Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De aard van het Schriftgezag (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aard van het Schriftgezag (8)

(Rapport Gereformeerde Kerken)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu spitst zich dit alles toe op de Schriftopenbaring en de leer van inspiratie.

Inspiratie en gelovig-zijn

Nu spitst zich dit alles toe op de Schriftopenbaring en de leer van inspiratie. In de eerste plaats valt ons op dat de inspiratie van de Openbaringsgetuigen in de Schrift en de Bijbelschrijvers op één lijn worden gesteld met de door de Heilige Geest geleide christelijke gemeente tot op heden toe. Op blz. 15 lezen wij, dat de 'hele geschiedenis van het tot openbaring komen van de waarheid' die 'gemarkeerd wordt door verre gebeurtenissen, woorden van aartsvaders en profeten, overleveringen, velerlei bronnen, het optekenen, vaststellen van wat wel en wat niet tot de canonieke boeken van de Bijbel behoort, werk van schriftgeleerden, redacteuren, theologen, gemeentegroepen' zich voortzette 'door de steeds hernieuwde belijdenissen en uitleggingen (exegese) van de christelijke gemeenten heen tot op heden toe'. Deze openbaringsgeschiedenis zet zich dus tot op heden voort. Dezelfde gedachte wordt ook zo weergegeven: 'de Heilige Geest werkt zowel in de Schriftinspiratie als in de harten van mensen en de openbaring van waarheid is er niet als één van deze aspecten ontbreekt' (blz. 15). Ik begrijp daaruit, dat de Schriftinspiratie een moment is in een hele geschiedenis van het tot openbaring komen van de waarheid. En dat het een moment is, dat geen eigen uniek-gezaghebbende plaats inneemt, maar dat alleen waarheidsopenbaring geeft in verbinding met vele andere 'momenten' in die geschiedenis, waarbij de kerkgeschiedenis en het heden ook een wezenlijke (constitutieve) rol spelen.

Betekent dit nu, dat de inspiratie van de Openbaringsgetuigen en de Bijbelschrijvers op één lijn staat met de door de Heilige Geest geleide christelijke gemeente?

Deze indruk krijgen wij wel en zij wordt bevestigd door het feit, dat in het rapport voortdurend de nadruk valt op 'het gewone menselijke' (blz. 16) dat in het waarheidsgebeuren van God wordt ingeschakeld. De Bijbel is dan ook 'neerslag, van vele menselijke gebeurte­nissen'. De geschiedenissen zijn 'echt menselijk'. Dus nadruk op het 'gewoon' en 'echt' menselijke. Daarnaast wordt gesproken over 'de geloofsdimensie' van de Bijbelschrijvers. Wat dus 'inspiratie' van de Bijbelschrijvers wordt genoemd heet hier 'de geloofsdimensie' van de schrijvers. Maar deze uitdrukking geeft aanleiding om deze Bijbelschrijvers, ook in hun op Schriftstellen, op eenzelfde lijn te zien staan met de latere gelovige gemeente. Dan wordt het ook begrijpelijk, dat de latere christelijke gemeente een eigen inbreng gehad heeft in de Schriftopenbaring, zodat men zelfs van woorden of wonderen, die in de Bijbel zelf aan Jezus zelf worden toegeschreven, kan zeggen, dat het hier gaat om de gelovige inbreng van de christelijke gemeente.

Kortom, als ik mij herinner, dat met name Bavinck het eigen en unieke karakter van de Inspiratie van de openbaringsgetuigen en de Bijbeischrijvers heeft gehandhaafd tegenover de ethische Schriftleer, die inspiratie en illuminatie (verlichting van de gelovigen door de Heilige Geest) gelijkstelden, dan is mijn vraag, hoe dit rapport hierover denkt. Voorzover ik zien kan sluit zij hieraan bij de ethische Schriftleer, en wijkt het af van Bavinck, en daarmee van de klassiek-gereformeerde Schriftleer. Deze klassiek-gereformeerde Inspiratieleer bevatte doorgaans drie elementen, a. Men geloofde op grond van het Schriftgetuigenis zelf, dat de Schrift door een bijzondere leiding en ingeving van de Geest tot stand gekomen is. Dit bijzondere dient te worden onderscheiden van de leiding van alle gelovigen door de Geest. Ook al blijft dit bijzondere werk van de Geest in de inspiratie een voor ons ondoorgrondelijk geheimenis, 'men aanvaardt de feitelijkheid ervan, juist weer op gezag van de Schrift zelf. b. Wanneer men trachtte na te gaan, waaruit deze inspiratie door de Geest bestaan heeft, bakende men de grenzen af door enerzijds te stellen, dat de mens als openbaringsgetuige en/of Bijbelschrijver door de Geest zo in beslag genomen is, dat hij als door Gods eigen spreken doorademd Gods Woord heeft doorgegeven, zodat wij in de Schrift met Gods eigen Woord te doen hebben. Anderzijds blijft de mens door de inspiratie van de Geest als mens ingeschakeld, zij het dat het instrument-zijn van de Geest in alles voorop staat. c. Ook afgezien nog van wat de openbaringsgetuigen en/of Bijbelschrijvers zelf zich bewust waren van de (volle) betekenis van hun woorden, is de hele Schrift in haar eenheid het getuigenis van de Geest, waarin God zich volkomen aan ons heeft geopenbaard. Daarom zijn uiteindelijk niet de openbaringsgetuigen en/of Bijbelschrijvers de belangrijkste en doorslaggevende getuigen maar de drieënige God zelf: Vader, Zoon en Heilige Geest. Vergelijken wij deze klassieke inspiratieleer met wat hoofdstuk 1 van het rapport hierover schrijft, dan valt het ingrijpende verschil dadelijk op. Men heeft hier de klassieke inspiratieleer vrijwel geheel laten varen.

Nog ingrijpender is echter, dat in dit rapport het openbaringsgebeuren (geheel) zich voltrekt via de actieve inschakeling van de (gelovende) mens. De waarheidsopenbaring zelf voltrekt zich via de menselijke gebeurtenissen en ook de op Schriftstelling ervan verloopt via de mens en alleen zo, via deze menselijke inschakeling, is er sprake van het waarheidsgebeuren van God. Dat betekent dus, dat wij in de Schrift nooit directe Godsopenbaring, nooit een direct spreken en handelen van God aantreffen, maar altijd alleen maar een spreken en handelen Gods via de menselijke ervaring. We horen in de Schrift niet wat God Zelf zegt of doet, maar we horen in de Schrift altijd alleen wat mensen hebben ervaren, gezegd en geschreven van wat God gezegd en gedaan heeft. Op dit belangrijke gezichtspunt moeten wij even dieper ingaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

De aard van het Schriftgezag (8)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 mei 1981

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's