Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beperkingen als gevolg van Monumentenzorg

Van Rossum (S.G.P.):

Voor mij heeft de geachte afgevaardigde, de heer Aantjes, reeds gewezen op de kwestie van de monumenten. Ik heb de neiging te denken, dat het onderscheid dat moet worden gemaakt, hier zeer belangrijk is. De grens tussen waardevol en waardeloos is moeilijk te trekken. De grens tussen oude rommel en antiquiteit is eveneens zeer moeilijk te trekken. Dit geldt ook voor de gevels. Moeten deze bestemd worden voor de sloop, of voor rehabilitatie? Er wordt overleg gepleegd met de Minister van Kuituur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk. Inderdaad, er zit ook enig verband tussen. Heb ik het goed begrepen, dan zijn in Rotterdam 5 pet. en in Amsterdam 15 pet. van de woningen krotten. Ook heb ik begrepen, dat er in Amsterdam in vergelijking met Rotterdam ongeveer het drievoudige aantal monumenten per hoofd van de bevolking aanwezig is. Er zit waarschijnlijk een duidelijk verband tussen, maar dit kan ook wel grote moeilijkheden opleveren om het vraagstuk van huisvesting achter monumentale gevels tot een goede oplossing te brengen, ondanks alle goede bedoelingen. Moet hier geen duidelijke voorlichting zijn waar partikuUeren en gemeentebesturen terecht kunnen?

Wij weten, dat in de landbouw aan bedrijven, waar moeilijkheden bestaan, een behoorlijke agrarisch sociale voorlichting wordt gegeven. Ik wil ervoor pleiten, juist omdat het ook gaat om een menselijk probleem, dat vooral wordt gezorgd voor een goede begeleiding, dat misschien ook enige studie wordt ingesteld met het oog op de sociale geografie in de steden en dat wordt gelet op de problemen, die de heer Koopmans in zijn boekje voor het Ministerie van Kuituur, Rekreatie en Maatschappelijk werk, heeft gesignaleerd. Bij de bestudering van dergelijke problemen dient men bepaald ook aandacht te besteden aan de menselijke kant ervan.

Minister Schut:

De heer Aantjes maakt zich enige zorg over de objekten van Monumentenzorg in een beschermd stads- of dorpsgezicht. Hij wil deze zorg toevertrouwen aan verscheidene bewindslieden. Ik geloof, dat dit geen .aanbeveling verdient; dat zou de zaak nodeloos ingewikkeld maken. De praktijk is minder benauwend dan men wel eens denkt. Een pand, dat op de monumentenlijst staat, is niet per definitie uitgesloten van sloop. Mofiumentenzorg wil echter wel een „say in the matter" hebben. Hiertegen kan toch niemand beswaar maken. De heer Aantjes (A.R.P.): Misschien weet ik het niet precies, maar wie beslist dat dan?

Minister Schut: Monumentenzorg. De heer Aantjes (A.R.P.): Precies. Dat wil ilc nu juist voorkomen. Ik vind, dat over een incidenteel objekt, dat in een geheel sanerings- en rekonstruktieplan is opgenomen, uw koUega van C.R.M, niet alleen het laatste woord moet hebben. Ik blijf erbij, dat het heel nuttig zou zijn, als u op (jit punt ook wat te zeggen zou hebben. Minister Schut: Mijn ervaring is, dat wanneer een sanerings- of een bestemmingsplan is voorbereid op een goede manier. Monumentenzorg hierover ook is gehoord. Als in dat plan monumenten voorkomen die weg moeten, dan is de zaak van de betreffende sloopvergunning geen probleem, als er tenminste werkelijk wordt gesloopt. Daarom wil men niet op voorhand stellen - dat lijkt mij een redelijke zaak - dat voor ieder pand, dat een monument is en in een plan voorkomt, waarin het voortbestaan wordt uitgesloten, een sloopvergunning wordt gegeven. Er kunnen immers jaren voorbij gaan, dat het pand niet wordt gesloopt, of dat het wel wordt gesloopt, maar dat het plan wordt gewijzigd. Achteraf blijkt, dat de gehele transaktie anders had kunnen verlopen. Men wil dus het geven van een sloopvergunning uitstellen tot het foment, waarop de zaak aktueel is. Het gebeurt in ieder geval, mits de voorbereiding van het plan op korrekte wijze heeft plaatsgevonden en Monumentenzorg hierbij is betrokken. Als Monumentenzorg de sloopvergunning niet wil geven, dan moet Monumentenzorg in aktie komen bij de ter visie legging van het bestemmingsplan; dan zal men bezwaar moeten maken. In hogere instantie wordt daarover dan beslist.

De heer Aantjes (A.R.P.): Ik zou wel eens willen weten, wie die hogere instantie is. Minister Schut: Gedeputeerde Staten of de Kroon. Ik meen, dat dit de heer Aantjes bekend kan zijn. De heer Aantjes (A.R.P.): Dan zijn wij weer precies, waar wij bij het begin waren, namelijk dat uw koUega van C.R.M, de hoogste instantie is. Minister Schut: Neen, C.R.M, heeft niets over bestemmingsplannen te vertellen; C.R.M, is dan eigenlijk belanghebbende. Naar mij bUjkt, moet de heer Aantjes hierover even nadenken, zodat ik kan doorgaan.

De heer Van Rossum heeft ook iets gevraagd in verband met de monumenten en hij vindt het zo moeilijk om oude rommel van antiek te onderscheiden. Hij kan bij Monumentenzorg wat dit betreft heel wat wijsheid opdoen, want het schijnt toch niet zo moeilijk te zijn. Ik geloof dat hij terecht zegt, dat het geen toevalligheid is dat het verschil in krottenrijkdom, als ik het zo mag noemen, tussen Amsterdam en Rotterdam parallel loopt aan de monumentenrijkdom. Als men ziet hoe Amsterdam zich momenteel daarop werpt met een fanatisme naar beide kanten, dari hoop en vertrouw ik, dat dit goed zal gelukken. Geen enkele andere stad behoeft dan te denken dat het niet kan, want ik heb altijd nog het idee dat, als het in Amsterdam kan, het dan in de rest van het land zeker ook kan.

Repücerend merkte de heer Van Rossum bij dit punt nog op: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil nog even terugkomen op de monumenten. Hier is toch wel sprake van de moeilijkheid van onvoldoende taakafbakening - de heer Aantjes heeft er ook al op gewezen - tussen de twee departementen. Niet alleen de partikulieren weten niet meer, waar zij terecht kunnen; het bekende verwijt, dat men van het kastje naar de muur wordt gestuurd, geldt hier ook voor gemeentebesturen. Die zouden het toch langzamerhand wel moeten weten. De één komt bij ambtenaren van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij voorbeeld de inspekteur van Volkshuisvesting, de ander komt bij het Ministerie van Kuituur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk, omdat er ook monumenten zijn, die ook aangewezen kunnen zijn, los van de bestemmingsplannen. Dit alles gaat een beetje langs elkaar heen. Ik meen, dat hier toch bepaald enige duidelijkheid gewenst is, opdat én partikulieren én gemeentebesturen en allen, die met dit probleem te maken krijgen, weten waar zij terecht kunnen en waar zij informatie kunnen krijgen en hoe de problemen, waarmede zij eventueel te maken krijgen bij het opknappen of opruimen van gevels en krotten, moeten worden opgelost.

Duplicerend ging Minister Schut hier nader op in: De heer Aantjes heeft, gesteund door de heer Van Rossum, nog eens verwijld bij de objekten van de Monumentenzorg. Hij begrijpt niet, dat ik zelfs niet wil overwegen in het aangename gezelschap van mijn kollega van C.R.M, over het al of niet slopen een besüssing te nemen. Als men er echter moeite mee heeft, dat iemand een sloopvergunning moet geven, dan zal men toch nog meer opzien tegen een situatie waarin twee mensen hun toestemming zouden moeten geven. De heer Aantjes brengt naar mijn mening onvoldoende de gehele voorgeschiedenis van het saneringsplan, het bestemmingsplan, in rekening. Monumentenzorg is daarin gekend en heeft daarbij haar kans gehad. Zij moet daarmee dus eenvoudig rekening houden. Bovendien houdt de geachte afgevaardigde geen rekening met de omstandigheid dat in de praktijk de zaken heel redelijk verlopen. Het is dus helemaal niet praktisch voor deze zaken nog een' tweehoofdige beshssingsbevoegheid in te stellen. Ik verlang er echt niet naar en de belanghebbenden waarschijnlijk evenmin. Ook dit lijkt mij meer een stukje theorie dan praktische winst.

De heer Aantjes (A.R.P.): Daaruit mag ik dus afleiden, dat indien ik de Minister met konkrete voorbeelden zou kunnen aantonen, dat het in de praktijk wel op moeilijkheden stuit, het voor hem anders zou komen te liggen?

Minister Schut: Dan wil ik het zeker overwegen, want moeilijkheden moeten uit de wereld worden geholpen. De heer Van Rossum heeft er over geklaagd, dat er een gebrek aan duidelijkheid is en dat de mensen niet weten waar ze terecht kunnen. Ik ben bereid toe te geven dat onze samenleving langzamerhand behoorlijk ingewikkeld is geworden, maar dit is toch niet zo vreselijk moeilijk. Alles wat met monumenten te maken heeft, hoort bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, c.q. het ministerie waaronder dit ressorteert. Alleen het aanwijzen van een beschermd stads- of dorpsgezicht moet door de beide Ministers gezamenlijk gebeuren. Ook hiervan geschiedt de gehele voorbereiding door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Als men zich daar vervoegt, is het altijd raak. Komt men per ongeluk een keer bij ons terecht, dan is het ook niet erg. Men wordt niet honds behandeld, doch keurig verwezen naar de plaats waar men moet zijn.

Meer aandacht gevraagd voor afwisselende bebouwing

De heer Van Rossum (S.G.P.): Zijn tuinsteden met een enigszins afwisselende bebouwing aan de rand van grote steden inderdaad zo verschrikkeUjk, als Ir. De Boer van de P.P.D. van de provincie Zuid- HoUand ons wil doen geloven? Ik huldig in dezen in ieder geval een tegenoverge­ stelde mening. Gaarne zal ik echter de mening van de Minister erover vernemen. Denkt de Minister in dit verband ook aan de toepassing van houtskeletbouw in Nederland? Ik heb begrepen, dat de Minister daarnaar met een aantal deskundigen tijdens een studiereis een onderzoek heeft ingesteld. Biedt de houtskeletbouw misschien ook mogeüjkheden om enige variatie in de woningbouw te brengen?

Minister Schut:

Wat de tuinsteden betreft, vraagt de heer Van Rossum, of zij zo erg zijn. Ik zou willen zeggen: neen; woonakkers echter wel. Wat de toepassing van houtskeletbouw aangaat, meen ik reeds in het openbaar te hebben gezegd, dat deze naar mijn mening kon bijdragen tot een grotere variatie van ons woningaanbod. Dat is altijd gewenst.

Ruimtelijke Ordening Overleg verschillende bestuursniveaus

De heer Van Rossum:

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil ook nog enkele opmerkingen maken over het hoofdstuk ruimtelijke ordening, niet in de vorm van een beschouwing, maar in de vorm van een aantal korte vragen. Hoe werkt nu na enkele jaren die Wet op de Ruimtelijke Ordening? Is de verstandhouding tussen de verschillende bestuurslagen en de verschillende instanties voldoende uitgekristalliseerd? De heer Schakel heeft hierover ook al enkele vragen gesteld. Komen daar konfliktsituaties of op zijn zachtst gezegd wrijvingen voor? Is een voorbeeld als het plan-Lonneker bij Enschede, waar kennelijk tegengestelde standpunten aanwezig waren tussen de inspekteur Ruimtelijke Ordening, enerzijds en het gemeentebestuur anderzijds, maar een uitzondering, die de regel bevestigt of is het één geval van de vele, dat nu juist de pers heeft bereikt?

Minister Schut:

De heer Van Rossum heeft ook enkele opmerkingen gemaakt over de Ruimtelijke Ordening en heeft gevraagd naar de wet. Ik kan hem zeggen, dat er een goed samenspel is met de inspekteurs ruimtelijke ordening. Zij spelen een bemiddelende rol, waarover ik geregeld veel waardering te horen krijg. In de 3, 5 jaar, waarin de inspekteurs in funktie zijn, zijn er in totaal misschien vijf gevallen geweest, waarin beroep moest worden ingesteld, waarvan Lonneker er één was. Ik meen, dat dit op zijn tijd nodig kan zijn, zonder dat men daaruit nu konklusies moet trekken over een niet-funktioneren van het systeem.

Voorts vroeg de heer Schakel naar koördinatie van diverse bestuursniveaus bij de ruimtelijke planning, zoals dat ook in de agrarische sektor gebeurt. Hij vroeg naar een soort van netwerk-planning in de stedelijke rekonstruktiegebieden bij voorbeeld. Is dat niet te institutionaliseren, zo vroeg hij zich af. Mijnheer de Voorzitter! Ik geloof, dat de vertikale koördinatie ambtelijk o.a. in de provinciale planologische kommissies plaatsvindt en door inschakeling van de inspekteurs ruimtelijke ordening. Verder meen ik, dat er ook een zekere voorzichtigheid op dit terrein is geboden om de specifieke verantwoordelijkheid van iedere bestuurslaag tot haar recht te laten komen. Ik geloof, dat een te ver gaande koördinatie tussen de eksekutieven van de verschillende bestuursniveaus ook weer zijn bezwaren zou hebben. De procedure van de vaststelling, de goedkeuring en de beslissing op het beroep moeten wij ten slotte niet uithollen. Hoe dat dan met een netwerk-planning moet, het is mij niet erg duidelijk wat de heer Schakel daarmee kan bedoelen, wetende hoezeer hij op de hoogte is van de volstrekte individualiteit van elk lokaal probleem.

Hij heeft ook om meer aandacht voor fleksibele plannen gevraagd, die in een vroeg stadium niet meer gedetailleerd zijn dan op dat moment nodig is. Hij verwees naar wat de gemeente Goedereede heeft gedaan en hoe het in Midden-Delfland is gebeurd. Mijnheer de Voorzitter! Daarmee ga ik graag akkoord. Ik geloof ook, dat het voorbeeld van Goedereede, dat mij bekend is, heel interessant is voor tal van gemeenten, ook kwa procedure voor het maken van een struktuurplan. De handelwijze in Midden-Delfland spreekt mij eveneens aan.

Het onttrekken van afvalprodukten aan het oog

De heer Van Rossum (S.G.P.):

Mijnheer de Voorzitter! In de tweede plaats heb ik mij duidelijk op het standpunt gesteld, dat ik er geen voorstander van ben, allerlei dingen in planologische en architektonische voorschriften in de woningbouw vast te leggen. Een punt, waarmede ik wel gelukkig ben, is, dat de Minister zich positief heeft opgesteld ten opzichte van de mogelijkheid om allerlei weinig esthetische afvalprodukten wat aan het gezichtsveld te onttrekken. Hij heeft ons een keurig boekje toegestuurd over autokerkhoven, maar wat gebeurt er nu effektief op dit terrein en wat gebeurt er om ook andere afvalprodukten b.v. vuilnisbelten aan het gezicht te onttrekken?

Minister Schut:

De heer Van Rossum heeft gesproken over de autokerkhoven en vuilnisbelten. Ik heb daarover een cirkulaire doen uitgaan naar de provinciale besturen, waarin ik suggesties heb gedaan. Ik hoop, dat ik reakties krijg. Intussen is een werkkommissie uit de Rijks Planologische Kommissie bezig het probleem van de verwijdering van autowrakken te bestuderen.

Planologische moeilijkheden dijk bij Waarde

De heer Van Rossum (S.G.P.):

Een volgend punt bij de ruimtelijke ordening is het stuk nr. 8, dat wij bij deze begroting hebben gekregen, nl. een verslag van de Rijksplanologische Kommissie. Op blz. 9, linkerkolom, wordt gesproken over de indijking van een schor bij Waarde. Er wordt een heel aantal voorbeelden genoemd en bij ieder voorbeeld staat een toelichting, alleen juist bij die dijk bij Waarde ontbreekt iedere toelichting. Die toelichting heb ik node gemist, want ik weet, dat er in waterschapskringen juist over deze beslissing een grote beroering tot stand is gekomen. Ik zou dan ook willen vragen: hebben de planologen hier duideUjk een steek laten vallen?

Minister Schut:

De heer Van Rossum vraagt voorts: Hebben de planologen een steek laten vallen bij het schor bij Waarde? Mijnheer de Voorzitter! Dit was een voorbeeld van een serie kleinere adviezen van de R.P.C., in het jaarverslag vermeld. Het was dus niet het enige, waarbij geen argumentatie of toelichting werd gegeven. Ik kan zeggen, dat de indijking van het schor o.a. op grond van de natuurwetenschappelijke betekenis bezwaarlijk werd geacht. Gelukkig is in overleg tussen Verkeer en Waterstaat en Kuituur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk een bevredigende oplossing gevonden. De heer Van kossum (SGP): Zonder dat het waterschap erin gekend is. Minister Schut: Mijnheer de Voorzitter! Dat had de heer Van Rossum nog niet gezegd.

De heer Van Rossum in de repliek:

Mijnheer de Voorzitter! Een laatste punt betreft, de dijk bij Waarde. De Minister heeft gezegd, dat deze zaak in goed overleg met zijn kollega van Verkeer en Waterstaat is opgelost. Inderdaad heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat de goede procedure gevolgd. Hij heeft de Wet op de bediikingen gevolgd, de procedure is afgehandeld en er is geen enkele moeilijkheid geweest. Toen de gehele procedure echter afgelopen was en toen iedereen dacht dat de zaak in orde was en alle termijnen — ook de beroepstermijnen — waren verlopen, kwam op het laatste moment een planoloog — of een natuurbeschermer - die zijn tijd ook had laten verlopen en die toen nog kwam vragen of hij ook even binnen mocht. Toen is de gehele procedure weer teruggedraaid. Ik vind dit nu niet bepaald een geval om ten voorbeeld te stellen voor goede koördinatie tussen ministeries. Naar mijn mening is dat voor het betrokken waterschap bepaald geen prettige gang van zaken. Het waterschap heeft hiervan grote moeilijkheden ondervonden.

Beschermde dorpsgezichten en ontgrondingen

De heer Van Rossum (SGP):

In de vierde plaats heb ik bepaald nog zorgen over de beschermde dorpsgezichten. Niet, dat hetgeen op dit gebied wórdt gedaan mij niet aanspreekt. Dat werkelijk waardevolle elementen worden gespaard, ontmoet geen bezwaren, maar ik heb wel het gevoel, dat het hier en daar sterk frustrerend op de bedrijfsvoering werkt, vooral van boerderijen. Een bekend gezegde is, dat iemand niet van de wind kan leven, maar een boer kan ook niet van een monument leven. Ik zou hiervoor aandacht van de Minister willen vlagen. Het moet mogelijk zijn, waar nodig ontheffing te verlenen, want tussenwegen leveren vaak grote moeilijkheden op: Men moet het óf kopen en door het Rijk laten onderhouden, óf men moet een zekere vrijheid van bedrijfsvoering laten.

Kompromisoplossingen zijn hier vaak noch vlees noch vis.

De geachte afgevaardigde de heer Schakel heeft over zandwinning gesproken. Het komt voor, dat men materialen uit de grond haalt en daarvoor grote putten graaft, aan welke putten op grond van de Ontgrondingenwet bepaalde eisen worden gesteld. Dit wordt dikwijls zeer overtrokken doordat men te ver gaat t.a.v. de eisen met betrekking tot de aanleg van plantsoenen en dure rekreatievoorzieningen rondom deze putten, waardoor vaak de bouwmaterialen onnodig duur worden.

Voorts zou ik willen vragen naar de situatie met betrekking tot de oefenterreinen. Er worden toch geen grote oefenterreinen op zeer kostbare gronden in onze nieuwe polders gelegd? En het kan toch ook niet de bedoeUng zijn er de resultaten van ruilverkavelingen mee teniet te doen? Zoals ik heb vernomen, bestaat er ter zake in Oost-Groningen in de ruilverkaveling BUjham-Bellingwolde enige onrust. Kan de Minister die wegnemen?

Minister Schut:

Wat de beschermde dorpsgezichten betreft geloof ik, dat de opmerking van de heer Van Rossum in dat opzicht is terug te voeren tot het wijd verbreide misverstand, dat dit zou betekenen een soort bevriezing, een soort van monument verklaring. Dat is het niet. De bescherming houdt in, dat er binnen een jaar, met een uitsteltermijn van een jaar, een bestemmingsplan voor moet worden gemaakt, dat rekening houdt met deze specifieke situatie, die uit een oogpunt van historisch, kultureel of ander schoon bijzondere aandacht en zorg verdient. Daarvan moet het afhangen, hoe de daarin gelegen boerderijen worden behandeld. Ik geloof dat in de praktijk haast altijd wel bevredigende wegen worden gevonden die èn de bedrijfsvoering èn het dorps- en landschapsbeeld recht doen wedervaren.

Positieve benadering van kerkbouw gevraagd

De heer Van Rossum (SGP):

Tenslotte een vraag over de wet op de kerkbouwsubsidies, die op 1 maart 1971 expireert. Worden reeds voorbereidingen getroffen om deze wet te verlengen, of is de Minister van mening - ik hoop van niet - met enkele sociologen die kort geleden op de Blijde Wereld in Lunteren vergaderden, dat kerkgebouwen, die slechts enkele uren per week worden gebruikt, hoogst onekonomisch zijn en dat men de betreffende aktiviteiten maar beter naar cafés en dorpshuizen kan verplaatsen? Ik hoop, dat de Minister hieraan een halt wil toeroepen, en dat het Paulinisch vermaan uit Romeinen 12:2: „Wordt dezer wereld niet gelijkvormig" ook voor hem zal gelden en dat hij zich ook wat deze wet betreft positief zal opstellen.

Aangezien de Minister in eerste instantie hierop in het geheel niet inging kwam de heer Van Rossum in tweede termijn hierop terug: De vraag over de wet op de kerkbouwsubsidies is de Minister mogelijk ontgaan, daarop heb ik het antwoord gemist. Hierop antwoordde Minister Schut enigszins ontwijkend: De geachte afgevaardigde de heer Van Rossum heeft ook nog gevraagd of ik positief tegenover de subsidie voor kerkenbouw wil staan, gelijk Paulus zou hebben gedaan, die heeft gezegd, dat wij deze wereld niet gelijkvormig moeten zijn.

Mijnheer de Voorzitter! Ik dacht, dat Paulus juist gezegd zou hebben: Die kerken moeten aan deze wereld niet gelijkvormig zijn en zij moeten niet naar subsidie haken. Ik wil mij natuurlijk - maar dan om andere redenen - zoveel mogelijk richten naar de wens van de geachte afgevaardigde de heer Van Rossum.

Slotbeschouwing

De heer Van Rossum (SGP):

Mijnheer de Voorzitter! Thans kom ik tot mijn konklusie. De aanpak in de plat. telandsgebieden van krotverwerving en van woningverbetering eist grote aandacht. De aanpak in de steden moet duidelijk gekonsentreerd per wijk geschieden. Op dit gebied zijn grote suksessen bereikt, o.a. in de Stokstraat te Maastricht en in andere gemeenten. Wij willen een pleidooi houden voor een gezamenlijke aanpak ook in wijken van kleinere gemeenten. Ik vraag in dit verband de speciale aandacht voor dijkdorpen. Men moet niet te veel tomen aan de woningreserve van 1, 5 pet., omdat dit toch wel het uiterste minimum is om doorstroming, opvang enz. mogelijk te maken.

Wat de motie betreft, moet ik zeggen, dal de Minister ons deze avond heel duidelijk heeft geschilderd, dat er een duidelijke aanzet voor de oplossing van het krottenprobleem is. Hij heeft in zijn beschouwing betrokken, dat er prognoses op dit gebied zijn, maar hij heeft erbij gezegd, dat prognoses wel eens, maar meestal niet uitkomen. Het lijkt mij dan ook heel moeilijk, de sanering en krotopruiming aan een bepaalde termijn te binden, zoals in de motie is bedoeld. Wij zullen dan ook onze stem aan deze motie niet geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1969

De Banier | 10 Pagina's

Begroting Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1969

De Banier | 10 Pagina's