Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Slagveld-toerisme zwelt aan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Slagveld-toerisme zwelt aan

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijna een eeuw geleden begon de Eerste Wereldoorlog. De belangstelling voor deze bloedige strijd is de vergetelheid voorbij. Vele honderdduizenden mensen bezoeken de laatste jaren de slagvelden. Dat is niet alleen het gevolg van de eeuwherdenkingen, ook de hang naar family history en de positie van Europa spelen een rol. „Steeds meer dringt het besef door dat deze oorlog mede bepalend was voor de situatie van nu.

Een doordeweekse meiavond in Ieper. Al voor half acht ’s avonds drommen honderden belangstellenden bijeen in de Menenpoort in het Belgische stadje. Hun aantal loopt snel op tot circa vijftienhonderd. Boven hun hoofden bevinden zich 55.000 namen van vermiste soldaten. Die staan op de muren van het indrukwekkende monument dat in 1928 werd herbouwd. Precies om acht uur blazen trompettisten de Last Post, speelt een doedelzakblazer en worden er kransen gelegd.
Uit de poort vertrekken tussen 1914 en 1918 de Britten, Australiërs, Schotten en vele andere nationaliteiten uit het Britse Gemenebest naar de loopgraven. Honderdduizenden gaan een zekere dood tegemoet, vele anderen keren zwaargewond en verminkt terug. Alleen al de slagvelden van Ieper kostten meer dan een half miljoen soldaten en 50.000 burgers het leven.
Sinds de wederopbouw van de poort wordt in het stadje in de Westhoek van Vlaanderen iedere dag afgesloten met een herdenking van de oorlog tussen 1914 en 1918. ‘La grande guerre’, zoals de Franstaligen de strijd noemen, staat de oudere Belgen - en een deel van de Fransen - in het geheugen gegrift. Niet verwonderlijk want nog ieder jaar vinden boeren in Vlaanderen en Noord-Frankrijk resten van menselijke lichamen en delen van munitie. De dorpen en stadjes kennen vele oorlogsmonumenten en net zoveel oorlogsgraven.
Vele oud-strijders en nazaten van Engelse, Australische, Schotse en Canadese soldaten bezoeken in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw Ieper en omgeving. Hele regimenten van hun kameraden, broers, vaders en ooms hebben daar het leven gelaten. „Hun geschiedenis ligt hier. Voor de Engelsen is dit heilige grond”, aldus een kenner.
Er zijn natuurlijk ook Duitse begraafplaatsen. De nabestaanden van de soldaten die er liggen begraven, hebben het tot op de dag van vandaag laten afweten. Hun natie is aangewezen als hoofdschuldige, de Engelsen waren er in de beeldvorming de grote ‘winnaars’. Het trauma van de Tweede Wereldoorlog kwam eroverheen. Bovendien waren het de nazi’s die in de propaganda volop gebruik maakten van de ‘heldendaden’ van de Duitsers in de Grote Oorlog.

Volle bussen
Anno 2014 is de situatie veranderd. De generatie van oud-strijders is niet meer, de gedachten aan grootvader vervagen en jongeren hebben nog nauwelijks weet van die oorlog, die zich vooral in en om de loopgraven afspeelde. Maar de Westhoek ziet de stroom slagveldtoeristen juist aanzwellen. Vanwaar die toenemende belangstelling?
De toren van de Sint Maartenskerk, pal naast de Lakenhal met het bijbehorende Belfort, is al van verre te zien. De groene, glooiende velden rondom Ieper ogen vreedzaam. Het is nauwelijks voor te stellen dat zich hier, een eeuw geleden, de meest bloederige taferelen in de geschiedenis van Europa afspeelden. In deze omgeving liepen de legers vast en hadden grote slagen plaats. Voor enkele honderden meters terreinwinst lieten steeds weer duizenden jonge mannen het leven.
„Ieper had de oneindige pech de voorlopige finish te worden van de race (van de Duitsers) naar de zee, om de havens in handen te krijgen”, schrijven Bas Broekhuizen en Marcel Stuivinga in een bijdrage in het Historisch Nieuwsblad, onder de titel ‘Alles wat u moet weten over de Eerste Wereldoorlog’.
In het centrum van het stadje is het druk. Bussen vol leerlingen uit het middelbaar onderwijs en oudere toeristen - Belgen, Engelsen en soms ook Nederlanders - banen zich een weg door het stadje met historische geveltjes. Dat laatste is schijn, want het resultaat van vier jaar strijd is dat in Ieper in 1918 geen steen meer op de andere staat.
Het plan van de Britten om het centrum als een monument voor altijd te laten liggen, wordt evenwel gedwarsboomd door de plaatselijke bevolking, die terugkomt en de hand aan de ploeg slaat. En zo zijn de geveltjes weer opgetrokken. Zelfs het stratenplan is in hoofdlijnen gelijk gebleven aan de situatie van voor de oorlog.

Kwijnend bestaan
Flanders Fields Museum op de Grote Markt vormt hét centrum voor de toeristen. Het is ondergebracht in de imposante en prachtige Lakenhal, geheel gereconstrueerd naar tekeningen die wonderwel beschikbaar waren.

‘Flanders Fields’ lijdt halverwege de jaren negentig van de 20e eeuw een steeds kwijnender bestaan. Het aantal bezoekers is gedaald tot 65.000 per jaar. Met het overlijden van de oud-strijders lijkt de belangstelling voor de Grote Oorlog definitief te verdwijnen.
Een opmerkelijke opleving doet zich voor in de tweede helft van de jaren negentig. Zakelijk directeur van het museum Peter Slosse wijt dat aan de aandacht voor de millenniumwisseling. „In boeken en andere publicaties werd teruggeblikt op een eeuw Europa. Toen bleek hoe belangrijk de Eerste Wereldoorlog is geweest voor het Europa van nu. Een andere belangrijke factor was de hang naar de geschiedenis binnen de familie.”
Om „het vuurtje brandend te houden en omdat het museum te klein werd” is Flanders Fields in 1998 vernieuwd. Sindsdien gaat het bergopwaarts. Het aantal bezoekers bedraagt in de jaren tussen 1998 en 2011 gemiddeld 215.000 per jaar.
Twee jaar geleden is er opnieuw gemoderniseerd en sterk ingezet op het gebruik van digitale technieken. Mede dankzij de grote aandacht voor de eeuwherdenkingen bezoeken in 2013 bijna 300.000 mensen het museum. „Als het zo doorgaat als nu, komen we dit jaar in de buurt van de 400.000 uit”, meldt de directeur. Daarmee is de maximale capaciteit vrijwel bereikt.

Persoonlijke verhalen
In het museum worden de verhalen van vroeger gekoppeld aan het landschap. Bezoekers krijgen een polsarmbandje met een chip, die hen in contact brengt met vier persoonlijke verhalen van betrokkenen. „Die verwijzen weer naar vindplaatsen, bijvoorbeeld een graf of de plaats waar iemand geweest is. Op die manier worden we meer en meer uitvalsbasis voor een bezoek aan andere plaatsen in de Westhoek”, aldus Slosse.

Ook is ingespeeld op de hang naar het ontrafelen van de familiehistorie. „Via de website kan op familienamen worden gezocht en mensen hebben daarnaast gelegenheid om hun persoonlijke verhalen te laten plaatsen. Wij checken die en voegen ze daarna toe. Zo ontstaat een levende lijst.”
Aan het museum is een aparte afdeling toegevoegd waarin aan het oorlogstrauma aandacht wordt geschonken. Indringend zijn de verhalen van de als soldaat, officier, vluchteling, arts of verpleegster verklede acteurs wier boodschappen zijn verfilmd.
Zo vertelt een ‘Duitse soldaat’ hoe hij als een van de eersten de vijandelijke loopgraaf betrad, toen voor de eerste maal door de wind gedreven chloorgas was uitgeprobeerd. Hij schrikt. „Het was er doodstil. Er lagen dode muizen, konijnen en ratten. Iets verderop bevonden zich de mannen, in de meest verwrongen houdingen. Sommigen hadden zichzelf in verstikkende wanhoop doodgeschoten. Zelfs de insecten waren dood.”

Trekpleister
Voeren de Engelsen jarenlang de ranglijst aan als het gaat om de herkomst van de bezoekers, inmiddels is de koppositie overgenomen door de Vlamingen zelf. Circa 40 procent van de bezoekers komt uit België, tussen de 35 en de 40 procent uit Engeland en 10 tot 12 procent uit Nederland. Andere bezoekersgroepen hebben Australië, Canada, Amerika, Nieuw-Zeeland en Frankrijk als herkomstland.
Opvallend is het grote aantal jonge bezoekers. Ongeveer 40 procent van de toeristenpopulatie wordt gevormd door groepen scholieren, eveneens afkomstig uit België, Engeland en Nederland. „De meeste andere bezoekers zijn 35 jaar of ouder, waarbij het zwaartepunt ligt op de leeftijd tussen de 50 en 75 jaar.”

Flanders Fields Museum werkt nauw samen met musea, herinneringscentra en beheerders van gedenkplaatsen in andere steden en dorpen in de Westhoek. In de omgeving bevinden zich tal van grote oorlogsbegraafplaatsen.
Een belangrijke trekpleister vormt het Memorial Museum Passchendaele 1917, op luttele afstand van Ieper. Daar wordt specifiek aandacht geschonken aan een van de bloedigste slagen uit de Eerste Wereldoorlog. Buiten zijn de verschillende soorten loopgraven gemaakt en ook valt de dug-out van de Britse soldaten te bezichtigen. Omdat er bovengronds niets meer is, gaan de soldaten ten slotte letterlijk ondergronds. Ook dit museum is de afgelopen jaren grondig vernieuwd en uitgebreid.

Schoolexcursies
Op vijf minuten rijden ligt Tyne Cot Cemetery, de grootste militaire begraafplaats van het Britse Gemenebest op het vasteland. Het herinneringscentrum met de namen van 35.000 vermisten - een vervolg op de Menenpoort - is in 2007 in gebruik genomen door Koningin Paola van België en koningin Elizabeth van Engeland. Tussen de onafzienbare rijen met witte kruizen lopen nu groepen jongeren. Een bezoek aan ‘Tyne Cot’ vormt een vast onderdeel van de schoolexcursies.
Ooit stonden er tien woningen en twee kleine boerderijtjes. Er liggen 11.957 soldaten begraven, vooral Britten, Schotten en Australiërs. Ongeveer de helft van hen is geheel of slechts gedeeltelijk geïdentificeerd. De begraafplaats bevindt zich op de heuvels van Passendaele, precies op de plek waar de Duitsers zich met heuse betonnen bunkers in de grond hadden ingegraven. Tijdens de slag om Passendaele werden in honderd dagen bijna 500.000 soldaten gedood of verwond. Tussen de onafzienbare rijen graven zijn nog vijf van deze bunkers blijven staan. Als een extra waarschuwing tegen de waanzin van de oorlog...

Commercie
De Westhoek heeft gretig ingespeeld op de herlevende interesse. Al acht jaar geleden is gestart met de voorbereidingen op honderd jaar Eerste Wereldoorlog. „Toerisme is economie”, zo verklaart Slosse nuchter de gezamenlijke aanpak. Er zijn zelf komt. Vanuit de overheid houden we daaraan vast, maar over wat er in de private sfeer plaatsheeft, hebben wij geen zeggenschap.”

Hij verwacht dat de komende jaren de belangstelling niet minder zal worden. Een Europese top binnenkort zal Ieper nog meer op de kaart zetten en onder de aandacht van landen brengen die traditioneel weinig met de grote oorlog hadden, zoals Griekenland, Italië en Spanje. Volgend jaar is er een internationale conferentie over het gebruik van chemische wapens in de plaats waar ooit voor de eerste keer in de geschiedenis gifgas als wapen werd gebruikt.
De herdenkingen duren voort tot 2018. „Ik denk dat de belangstelling onverminderd groot zal blijven.”


Oorlog met paarden én tanks

‘Luizen, ratten. Prikkeldraad, vlooien, granaten, bommen, ondergrondse grotten, lijken, bloed, drank, muizen, katten, artillerie, vuil, kogels, mortieren, vuur, staal: dat is wat oorlog is.’
In die paar regels vatte de Duitse kunstenaar Otto Dix kernachtig de gruwelijkheden van het front van de Eerste Wereldoorlog samen. Hij vergat nog de modder, want in de loop van de jaren bleef er een kraterachtig landschap over, volkomen vergiftigd en vooral gekenmerkt door modder. Wie de beelden uit die tijd ziet, begrijpt dat in de loop der jaren zelfs de nieuwste uitvinding (tanks) nauwelijks verandering in de situatie kon teweegbrengen. Ze liepen eenvoudigweg vast in de modder. Stukken geschut moesten nog steeds met veel paarden- en mankracht worden verplaatst om enkele meters terrein op de tegenpartij te veroveren.
De Eerste Wereldoorlog duurde van 28 juli 1914 tot 11 november 1918. Er deden veel landen aan mee: Duitsland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Oostenrijk, Hongarije, Turkije, Italië en tal van andere staten. In 1918 raakten ook de VS erbij betrokken. Daarnaast waren er fronten in tal van kolonies, die vooral onderdeel waren van het Britse Gemenebest en van Duitsland. Nederland bleef afzijdig, België werd er wel bij betrokken doordat de Duitsers via dit land Frankrijk probeerden te bereiken. De oorlog, die vooral bekend is van de vele loopgraven, kostte tien miljoen soldaten het leven.


Al meer dan veertig jaar houdt hij zich vrijwel onafgebroken bezig met de vraag wie er schuldig was aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Hans Andriessen (77) legt zich niet neer bij de gangbare opvattingen en zoekt al jaren wereldwijd in tal van archieven. „Duitsland heeft zeker fouten gemaakt, maar het was de Britse propaganda die de meningen sterk heeft beïnvloed.”
Talloze malen is Andriessen in de jaren zeventig van de vorige eeuw te vinden op de slagvelden van Ieper, de Somme, Arras, Verdun en andere plaatsen. „In Verdun kropen we in de tunnels. Die waren toen nog vrij toegankelijk. Levensgevaarlijk natuurlijk, maar dat zie je pas achteraf.” Vele malen is hij bij herdenkingen te vinden en de musea in België en Frankrijk kennen voor hem geen geheimen.
Toch was en is het hem niet in de eerste plaats te doen om de collecties met overblijfselen en de verhalen van de soldaten van toen. „Ik wil de mythe van 1918 doorbreken. In Versailles zijn de Duitsers als schuldigen aangewezen. De extreme eisen legden bovendien de kiem voor de Tweede Wereldoorlog, waarin Hitler natuurlijk wel de oorzaak van was.”
Andriessen is de auteur van in totaal tien boeken over de Eerste Wereldoorlog waarin het aandeel van de Duitsers wordt genuanceerd en de rol van Engeland, Frankrijk en Rusland wordt toegelicht.

Eten op doodskist
Het begint voor hem met een boekje van commentator G.B.J. Hiltermann, met op de voorkant een foto van Franse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. „Die hadden hun eten uitgestald op twee op elkaar gestapelde doodskisten. Die waren voor hen bestemd...” Hij kreeg het boekje van zijn vrouw.
„Voor mijn bedrijf moest ik over de hele wereld vestigingen opzetten. Daardoor zat ik bijna de helft van m’n leven in het vliegtuig. Om de tijd door te komen las ik veel, zodoende. De foto en het boekje intrigeerden me. Ik heb de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, maar wist niets van de Eerste. Ik begon er boeken over te verzamelen, zocht in antiquariaten en bezocht tijdens een verblijf in Washington de bibliotheek van het congres. Daar trof ik stukken van een verdrag dat Frankrijk en Rusland al in 1894 sloten, met als doel op enig moment het Duitse leger te vernietigen. Vanaf dat moment heeft de schuldvraag me niet meer losgelaten.”

Omsingeld
Hoe meer Andriessen zich in de kwestie verdiept, hoe meer hij tot de overtuiging komt dat Duitsland niet de hoofdschuldige is geweest. „Natuurlijk hebben de Duitsers zich misdragen in België, zijn ze dat land zomaar binnengevallen en moet je de onbeperkte duikbootoorlog afkeuren. Maar aan de andere kant was er een geheim verdrag, waarbij later Engeland zich aansloot. In die tijd was een algemene mobilisatie een oorlogsverklaring. Toen Rusland begon te mobiliseren, hadden de Duitsers weinig keus. Ze waren min of meer omsingeld, net als Israël in 1967.”
Hij benadrukt niet pro-Duits of anti-Brits te zijn. „Maar de Britse propaganda heeft de meningen wel sterk beïnvloed. Dat zie je tot de dag van vandaag terug. Kijk maar in Ieper, tijdens de herdenking van de wapenstilstand op 11 november. Dan is het echt een Britse stad. De Engelsen leefden op een eiland en zijn van generatie op generatie opgevoed met de gedachte dat zij het machtigste land ter wereld zijn, dat zich altijd edel gedraagt. De anderen zijn de schurken. Opmerkelijk is dat ook in Duitse kringen lange tijd de gedachte overheerste dat zij schuldig waren.”
Dat laat natuurlijk onverlet dat de soldaten van alle partijen het slachtoffer waren, benadrukt hij. „Op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog is een hele generatie gestorven. Verschrikkelijk.”

Proces
Andriessen schrijft zijn eerste boek in 1998. De belangstelling ervoor is veel groter dan verwacht. Historici zwijgen het echter dood, aldus Andriessen, oprichter van de stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog. Daarin hebben zich ruim 300 kenners van de Grote Oorlog verzameld.
De Duitse keizer, die na de revolutie naar Nederland vlucht, is ondanks verzoeken nooit uitgeleverd. Met een kleine groep deskundigen heeft Andriessen acht jaar lang gezocht naar een antwoord op de vraag of hij veroordeeld zou zijn, mocht het ooit tot een proces zijn gekomen. „Er zijn verschillende aanklachten geformuleerd, onafhankelijke rechters hebben zich over het antwoord gebogen.” Zelf is hij verantwoordelijk voor de verdediging. De uitslag van het ‘proces’ is net bekend, maar nog niet gepubliceerd. Andriessen wil alleen kwijt dat de keizer is vrijgesproken van strafvervolging op de aanklacht dat hij willens en wetens de oorlog heeft veroorzaakt.
De historicus maakt zich geen illusies dat de wetenschappelijke wereld geheel van mening zal verandering. Toch ziet hij een zekere kentering, in publicaties van enkele historici en ook bij sommige herdenkingen, waarbij langzamerhand ook Franse, Russische en zelfs Duitse vertegenwoordigers worden uitgenodigd.
De belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog doet hem goed. „Dat heeft zeker te maken met de millenniumwisseling en de interesse voor Europa.” Zelf bezoekt hij geen herdenkingen meer. „Die Britse toestanden geven me een dubbel gevoel. En als ik om me heen zie, moet ik constateren dat het mensdom helaas maar weinig leert van de geschiedenis.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 juli 2014

Terdege | 84 Pagina's

Slagveld-toerisme zwelt aan

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 juli 2014

Terdege | 84 Pagina's