Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CHRISTEN EN DE PSYCHOLOGIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTEN EN DE PSYCHOLOGIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de nabije toekomst zal de grootste bedreiging voor het christendom - dat is mijn vaste overtuiging - niet meer komen van de kant van de natuurwetenschappen, maar van de psychologie. Men zal de gehele inhoud van de Bijbel proberen te vervluchtigen in de moeilijk grijpbare wolken, beter: nevelen, van de psychologie. Het christelijk geloof zal op allerlei wijze psychologisch „geduid" en aldus uitgehold worden.

Daarom is het goed dat christen-psychologen een antwoord zien te geven op de vragen, die vanuit de psychologie op ons afkomen. Dat antwoord moet gedegen zijn. Men moet zich niet van het schrijnende psychische leed, waaronder velen, ook christenen, gebukt gaan af zien te maken door wat vrome dooddoenertjes en wat luk-raak geciteerde Bijbelteksten.

Elders in dit nummer behandelen we het boek van Tim Lahaye: „De Geest en ons temperament". Zijn psychologische adviezen kan ik vaak waarderen, maar zijn uitgangspunt, nl. de vier temperamenten, vind ik zeer verouderd. In zijn beschouwingen daarover zitten wel waardevolle elementen, maar de temperamenten vormen slechts de bouwmaterialen, waarmee „iets" anders in ons onze levenshouding opbouwt.

Mislukt

Een andere poging tot een wetenschappelijk verantwoorde christelijke psychologie is te vinden in „De waarde van zelfrespect", door Bruce Narramore, ondertitel: „Een op de Bijbel gebaseerde visie op zelfrespect, narcisme en andere waarden", uitg. Novapres Laren (N.H.), 159 blz., ƒ 17,90.

Deze poging moet ik tot mijn spijt zonder meer mislukt noemen. Zijn uitgangspunten zijn psychologisch beter gefundeerd dan die van Tim Lahaye. Ik ben het b.v. helemaal eens met hem, wanneer hij schrijft:

„Als we een lage dunk van onszelf hebben, presteren we of té weinig of jagen we onszelf genadeloos op om te bewijzen dat het negatieve beeld dat we van onszelf hebben, niet klopt" (p. 9). „Als we in ons hart een hekel aan onszelf hebben, richten we onze kritiek al gauw naar buiten. We bekritiseren anderen om geen kritiek op onszelf te hoeven hebben" (p. 11). „De „verrassende" wetenschappelijke ontdekking dat een tekort aan lichamelijke bemoedering in de eerste levensmaanden van een baby ernstige ziekte en de dood tot gevolg kan hebben, vormt slechts één van de bewijzen, die laten zien hoe ontzaglijk belangrijk de eerste levensmaanden zijn voor een kind" (p. 59).

Zelfliefde

Maar om uit het moeras van minderwaardigheidscomplexen en schuldgevoelens te geraken beveelt Narramore dan de zelfliefde aan.

Hij besteedt er een heel hoofdstuk aan: „Houden van jezelf: Deugd of ondeugd?". Mijn eerste bezwaar is dat je aldus woorden als „houden van" en „liefde" perverteert d.i. verwringt tot iets onnatuurlijks. Liefde is wezenlijk gericht op een andere persoon, op God en de naaste.

Een tweede bezwaar is dat de mens alleen maar gelukkig kan worden in de gerichtheid op de ander, in de liefde tot de ander. Wie het geluk voor zichzelf nastreeft, zal het juist niet vinden. Dat is de diepe betekenis van de woorden van Christus: „Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven zal verliezen om Mijnentwil en om het Evangelie, die zal het behouden" (Mk. 8 : 35).

In het Grieks staat hier „psychè". Dat kun je vertalen met „leven", maar dit woord met zijn Hebreeuwse achtergrond wordt dichter benaderd door ons woord „ik" of „zelf', dus: Wie zijn eigen „ik", zijn persoonlijkheid, zijn „zelf' vóór alles wil handhaven en daarvoor vecht, zal juist dat eigen „ik" nooit in harmonie kunnen bezitten. De enige echte zelfontplooiing bereiken we in de ander, in de liefde. En wanneer je waarachtig liefhebt, vergeet je jezelf. Dan ga je helemaal op in de ander. En juist dan wordt je jezelf, want het wezen van de mens is gerichtheid op de ander, gerichtheid op God en op de medemens. Zo heeft God hem geschapen. Je kunt jezelf dus slechts verwezenlijken in de ander.

Zelfrespect

Iets minder bezwaar heb ik tegen de term, die Narramore ook vaak gebruikt en dat is „zelfrespect". Die term is zelfs in de titel van de Nederlandse editie opgenomen. (De Engelse titel luidt: „Je bent iets bijzonders").

Maar ook deze term richt de aandacht veel te veel op de afzonderlijke mens. En het Evangelie wil ons juist daarvan bevrijden. En wel op twee manieren.

Allereerst doordat wij langs de weg van het geloof in staat worden gesteld met Christus te sterven aan ons zondige „ik". Wij kunnen een zucht van verlichting slaken, wanneer we eindelijk van dat hinderlijke „ik" dat altijd zoveel belangstelling vroeg, af zijn.

En vervolgens mogen wij tegelijk met Christus opstaan tot het nieuwe leven. En wat is dat? „Gij in Mij en Ik in u" (Joh. 14 : 20), dus diepe, diepe liefde. Door het levende geloof verlies in mijn psyche, mijn „ik", in Christus om het juist in Hem overheerlijk terug te vinden. Maar daar mag het mij niet om begonnen zijn, want dan is het toch weer egoïsme. De „onuitsprekelijke en heerlijke vreugde in Christus" (1 Petr. 1 : 8) mag nooit ons eerste doel zijn. Ze moet steeds min of meer een gevolg zijn van het verliezen van onszelf in Christus.

Schuldgevoelens

Ook met de manier waarop Narramore meent te moeten afrekenen met schuldgevoelens, kan ik het niet eens zijn.

Zo schrijft hij: „Er staat niet één passage in het Nieuwe Testament die zegt dat een kind van God zich schuldig moet voelen" (p. 131). En Petrus dan? Toen die tot het besef van zijn vreselijke zonde van de verloochening van Christus kwam, ging hij naar buiten en weende bitter. Uit alles blijkt dat de evangelisten dit volkomen juist achten. Laat ik het eens anders formuleren: Het zou vanuit de geest die de Bijbel uitademt, volkomen verkeerd zijn geweest, wanneer Petrus alleen maar nuchter had geconstateerd: „Hé, heb ik me daar 'ns eventjes een zware zonde bedreven! Maar geen nood! Schuldgevoel hoefik daarover niet te hebben, want Christus heeft immers mijn schuld uitgeboet".

Nóg een uitspraak: „In feite dragen schuldgevoelens er meer dan wat ook toe bij dat wij gefrustreerd en uit het veld geslagen raken" (p. 130). Maar ik vraag me af of Narramore dan wel ooit het bevrijdende van de tranen van berouw heeft ervaren. Schuldgevoel tegenover andere mensen kan frustrerend werken. Dat is ook het geval met schuldgevoel tegenover God, wanneer men niet zeker is van de vergeving der zonde. Dan kan dat schuldgevoel inderdaad een kwelling worden, een zware last die de mens tot wanhoop zou kunnen drijven.

Maar de wonderbare diepe liefde van de genadige God ervaar je juist heel diep, wanneer je, ook als je weet dat je Zijn kind bent, je eigen schuld ziet en voelt. Het is heerlijk om jezelf uit te schreien aan de boezem van de heilige en barmhartige God en Vader.

Het werk van Christus VOOR ons én van de Geest IN ons

Ik kan wél met Narramore meegaan, wanneer hij reageert tegen hen die beweren dat de mens ook na de wedergeboorte even slecht en zondig is gebleven. Ik heb daar al vaker over geschreven.

immers dergelijke christenen ontkennen dat het werk van de Heilige Geest in ons en belijden eenzijdig (en dus sektarisch) het werk van Christus voor ons.

Bovendien: hoe kun je leven met de gedachte dat je eigenlijk God nog zou haten, ook na dat je tot geloof in Christus bent gekomen? Hoe kun je dan ooit nog je ogen naar Hem omhoog heffen?

Het oude Avondmaalsformulier zegt het heel mooi, wanneer het onderscheid maakt tussen mensen die nog steeds hun hart verpand hebben aan de zonde, én de gelovigen in wie de zonde en zwakheid nog tegen hun wil is overgebleven en die er dan ook van harte verdriet over hebben dat ze toch nog steeds niet gelijk zijn aan het beeld van Christus.

Misschien zegt iemand nu: U hebt dus nog al wat kritiek op deze boeken van christen-psychologen, maar kunt u dan zelf een betere visie geven? Mijn antwoord:

1. Dat wil ik wel proberen, maar in een boek dat ik daarover aan het schrijven ben.

2. Deze boeken werden mij ter recensie toegestuurd. Ik moest ze dus wel aan een beoordeling onderwerpen.

NASCHRIFT

Intussen heb ik het congres dat belegd werd door de stichting Ontwikkeling Evangelische hulpverlening, bijgewoond. Daar was Bruce Narramore de hoofdspreker.

In zijn eerste rede ontvouwde hij dezelfde visie als neergelegd in zijn boek. In de volgende toespraken ging hij in op de verhouding tussen theologie en psychologie. Daarin kon ik het helemaal met hem eens zijn.

Hij tekende vooral drie mogelijke verhoudingen. 1. Het „against-model". Daarbij sluiten theologie en psychologie elkaar met alle beslistheid uit. De theoloog zegt dan: De psychologie heeft niets te vertellen wat de Bijbel niet reeds gezegd heeft; ze heeft dus als wetenschap naast de theologie geen enkel bestaansrecht. Christenen die de psychologie als een afzonderlijke wetenschap beschouwen, maken zich schuldig aan humanisme. Zij stellen hun vertrouwen op iets buiten de Bijbel. Aldus de theologen van het against-model.

De psycholoog echter van het „against-model" beweert dat de theoloog niet helemaal normaal is en eigenlijk een psychologische behandeling moet ondergaan. Hij ontkent ten stelligste het bestaansrecht van een theologie.

2. De tweede verhouding bestaat in het parallel-model. Psychologie en theologie denken in dat geval dat ze ieder een volstrekt eigen terrein hebben, zonder noemenswaardige raakvlakken. Ze werken dan ook onafhankelijk naast elkaar. 3. Het derde model is het integratie-model. In dat geval erkent de psychologie volop de waarde van de theologie. Hij erkent dat het Evangelie bevrijdend doordringt ook in de psyche van de mens, met name ook in zijn onderbewustzijn. Hij is echter tegelijkertijd overtuigd dat er gebieden zijn in de psyche van de mens, waar het geloof niet helemaal in kan doordringen, het gebied van de verschillende complexen. Dat is het terrein van de psycholoog.

De theoloog van het integratie-model kent zijn eigen taak, die niet vervangen kan worden door de psycholoog. Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid en is niet te herleiden tot de psychologie. Van de andere kant erkent hij dat, zoals er een dokter nodig is voor lichamelijke ziekten, er ook een psychiater nodig kan zijn voor zielsziekten en neurosen. Hij zal ook bereid zijn om soms iemand over te dragen aan een christelijke psycholoog of psychiater.

Dr. Narramore koos duidelijk voor het integratiemodel en zo zie ik het ook. Hij meende dat de psychologen en theologen die kiezen voor het against-model, meestal gedreven worden door hoogmoed. De theoloog kan het dan niet uitstaan dat hij niet het laatste en enige woord heeft, wanneer het gaat over een mens in nood. En omgekeerd is het voor een dergelijk psycholoog een doorn in het oog dat er blijkbaar terreinen zijn waar hij niet kan binnendringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE CHRISTEN EN DE PSYCHOLOGIE

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

In de Rechte Straat | 32 Pagina's