Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heerlijkheid des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heerlijkheid des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

In het eerste artikel zagen wij reeds, dat de mens door de zondeval zijn oorspronkelijke heerlijkheid uit de staat der rechtheid is kwijtgeraakt. Nu moet het van ons gelden, dat wij allen gezondigd hebben en de heerlijkheid Gods derven (Rom. 3 : 23). Maar in en door Christus wordt de gevallen mens weer in die heerlijkheid hersteld.

In Rom. 5:1-2 zegt de apostel, dat Gods kinderen, gerechtvaardigd door het geloof, vrede hebben bij God door onze Heere Jezus Christus "en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods". Eens zal de bruidsgemeente delen in de heerlijkheid van Christus en met Hem over alle schepselen regeren. Het volk, dat door het geloof met Christus verenigd is, zal delen in Zijn heerlijkheid. "Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn verheerlijkt lichaam" (Filipp. 3 : 21). "Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn. Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem ge­ openbaard worden in heerlijkheid" (Kol. 3 : 4).

Wanneer zullen wij delen in die heerlijkheid? Alleen als Christus ons leven is geworden; er staat hier immers "Die ons leven is". Dat is dus de levensvraag: erd Hij ons leven? Dan hebben wij geleerd, dat alles buiten Hem de dood is. Dan hebben wij de dood leren schrijven op onze eigen werken en eigen gerechtigheden. Dan hebben wij leren wanhopen aan alles buiten Christus. Als Hij ons leven is geworden, dan hebben wij geleerd, dat er buiten Christus geen rust en geen bestaansgrond is voor God. Wanneer dan de Heilige Geest het licht doet vallen op Hem, op Zijn Persoon en Zijn werk, dan is alles wat aan Hem is gans begeerlijk. In ons de dood, maar in Hem het leven. Dan trekt de dierbaarheid van Jezus, zo zegt vader Brakel, mijn handen en voeten en ogen naar Hem toe. "Daar strekt zich al mijn lust en liefde heen". Paulus zegt het in Kol. 3 : 4: Die ons leven is." Is dat waar geworden in ons leven? "Dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid."

De Heilige Geest richt de hoop van de bruidsgemeente op die komende heerlijkheid. In deze bedeling is er vanwege de zonde een zuchtende schepping, die "als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods" (Rom. 8 : 19). Waarom dat zuchtend verlangen? "Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom. 8 : 21). Hebben wij al geleerd, dat het zuchten van de schepping is vanwege onze zonde? Als dat doorleefd wordt door de ontdekking van Gods Geest, dan gaat die schepping ons aanklagen, ja zelfs de dieren van het veld tegen ons getuigen. In de schepping is er dus, zo zegt Paulus, het zuchtend verlangen naar die komende heerlijkheid. Daarbij is er in deze bedeling niet alleen een zuchtende schepping, maar ook een strijdende kerk. De kerk moet door veel verdrukkingen ingaan in die heerlijkheid. De Heere stopt Zijn volk in de smeltkroes van verdrukking en lijden om hen te beproeven, te oefenen en te louteren. Maar als de door Gods Geest in het hart gelegde hoop leven mag, mogen Gods kinderen boven alles uitzien op de komende heerlijkheid. In die hoop gesteld, horen wij de apostel uitroepen: Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden" (Rom. 8 : 18). Dan is het toch maar een verdrukking van tien dagen en de verdrukkingen wegen bij lange na niet op tegen de heerlijkheid, die wacht, als de door God in Christus weggelegde erfenis. Wat is het groot als die hoop het leed van de strijdende kerk hier beneden verzachten mag. Dan mogen Gods kinderen het hoofd opheffen uit alle gebreken.

Die heerlijkheid is echter niet alleen toekomstig. Iets van de heerlijkheid van Christus straalt nu reeds uit over het leven van de bruidsgemeente. "Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus" (2 Kor. 4 : 6). De heerlijkheid van Gods werk en van Gods genade in Christus wordt hier al gelegd op Gods kerk. De gemeente Gods wordt "naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest" (2 Kor. 3 : 18). Alleen hier blijft die heerlijkheid ten dele en onvolkomen. De volle heerlijkheid zal straks het deel zijn van de verlosten. Dan zal de heerlijkheid des Heeren in Christus eeuwig afstralen van de verloste schare voor de troon.

Ik heb wel eens een oud kind des Heeren, die nu al jaren in die heerlijkheid mag delen, horen zeggen: "Dan zal de Heere eeuwig met Zijn kinderen pronken." Wanneer Gods heerlijkheid in volmaaktheid van de verloste kerk zal afstralen, dan zal ten volle waar worden, wat de psalmist zingt:

Gelijk een duif, door 't zilverwit. En 't goud, dat op haar veed'ren zit. Bij 't licht der zonnestralen Ver boven and're voog'len pronkt. Zult gij, door 't Godd'lijk oog belonkt. Weer met uw schoonheid pralen.

Hoe groot is dan het goed, dat de Heere heeft weggelegd voor degenen, die Hem vrezen. Het is genadegoed. Christus heeft de prijs betaald. Nog gaat de nodiging uit op de markt van vrije genade: Gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk" (Jes. 55 : 1). Dat ons hart het dan bidden mocht: eef, dat ook mijn oog, dat goede aanschouw'.

Wij gaan onze artikelen over de heerlijkheid des Heeren nu besluiten. Wat beseffen wij toch weinig van Gods heerlijkheid. Wat spreken wij er toch weinig over. Die heerlijkheid, die zich openbaart in de werken der schepping, want "het ruime hemelrond, vertelt met blijde mond, Gods eer en heerlijkheid", maar die zich bovenal openbaart in de werken der herschepping in Christus Jezus. Wij zijn van nature veel meer onder de indruk van menselijke macht en grootheid. En het menselijk kennen en kunnen heeft inderdaad ongekende hoogten bereikt. Wij hebben kernenergie. Wij kunnen satellieten in hun banen brengen, hoog in de stratosfeer, honderden kilometers van de aarde verwijderd. De moderne communicatietechnieken zijn zo verfijnd, dat wij er van duizelen. Wij houden ons bezig met genetische manipulatie. Is de menselijke heerlijkheid niet groot geworden? Of zal het menselijk kennen en kunnen straks nog meewerken aan de vernietiging van de schepping en de mens? Wanneer de Heere ons iets doet verstaan van Zijn heerlijkheid, dan verschrompelt alle menselijke heerlijkheid. "Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen" (Psalm 104 : 24). De volkeren der aarde, ook die volkeren die zich met moderne vernietigingswapens tot de tanden toe hebben bewapend, zijn voor de Heere minder dan een druppel van de emmer en een stofje van de weegschaal (Jes. 40 : 15). Wat betekent alle menselijke grootheid en heerlijkheid in het licht van de heerlijkheid des Heeren? Niets!

Laten wij toch geen menselijke heerlijkheid zoeken: ijkdom of eer of macht. Als de dood komt vergaat alles van beneden voor ons. "Alle vlees is gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des Heeren daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid" (Jes. 40 : 6-8).

En dat Woord predikt ons de heerlijkheid des Heeren, die in Christus eeuwig zal afstralen van de bruidsgemeente. De Heere zal eeuwig heerlijkheid ontvangen. "Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen" (Openb. 4:11).

(Slot)

Zeist,

ds. J.J. van Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1991

De Saambinder | 12 Pagina's

De heerlijkheid des Heeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1991

De Saambinder | 12 Pagina's