven? Zijn wij daar niet veel te zwak voor? Als je kijkt welke machten loskomen in de wereld, hoe zullen twee getuigen daar tegenover standhouden? Heel beslist wijst het visioen van Johannes ons niet op de kracht van de getuigen, maar op de kracht van het woord, waarmee zij in de wereld staan. Het woord zelf zal zijn werk doen.

Johannes verwijst naar gebeurtenissen uit het O.T. als hij dat zegt: de getuigen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt (Openb. 11:6a). Daarmee verwijst hij naar de geschiedenis van Elia, een gewoon mens, die het op een gegeven moment niet meer zag zitten, maar die het woord van God moest spreken, en het gebeurde. Het regende niet: 1260 dagen lang, drie en een half jaar, toen letterlijk, nu dus symbolisch.

En, zegt Johannes, de getuigen krijgen ook de macht over de wateren, om die in bloed te veranderen (Openb. 11:6b). Dat verwijst naar de geschiedenis van Mozes. Ook een mens die zei: stuurt U maar een ander, want ik kan niet spreken. Hij sprak het woord van God, en het gebeurde. En uiteindelijk, staat hier, zal de wereld geoordeeld worden naar dat woord dat uit hun mond uitging. Het zal zijn als een vuur, dat hun vijanden verslindt, zo staat dat in Openb. 11:5. Dan moet je denken aan de bijbelse betekenis van het vuur, dat oordeel brengt. Dat oordeel zal beginnen in de mond van de getuigen. Het woord zelf zal hen oordelen.

Dat is dus de taak van de kerk. Dat is de zin van de tijd waarin we leven, dat de mensen om ons heen zullen horen, dat er een plek is waar je naar toe kunt gaan. Dat er Iemand is, waar er toekomst is. Dat er een God is die de toekomst in zijn hand heeft. Dat noem ik de beweging naar buiten.

Nooit zal de kerk zich in zichzelf mogen opsluiten. Juist daar waar de antimacht groter lijkt te worden, zal het getuigenis van de kerk duidelijker moeten klinken. En dan als het getuigenis dat mensen brengt bij het altaar, bij Jezus Christus, die door zijn offer mensen wil brengen tot het leven. Die de toekomst geopend heeft.

Het resultaat van het getuigenis

De beweging naar buiten is de opdracht voor de kerk in deze tijd. Ze zullen er zijn, die het horen. Die gehoor geven. Toch zullen er ook velen zijn die het wel horen, maar zich blijven verzetten. Ondanks alle waarschuwingssignalen, klinkt het als een refrein door de laatste hoofdstukken van Openbaring: en zij bekeerden zich niet. In hoofdstuk 11 staat dat het beest als instrument van de boze de getuigen zal doden. En ze zullen denken van die lastige getuigen af te zijn, en hun lijk zal getoond worden in de stad die geestelijk genoemd wordt Sodom, dat is het teken van de grootste immoraliteit, en tevens (zal de naam zijn:) Egypte, het teken van het grootste verzet en geweld, en tevens (is het) de stad waar ook hun Here gekruisigd is, staat er bij (Openb. 11:8). Daarin kun je zien dat het echt symbolisch bedoeld is, want Jezus is niet in Egypte en Sodom gekruisigd. Het gaat om de verwijzing naar het woord van Jezus dat een knecht niet staat boven zijn heer, en dat als zij gepoogd hebben zich van hun Meester af te maken, de discipelen niet moeten denken dat de houding naar de volgelingen van Jezus zoveel anders zal zijn. In het lijden omwille van het getuigenis van Jezus’ naam, treden de discipelen in het voetspoor van de Heiland zelf.

Even zal het lijken dat de getuigen gedood kunnen worden. Maar het zal niet lang duren na zeer korte tijd, drie en een halve dag, - in geen verhouding staat dat met die eerdere drie en een half jaar, na zeer korte tijd dus -, vaart een levensgeest van God in hen, en wordt voor ieder duidelijk, dat de wereld de getuigen niet heeft kunnen overwinnen (Openb. 11:11). Voor elk oog zal dat zichtbaar worden. God zorgt ervoor, dat zijn getuigen niet aan de dood worden overgelaten. Wie Jezus volgt in de beweging naar binnen en naar buiten, mag dit als een troost horen. Waar de kerk die beide bewegingen volgt, zal de kerk zeker mogen zijn van de toekomst. Daar is een onzichtbare beschermmuur. Daar zijn handen die dragen en niet loslaten. Zelfs niet in de dood.

“Kom!”

Op de laatste bladzijde van de bijbel zie ik die twee bewegingen nog een keer terugkomen. Met name in het laatste hoofdstuk van Openbaring verzekert de Heiland ons dat Hij er aan komt. Dwars door alles wat in het boek beschreven is, en wat er komen gaat: zegt Hij: zie, Ik kom spoedig.

Nadat Jezus dat een en andermaal gezegd heeft, houdt Hij even halt, en zegt: en hoor nu eens: Ik hoor een antwoord op die roep van Mij. Ik hoor een stem van beneden die ook roept. Nadat Jezus gezegd heeft: Ik kom spoedig, klinkt de stem vanaf de aarde: Amen, kom, Here Jezus. Dat zegt de bruid, die is voorbereid om de Bruidegom te ontmoeten. Hoe kan die bruid dat zeggen? Doordat de Geest het aan de bruid voordoet. Zodat het tot één stem wordt: en de Geest en de bruid zeggen: Kom! (Openb. 22:17). Dat is de beweging naar binnen, naar het hart. De beweging naar Hem om wie het gaat in het heden en in de toekomst.

En tegelijk klinkt daar achteraan de uitnodiging: en die het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet! (Openb. 22:17). De beweging naar buiten staat niet in spanning met die beweging naar binnen, maar hoort er kennelijk wezenlijk bij. Waar ik kom, wil ik dat laten klinken aan anderen om mij heen. Wil de kerk vandaag op een goede manier gericht zijn op de toekomst, dan zullen we ons niet blind moeten staren op een aantal tekenen van dit moment, waarmee we uiteindelijk nog heel ik-gericht te werk kunnen gaan. Wat kan ik hiervan merken, hoe kan ik nu staande blijven? De tekenen zijn er, onmiskenbaar. Maar ze dringen ons om in beweging te komen. Naar de binnenkamer, naar het kloppend hart van het geloof, naar het gebed, en naar het woord dat tot ons spreekt; naar Hem die het Lam is, die zich gegeven heeft en die daarom tegelijk de Herder kan zijn, die zijn schapen niet loslaat. Ze dringen ons de tijd te nemen om te zien waar het werkelijk om gaat en om te luisteren naar de stem van Hem die ons roept: Ik kom spoedig. Was je je klederen, ben je als de bruid?

En tegelijk dringen de tekenen ons om naar buiten te gaan. Dat was in de tijd van Johannes echt niet makkelijker dan voor ons. Gebeurt het, vanuit het hart? Zijn we ons bewust van de beslissende kracht van dat woord, waarmee we in de wereld mogen staan? En denken we er over na, hoe dat woord verstaan kan worden, zodat het als een levend getuigenis klinkt.

God zal er voor zorgen, dat er een antwoord komt: de Geest en de bruid zeggen: Kom! Bidden we mee als kerken, als ambtsdragers, heel persoonlijk? Dan stelt je dat tegelijk voor dè opdracht ook anderen hiertoe uit te nodigen: Laat wie het hoort, zeggen: Kom!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2003

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

KERK ZIJN VANUIT DE TOEKOMST

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2003

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's