Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEOLOGISCH-PRACTISCHE PEILINGEN VAN DR. H. JONKER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEOLOGISCH-PRACTISCHE PEILINGEN VAN DR. H. JONKER

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. H. Velema

Door de auteur zelf aangekondigd

Het nieuwe boek van Jonker kwam niet geheel onverwacht voor de lezers van Theologia Reformata. In de Reflexen van september 1982 (jaargang XXV, nr. 3) heeft hij de verschijning van zijn boek aangekondigd. Hij schrijft daar: 'iets van de orthognosische problematiek aangaande het algemeen Godsbesef, het openbaringsgeloof, de religieuze ervaring en de bevinding willen wij hier reeds doorgeven'.

De dan volgende bladzijden (192-204) zijn zo boeiend dat ze mij, en ik vermoed iedere lezer, nieuwsgierig maakten naar het nieuwe boek.

Het was dan ook een genoegen het boek van de schrijver ter recensie voor ons blad toegezonden te krijgen. De eerste indruk bij het doorbladeren van het boek — inhoudsopgave en passages die je direct treffen — is: echt een boek van Jonker. Hij neemt onder de theologen in Nederland, ook onder de praktische theologen, een heel eigen plaats in. Uit heel zijn oeuvre blijkt zijn intensieve studie van en grote betrokkenheid bij de moderne wijsbegeerte. Zoals bekend promoveerde hij in 1954 op het onderwerp 'Over Jaspers' Metamorphose der Bijbelse Religie'.

Zijn belangstelling voor de wijsbegeerte komt voort uit een grote belangstelling voor mensen. In het jaar na zijn promotie verscheen de bundeling van zondagavondlezingen: 'De mens in grenssituaties'. Voordien had hij reeds zondagavondlezingen verzorgd over 'De Man uit Anathot en zijn woord'. Die lezingen gingen over Jeremia. Hij behandelde leven en boodschap van deze profeet niet als figuur uit een ver verleden, niet als één uit de rij van Israels profeten, doch als tijdgenoot en tochtgenoot.

Belangstelling voor mensen en hun omstandigheden

Deze aanpak is karakteristiek voor al wat Jonker later schreef. Zijn belangstelling gaat niet alleen uit naar mensen, ook naar hun omstandigheden. De versmalling tot de enkele mens in zijn situatie, welke kenmerkend is voor

het existentialisme heeft Jonker doorbroken door aandacht te geven aan historische situaties en kosmische aspecten van ons bestaan. Geen wonder dat hij met waardering in zijn jongste boek Stefan Zweigs 'Sternstunden der Menschheit' ter sprake brengt (170). In de zojuist genoemde Reflexen vertelt hij van een gesprek met de burgemeester van Gizeh, een plaats even buiten Cairo.

Dat is echt Jonker, aandacht voor mensen én omstandigheden. Uit die grote belangstelling, en ik mag wel zeggen, diepe liefde voor mensen is zijn boek voortgekomen dat in 1981 velen verraste:

'Sporen van een slag, een pelgrimage naar Verdun 1916'. Menigeen zal zich afgevraagd hebben of Jonkers belangstelling naar een andere discipline binnen de universiteit was overgegaan. Dat is allerminst het geval. Dit boek, hoe merkwaardig ook dat een kerkelijk hoogleraar de auteur ervan is, past in de lijn van Jonkers oeuvre. Vermeldenswaard is, dat voor een t.v.-uitzending over de slag bij Verdun van Jonkers boek gebruik is gemaakt.

Het is dan ook geen wonder dat hij de kern van dit boek over Verdun een plaats weet te geven in zijn publicatie die we nu bespreken. We treffen een samenvatting van zijn boek over de slag bij Verdun aan in hoofdstuk 7 (167-184). Dat hoofdstuk houdt zich in zijn geheel bezig met ervaringen van mensen in de geschiedenis en op reis. Daar treft men ook de beschrijving aan van het bezoek aan Kreta, waarmee de hierboven genoemde Reflexen beginnen.

Het is niet toevallig, doch kenmerkend voor Jonkers manier van theologie bedrijven, dat hij reisimpressies in zijn theologisch bedrijf invoegt. Hij legt verantwoording af van het waarom. Met Kierkegaard zegt Jonker dat God 'i midden in het bonte warmbloedige leven van Amagertov, de hoofdstraat van 'Kopenhagen, te vinden moet zijn; of Hij is er niet. Geen wonder dat deze verantwoording gegeven wordt onder het kopje 'Op de hoek van de Amagertov', al kan men zich afvragen of de beschrijving van de Middernachtzon (153-156) en van de toendra (157-160) zich nog wel op een hoek afspeelt. Jonkers bedoeling is duidelijk. Het is niet voor de eerste maal dat we deze methode bij Jonker aantreffen. In zijn boek 'Leve de Kerk. Over hedendaags kerkewerk' (Nijkerk 1969) treffen we al een beschrijving aan van een bezoek aan Luxor. Trouwens, in dat boek zijn ook reeds enkele bladzijden gewijd aan de slag bij Verdun (80 en 81).

Worsteling om de moderne mens te bereiken

Er moet nog een trek genoemd worden die het werk van Jonker kenmerkt. Dat is de worsteling om met het Evangelie de moderne mens te bereiken. Jonker doet dat op een ongeëvenaarde manier, waarin hij theoretische reflectie met existentiële verkondiging verbindt. Opvallend voor Jonker is dat hij zelden mensen bestrijdt. Hij wijst de tendens van bepaalde stromingen aan en keert zich tegen richting en eindpunt. Doch de vertegenwoordigers van die stromingen neemt hij zelden op de korrel. In het nu te bespreken boek is er

één uitzondering: Dat is De Pree, die een dissertatie schreef over 'Maatschappijkritiek en Theologiekritiek'. 'Wanneer zo met de Bijbel wordt gemanipuleerd dan betekent deze voorgedragen 'theologie' in feite een volslagen breuk met 1 v de belijdende, 'traditionele' theologie ... Deze maatschappelijke werkelijkheid ' ^ is tegelijk objekt en subjekt van theologiseren en Bijbelhantering, is het systeem waarin het Woord wordt geperst, is het openbaringsbeginsel ('uitgangspunt') van waaruit het kerkewerk moet worden opgezet, is de afgod waarvoor Kerk en theologie hun offers moeten brengen' (256). Zelden vindt men echter een zo scherpe polemiek met een auteur. Het viel mij op, dat deze woorden zijn geschreven in een passage waarin ook 'Het Getuigenis' ter sprake komt (255). Het is bekend dat het daarin gestelde Jonker zeer ter harte gaat; evenals het feit dat velen dit appèl hebben genegeerd of afgewezen.

Wel wordt Barths christologische antropologie van drie kritische notities voorzien (194-200). De toon daar is echter niet zo fel als bij de bespreking van het proefschrift van De Pree.

Jonker heeft voortdurend de mens op het oog. Hij wil hem kennen en verstaan. Daaruit leid ik ook af zijn belangstelling voor het algemeen godsbesef / en de religieuze ervaring. Jonker wil niet weten van een aanknopingspunt. Hij V gebruikt liever de term insprekingspunt (87). Voorzover mij bekend heeft Jonker deze term nog niet eerder gebruikt. Hij zal er geen bezwaar tegen hebben om ook van aangrijpingspunt te spreken. Niettemin is het kenmerkend dat de aangrijping gebeurt door het inspreken. Verkondiging in de vorm van prediking, pastoraat en catechese is voor Jonker de kern van de praktische theologie.

Aandacht voor het ambt in het midden van de kerk

Een derde trek van Jonkers werk, die ook dit boek bepaalt, is zijn aandacht voor het ambt in het midden van de kerk. Met opzet formuleer ik het aldus. Het gaat niet om het ambt op zichzelf, doch om het ambt ten dienste van de gemeente. Geen wonder dat het boek opent met een impressie van de inschrijving van theologische studenten in het kerkelijk album (7-9) en eindigt met praktische adviezen (309-324). Jonker heeft een afkeer van de gedachte: theologie om de theologie. De theologie moet vooral als praktische theologie voluit kerkelijk zijn; dat wil zeggen ten dienste van de kerk en ten dienste van de toerusting van haar aanstaande dienaren. Wie 'Leve de kerk' legt naast Theologische Praxis' zal een grote mate van overeenstemming ontdekken, vaak tot in de woordelijke herhaling van verscheidene passages. Hij zal ook zien dat de aandacht voor het ambt, voor de opleiding als taak van het theologisch bedrijf is verdiept en verbreed. Men kan dit laatste werk als een aanzienlijke uitbouw van het eerste werk beschouwen.

De boodschap van dit boek niet in twee regels te verwoorden

Nu ben ik eigenlijk toe aan de boodschap van dit boek. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het niet zo gemakkelijk vind om die boodschap in één of twee

regels te verwoorden. Het boek is zo veelzijdig en kijkt naar zulke verscheidene richtingen (alsook werelddelen; Zuid-Afrika waar Jonker herhaaldelijk was, vinden we niet vermeld) dat het niet eenvoudig is om in enkele woorden recht te doen aan de schrijver en zijn werk.

Men kan het zeggen in de op bladzijde 81 cursief gedrukte zin 'Gods waarheidsverwerkelijking der heilsopenbaring'. Doch dan zouden we aan het specifieke van dit boek geen recht doen. Diezelfde zin vinden we immers ook op bladzijde 105 van 'Leve de Kerk' cursief. Het daar volgende hoofdstuk: Waarheidsverwerkelijking, vertoont tot in formuleringen toe grote overeenkomst met hoofdstuk 5 van Theologische Praxis'.

Laat ik eerst iets over de opbouw van het boek mogen zeggen. Het eerste en laatste hoofdstuk zijn al genoemd. 'Verkenning in het heden en het recente verleden' (hoofdstuk 2) biedt een beschrijving van het leven van vandaag. Jonker houdt hier zichzelf en zijn lezers het tweede hoofdstuk van 'Leve de Kerk' als een spiegel voor. We treffen in Theologische Praxis' nog een boeiende beschrijving aan van het kerkelijke leven in de jaren dertig in de stad Zwolle, waar Jonker opgroeide.

Het derde en kortste hoofdstuk (46-52) heeft iets van een aanloop naar het vierde, waarvan de titel luidt: Van uitzending tot bombanning'. Hierin treffen we op een speelse manier geschiedenis en actualiteit met elkaar verbonden aan. Jonker beschrijft zeven impulsen die de praktische theologie hebben beinvloed en noemt bij elk van hen een of meer namen. Het is een stukje geschiedenis van het vak, vastgeknoopt aan zeven themata:1. Het ambt; 2. De beoefening van de theologie (met aandacht voor Thomas); 3. aandacht voor geloofsleven en geloofspraktijk (Hyperius, Voetius, Kuyper, Biesterveld); 4. aandacht voor de kerk (met waardering voor de betekenis die Schleiermacher in tal van opzichten voor de theologie heeft gehad); 5. aandacht voor de relatie kerk en wereld (met vermelding van de nieuwe Kerkorde en Van Rulers bijdrage daaraan); 6. maatschappijbetrokkenheid (Uppsala, Sperna Weiland en R. Zuurmond) en tenslotte 7. atoomdreiging (met bespreking van de Vredesmanifestatie in Amsterdam 21 november 1981, en een verwijzing naar de dissertatie van Vreekamp). Jonkers grief tegen elk van deze lijnen is, dat ze eenzijdig getrokken worden alsof er niet meer is dan de ene door de betrokkenen geaccentueerde lijn. Zijn kritiek vat hij samen onder het kopje 'Spel der eenzijdige lijnen'.

Een pneumatologische aanpak

Daartegenover neemt hij het op voor de soevereine zin van de theologische praxis. Hij grijpt dan terug op de drieslag: oorsprongszin, doelzin en inhoudszin, die hij reeds in 'En toch preken' (29-34) besprak (Nijkerk 1973). 'Een komponent, tendens of denkwijze is in het geheel begrepen, maar kan nooit het geheel verklaren of duiden' (Praxis 78). Hoe krijgen we wel visie op het geheel? Ik was geneigd te schrijven: Hoe krijgen we wel greep op het geheel? Doch die formulering zou door Jonker radikaal van de hand worden gewezen.

Hij zou zijn eigenlijke bedoeling in die formulering miskend vinden. Immers het gaat ten diepste om Gods Waarheidsverwerkelijking der heilsopenbaring. Subject van de waarheidsverwerkelijking is de Drieënige God, met name de Heilige Geest. Hij neemt ons in zijn greep. Niet wij moeten greep krijgen op de waarheid. Opvallend dat we direct onder de zojuist geciteerde uitspraak op dezelfde bladzijde (81) het kopje vinden: 'een veritatieve en pneumatologische greep'. Ik ben zo vrij de bedoeling van deze zin te omschrijven als: de Waarheid en de Geest krijgen greep op ons. Bedoeld kan niet zijn dat wij een greep doen naar termen als veritatief of pneumatologisch.

Met deze pneumatologische aanpak toont Jonker zich een 'collega proximus' van zijn overleden vriend Van Ruler. Het was bij de promotie van Dr. J. J. Rebel merkbaar, dat Jonker zich erover verheugde dat onder zijn leiding in Utrecht eindelijk een proefschrift verscheen dat 'Van Ruler recht deed wedervaren'.

In elk geval gaat het Jonker er om dat de Waarheid Gods waarheid wordt voor ons en in ons. Daarop richt zich eigenlijk de practische theologie. Aan de waarheidsverwerkelijking besteedt Jonker alle aandacht. Ik zou het alweer onjuist formuleren, als ik zou zeggen: hij besteedt daaraan zijn krachten. Immers die waarheidsverwerkelijking is niet onze zaak. Ze is Gods zaak. Ze is zaak van de Heilige Geest, die daarbij wel mensen in dienst neemt. Deze mensen worden echter nooit vervangers van de Heilige Geest.

Interpolaire relatie

Nu heb ik inhoudelijk de term omschreven die ook Van Ruler graag gebruikte, en die ook door R. Bohren gebezigd wordt: theonome reciprociteit (15). Zij doelt op dezelfde werkelijkheid als welke Jonker aanduidt met de naam 'interpolaire relatie' (87). Jonker gaat uit van de openbaring van God. God is de God van het verbond. 'Het gaat om de mens', zo verwoordt Jonker het in de titel van hoofdstuk 8. Dat wil zeggen dat God uit is op gemeenschap met de mens. God de genadige en de mens de schuldige. Zij moeten bij elkaar komen. Eerder kan de praktische theologie geen rust vinden. De hoge komaf en de diepe condescentie worden uitgedrukt in de term interpolaire relatie. God en mens zijn van elkaar vervreemd door menselijke schuld. God is uit op het herstel van de communicatie. Het is geen wonder dat het hieropvolgende, negende hoofdstuk als titel heeft 'Overdracht en kommunikatie'. Deze opzet is kenmerkend voor Jonkers praktisch-theologische aanpak. Hij handelt fundamenteel over de Schrift, doch niet in de eerste hoofdstukken. Hij doet het, zodra over de relatie van God en mens is gesproken.

Interessant is de tekening die heel bladzijde 237 beslaat.

Daar gaat het over de zes gestalten van het Woord Gods. Vergeleken met de eerder gebezigde drieslag komt Jonker nu tot zes gestalten van het Woord: de schepping, de thora, de vleeswording, het apostolische getuigenis, de inscripturatie en de prediking. Met name deze passage is er een bewijs van dat

Jonker zijn eigen werk kritisch doordenkt. Hij gebruikt vroegere gedachten voor de verdere uitbouw.

Ik moet zeggen dat ik de onderscheiding in deze zes 'lagen' boeiend vind, tegelijk toch ook wat moeilijk voorstelbaar.

Dat is voor mij direct al het geval als ik de tekening bezie. Binnen de grote cirkel van het werk van de Heilige Geest is er een piramide opgetrokken, waarvan de spits de schepping is, en de geschiedenis van de prediking de brede basis. Dwarsverbindingen zijn thora, vleeswording, apostolisch getuigenis en inscripturatie. Doch zijn deze dwarsverbindingen wel zo parallel te denken, als Jonker suggereert? Thora en profetische prediking leggen toch getuigenis af van de komende vleeswording, zoals het apostolisch getuigenis daarvan achteraf getuigenis geeft.

Nu ik bezig ben met vragen over een visueel schema dat Jonker hanteert, wil ik daaraan een vraag toevoegen. Zij betreft de vier fasen van Gods heilsbeweging. Hij onderscheidt: A: Genesis 1-11, de Godsopenbaring gericht op de gehele wereld. B: Genesis 2 — Maleachi 4, de Godsopenbaring van Israël. C: In het nieuwe Testament, de Godsopenbaring in Jezus Christus en de stichting van de kerk. D: Na de uitstorting van de Heilige Geest de gang van de christelijke kerk door de wereldgeschiedenis tot het einde (133). Op dit punt heeft Jonker geen uitbouw aangebracht. We vinden het schema namelijk precies zo in 'Leve de Kerk' (133-140). Ook hier wil ik de vraag stellen: is er in de tweede fase niet veel meer van Christus dan dat men fase B kan omschrijven als betrekking hebbend op het thoratisch mens-zijn (134). Zou een systematische verwerking niet tot een andere visualisering moeten brengen dan welke Jonker ons geeft? Interessant is de vraag in hoeverre de aanduiding van de ambtsdrager als appellator, andragoog en getuige (in het hoofdstuk 12 dat handelt over 'het ambt: de noodzaak van een interpolair medium', met name blz. 185) met deze heilsfasen een zekere correlatie zou vertonen. Jonker zelf trekt geen lijn. Het kan ten onrechte zijn deze vraag op te werpen. Toch kan ik haar niet achterhouden.

Hoe dan ook, de Geest neemt in de praktische theologie alsook in de Schrift, met name in de inscripturatie een grote plaats in. Deze plaats geeft Jonker de mogelijkheid om zeer ontspannen te spreken over het werk van God én van mensen. Nimmer is er een concurrentie. Die mag er althans niet zijn. Jonker oefent kritiek op het Rapport 'God met ons'. Het dialogische moment wil hij in de interpolaire relatie tot zijn recht laten komen. Doch dat mag niet gaan ten koste van de prioriteit van het Woord Gods in deze relatie. Waarheidsverwerkelijking is wat anders dan een relationele waarheidsvisie (233). Deze pneumatologische aanpak die in de openbaring wortelt doet Jonker ook zeer ontspannen spreken over de waarheid temidden van andere waarheidswijzen (103-107). Het is geheel in de lijn van de praktisch-theologische aanpak dat in hoofdstuk 5 dan nog gehandeld wordt over: 'Waarheidsvisie: een andere kijk op de werkelijkheid' (107-113) en over 'Dienst aan de Waarheid' (113-117).

Onveranderlijkheid en geschiedenis

In hoofdstuk 6 ontmoeten we het eigenlijke 'Anliegen' van Jonker. Dat is \ de vaste grond én de beweging. Daarin tracht hij op de uitdaging van geschie-i denis en actualiteit in te gaan zonder in geschiedenis en actualisme onder te gaan. Hier worden het grondloos positivisme en het succesvol pragmatisme besproken én bestreden. Hij neemt het met Van Ruler op voor het denken vanuit het einde. Gods beweging naar ons toe geeft ruimte voor de beweging van onze geschiedenis en voor onze deelname daaraan, zonder dat wij het vaste punt verloochenen en de waarheid door historisering ten onder doen gaan. Wel — ik herhaal de vraag die ik zojuist stelde in andere woorden — komt het mij merkwaardig voor dat bij het denken vanuit het einde, de Heilsbeweging van God in een piramide wordt voorgesteld, waarvan de top door de schepping wordt voorgevormd. Zou de top niet juist het einde moeten zijn?

Als zo de vastheid en de beweging hun door God gewezen plaats of ruimte hebben gekregen, handelt Jonker in hoofdstuk 7 over "Van Godswege over God'. Dit is het hoofdstuk dat een beschrijving geeft van de reiservaringen. We vinden er de bladzijden die in de Reflexen het boek aankondigden letterlijk terug.

Orthognosie

Over de hoofdstukken 8-10 schreef ik reeds.

Rest mij nu nog de titel van 11 te noemen: 'Orthognosie-vergeten schakel'. Dit hoofdstuk heeft mij wat teleurgesteld. We treffen er namelijk een verdediging van de orthognosie in aan tegenover het antidualisme en de dualiteit. Dit gedeelte komt grotendeels overeen, zoals Jonker zelf ook aanduidt, met de bijdrage in de feestbundel voor S. van der Linde. Het tweede deel van dit hoofdstuk was reeds bijna letterlijk in de meermalen genoemde Reflexen gepubliceerd.

Het ambt en praktische adviezen

In hoofdstuk 12 wordt over het ambt gehandeld. Ik noemde dat hierboven reeds: 'De noodzaak van een interpolair medium'.

Tegenover de demokratisering komt Jonker op voor de reformatorische ambtsgedachte, hetgeen iets totaal anders is dan ambtshoogheid.

Hier worden, evenals in 'Leve de Kerk', de beide rapporten besproken die binnen de Hervormde Kerk over het ambt zijn uitgebracht, namelijk die van Van Ruler en die van Berkhof; met fundamentele kritiek op het reformatorisch tekort in de aanpak van Berkhof.

'Praktische adviezen' is het laatste hoofdstuk. De studie, de meditatie, theologische broederschap, maatschappelijke participatie en culturele reizen behoren bij deze te waarderen adviezen. Onder het kopje 'het grote gebeuren' worden vier algemene eisen besproken die aan werkcollege in preekvoorbereiding zijn te stellen.

Daarna volgen nog zeven momenten die in verband met het maken van een preekschets in acht genomen moeten worden.

Uitbouw en plaatsing in groter verband

Dit is het boek in grote lijnen. De lezer heeft gemerkt: er zit materiaal in dat reeds eerder ter sprake kwam. Uitbouw en plaatsing in een groter geheel is het nieuwe dat we in dit boek tegenkomen.

Men kan dit boek leggen naast boeken van ongeveer dezelfde titel in het buitenland, met name in Duitsland. Dan zal als verschil opvallen, dat Jonker voor de verschillende onderdelen van de praktische theologie wel basisgegevens levert, doch geen uitwerking uitstippelt. Gezien de ondertitel mogen we die echter ook niet verwachten.

De problemen zijn in kaart gebracht. De peilingen zijn verricht. Het grote peillood is de waarheidsverwerkelijking van de heilsopenbaring onder het gezichtspunt van theonome reciprociteit en als gestalte van de theologia viatorum. \ Het is theologie van gelovigen die onderweg zijn. Het perspectief van de reis ! wordt theologisch telkens aangewezen. Daarmee is ook aan de derde term uit de ondertitel recht gedaan. Het kenterende getij wordt breed beschreven, zonder dat het normgevend wordt.

Soms zou men dieper discussie wensen. Heeft, om maar eens iets te noemen, het verzet tegen Barth ook geen consequenties voor de beoordeling van Loen (94), die Jonker graag bijvalt in tegenstelling tot zijn kritiek op Jaspers?

Past de conceptie van Dingemanse in diens inaugurele oratie wel zo goed in Jonkers boek als hij suggereert (132)? Waarom begint Dingemanse dan met een felle aanval op het cognitieve van de Reformatie? Was het door Dingemanse bestreden cognitieve element hetzelfde als de aanpak van Hellenbroek, wiens voorrede aan de 'geliefde leerling' uit het bekende catechisatieboekje we op blz. 216-219 in zijn geheel tegenkomen. Aan het slot van het hoofdstuk over communicatie kiest Jonker positie 'tussen Abraham Hellenbroek en Karl Jaspers' (225). Ik meen dat Dingemanse zich niet tussen die twee laat denken.

Zo zijn er meer desiderata. Dit boek van 350 bladzijden met literatuurlijst, naam-en zakenregister is eigenlijk een machtig theologisch essay. De auteur is in gesprek met tijdgenoten ten overstaan van de geschiedenis. Hij vraagt de aandacht van de universiteit én van de moderne mens. Hij meent dat de kerk nog altijd een behartenswaardige boodschap heeft. De mens kan deze alleen tot zijn eigen nadeel veronachtzamen. Het genereuze in dit boek is, dat Jonker zulke woorden niet gebruikt, maar deze door intentie en existentialiteit van de discussie waar maakt. Zo is het boek een aansporing tot praktisch-theologisch bezig zijn.

Jonker is gegrepen door Gods openbaring, door de mens en door het verlangen om Gods boodschap en de mens van vandaag bij elkaar te doen komen. Daar ligt de wortel van zijn belangstelling voor de dialoog en de interpolaire relatie. Met deze termen is het bestek van het boek aangegeven. Ik hoop dat ik de lezer van dit artikel nieuwsgierig heb gemaakt naar de boeiende, appellerende, getuigende en tegelijk begeleidende ('andragogische') uitwerking.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's

THEOLOGISCH-PRACTISCHE PEILINGEN VAN DR. H. JONKER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's