Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis 5.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis 5.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gezag van Gods Woord.

Langere tijd was ik niet in staat om de artikelen over de Nederlandse Geloofsbelijdenis te vervolgen. Het is mij nu geen last om er verder mee te gaan. Veeleer zou ik van een lust kunnen spreken. We zijn immers bezig met het gedeelte, dat van Gods Woord spreekt. Eigenlijk zijn de 5 artikelen, die daar geheel op betrokken zijn, niets anders dan de weerslag van het “goed spreken” over Gods getuigenis. Wie, die in waarheid aan het Woord Gods gebonden is, luistert daar niet graag naar? Daarbij is het de laatste jaren wel dringend nodig dit belijden van Gods Woord goed te verstaan. Van meer dan één zijde wordt er immers niet zo goed van de Heilige Schrift gesproken en geschreven. Dat moet ons ter harte gaan!

Twe artikelen hebben we al behandeld. Art. 3 belijdt de oorsprong van de Heilige Schrift. Mensen zijn gebruikt om Gods Woord te schrijven. Het is echter van God afkomstig, geïnspireerd door de Heilige Geest. Art. 4 spreekt van de canonieke boeken. Het gaat daar niet alleen om een opsomming. Tussen de regels door wordt de bijzondere zorg Gods over Zijn eigen Woord beleden. God heeft gezorgd door alle besluiten heen voor het éne Woord Gods met de verschillende Bijbelboeken.

Art. 5 sluit hierbij eenvoudig aan. Canoniek betekent, dat de Bij belboeken norm en maatstaf zijn voor geloof en leven. Dat houdt het gezag al in. We behoeven er trouwens niet naar te raden dat het hier over het gezag gaat. Het opschrift getuigt er al van: “waarvan de Heilige Schrift haar aanzien en autoriteit heeft”. Aanzien en autoriteit! Het zijn bepaald vandaag geen woorden, die aanspreken. Ze hebben althans voor velen meer een negatieve klank. Er is een vrees voor gezag. Duidelijk is het ons echter dat onze belijdenis wél van gezag hier spreekt, een apart gezag, maar toch een volstrekt gezag van Gods eigen Woord. Het staat niet op zichzelf. Wie de Goddelijke oorsprong van de Heilige Schrift belijdt, zal niet anders kunnen dan het Goddelijk gezag erkennen. Het is hier: “Alzo zegt de Héére...”!

Gezag en geloof.

Het gezag van Gods Woord raakt ieder. Het betreft ook het gehele leven. Allen en ieder moeten in elk opzicht naar Gods Woord horen. Ook die niet gelooft en in vijandschap tegen de Heere leeft, heeft met dat gezag te maken. Het is niet afhankelijk van de instemming van een mens. We zullen naar het Woord van God geoordeeld worden. Alle theorieën, die zelfs op een vrome manier de menselijke instemming inschakelen om het gezag te erkennen, zijn alleen maar bedrie-gelijk. Wie niet duidelijk van te voren het gezag van de Heilige Schrift belijdt, kan niet anders dan verdwalen.

Onze belijdenis is hier zeer positief: “Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmede te bevestigen”. Wát er geloofd wordt en hóe er geloofd wordt, wordt geheel en al bepaald door het Woord van God. Zo hebben onze vaderen gebogen voor de majesteit van de Heilige Schrift en zich niet laten leiden door allerlei menselijk geredeneer, dat de ondergang van de Kerk des Heeren betekent.

Gods Woord is dus allereerst tot een regel des geloofs. Niet wat mensen menen, zeggen of schrijven is de regel, maar wat God zegt. Alles wat gehoord wordt aangaande het geloof, van wie dan ook, moet getoetst worden aan het Woord van God, Dat geldt niet alleen voor hen, die openlijk bepaalde leerstukken ontkennen maar ook voor “gezegden” onder ons, die geprezen en gevolgd worden, terwijl ze niet in overeenstemming zijn met wat Gods Woord leert. Hoe houden sommigen zich geestelijk op de been met een uitdrukking, die ze eens van iemand gehoord hebben zonder te vragen naar wat de Heere zegt!

Op dat Woord moet het geloof ook gegrond zijn. Het geldt ook hier het geloof naar de inhoud als het geloof, waardoor geloofd wordt. Hoevelen bouwen het huis van hun zaligheid niet op een ander fundament, zoals op allerlei gevoeligheden in hun eigen leven buiten het Woord Gods om. Nu is het zeker waar dat het leven der genade niet buiten het gevoelige leven omgaat. Daar gaat het hier echter niet om en zó mag deze plaats in de belijdenis ook niet gebruikt worden, maar er is wel veel spreken over het gevoelig beleven dat geen wortel heeft in wat de Heere zegt in Zijn getuigenis. Het Woord zelf is een fundament. Daar strekt zich het levend geloof naar uit. Het Woord predikt het enige fundament in Christus Jezus. “Want niemand kan een fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus”. Daarin alleen vindt het ware leven des geloofs zijn grond. Het Woord Gods dient ook alleen tot bevestiging van het geloof. Hoe belangrijk is dit in de strijd tegen de dwalingen op het erf van de kerk. Geen persoonlijke meningen zijn daarbij beslissend maar de Heilige Schrift. Van hoe grote waarde is dit ook voor het persoonlijk geloofsleven van die de Heere vrezen. De bediening van Gods Woord gebruikt de Heere tot persoonlijke bevestiging in de zaken, die gekend worden op reis naar de eeuwigheid. Wat zou het bij velen anders zijn als daar meer op gelet wordt. Om in afhankelijkheid van de Heilige Geest meer bij het Woord Gods te leven. Waar de tere vreze des Heeren beoefend wordt, komt in eenvoud de vrucht van zo’n leven openbaar.

Eén woord niet voorbijgaan.

Een enkel woord kan soms grote betekenis hebben. We moeten denken aan het woord dat nog staat aan het begin van dit artikel: “ontvangen”. Zo wordt het immers beleden: “A1 deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en canoniek..”. Er staat niet: “wij aanvaarden voor heilig..” of: “wij verklaren voor heilig..” Juist: “ontvangen”.

Niet de Kerk maakt Gods Woord waar, net zo min als de gelovigen dat doen. Geen mens verleent gezag aan de Heilige Schrift. Dat woord is het, zoals God het gegeven heeft. Hij alleen heeft dat Woord zo gegeven en ervoor gezorgd, dat het tot de Kerk des Heeren gekomen is. Het Woord heeft gezag van ZichZelf en in ZichZelf. De Kerk ontvangt het als zodanig door het geloof. Hier wordt God geëerd in Zijn eigen Woord. Daarom zegt Paulus ook tot de gelovige Thessalo-nicenzen: “daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensen woord maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u die gelooft..”.

Niet zozeer het aannemen van de Kerk.

Het gaat er in art. 5 niet alleen om, dát het Woord Gods gezag heeft, maar ook er om, waardoor dat gezag erkend wordt. Het is nodig, dat we dit laatste goed zien. Onze belijdenis brengt geen bezijzen aan voor het gezag van het Woord als zodanig. Dat kan en behoeft niet te gebeuren. Het Woord bewijst ZichZélf.

Het gaat echter aan het eind over de “erkenning” Van het gezag door het ware geloof. Het zegt hier, waarom het en hoe het onder dat gezag buigt, het werkelijk erkent. Terecht stelt Arnoldus Rotterdam in Zions roem en sterkte bij dit gedeelte de vraag: “hoe worden wij verzekerd van de Goddelijkheid der Heilige Schriftuur?”. Let hier dus goed op het woord: verzekerd! We moeten hier ook de zin doorlezen in art. 5: “en wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is; en dat niet alleen omdat ze de Kerk aanneemt..” In dat licht kunnen we iets zeggen van: “niet zozeer, omdat ze de Kerk aanneemt..” In de Roomse Kerk had de Kerk een plaats vóór het Woord gekregen. Het gezag van de Kerk beslist daar over het Woord Gods. Calvijn spreekt in de Institutie (boek I hoofdstuk 7,1) van de zeer verderfelijke dwaling “dat de Schrift zoveel betekenis heeft, als haar door het oordeel der kerk wordt toegestaan”. Dit kan noch mag aanvaard worden. De ware Kerk is geboren uit het Woord en niet andersom! Hier wordt iets anders beleden. “Niet zozeer omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt..” De Kerk wordt hier niet voorbijgezien, alsof het gezag van de Kerk ten deze niets te betekenen zou hebben. De Heere heeft de Kerk in het verleden geleid tot de erkenning van Gods Woord. Hij bewaart haar bij het Woord. De Kerk mag het Woord Gods uitdragen. Door de arbeid der Kerk wordt Gods Woord onderwezen. Zo gebruikt de Heere de dienst van de Kerk tot erkenning van Zijn Woord. Dat begeren we te belijden. Zo blijft het Woord no. 1 en heeft de Kerk een bedienende plaats.

Het getuigenis van de Heilige Geest.

Zeer bijzonder wordt in art. 5 de noodzaak onderstreept van het getuigenis van de Heilige Geest in het hart. Daardoor alleen vindt de Goddelijkheid van het Woord in waarheid geloof in het hart. Er is over het getuigenis des Heiligen Geestes veel getwist op het Gereformeerde erf. Ik ga er aan voorbij. Graag merk ik op, dat het niet gaat over een apart woord naast het Woord. Wat we tevoren opmerkten, dat het hier gaat om de erkénning van het gezag, moeten we wel bedenken bij dit getuigenis.

De noodzaak van dit getuigenis ligt niet in het Woord als zodanig, alsof dat onvolkomen zou zijn. De oorzaak ligt in de blindheid van ons. Ik mag hier weer wijzen op Calvijn: (Institutie boek III hoofdstuk 2,34): “Het Woord Gods is wel als een zon, die toestraalt alleen aan wie gepredikt wordt; maar het is zonder enige vrucht temidden van de blinden. En wij zijn allen van nature blind in dit opzicht; daarom kan het in ons hart niet doordringen, tenzij de inwendige Leermeester, de Geest, door Zijn verlichting de toegang bereidt”. Ook Arnoldus Rotterdam spreekt in veel dezelfde woorden van de noodzaak van het getuigenis des Heiligen Geestes: “Daar ons verstand door de zonde verduisterd is en onbekwaam de heerlijkheid Gods in Zijn Woord te aanschouwen”. Het is ook goed op te merken hoe de laatste er op wijst dat het getuigenis des Heiligen Geestes niet betekent stemmen te horen, die zeggen dat deze boeken Goddelijk zijn “want daar is geen christen, die roemen kan zodanige stemmen gehoord te hebben en als iemand die al hoorde, hij zou reden hebben om te twijfelen of deze stemmen van God of van de satan., voortkwamen”. Hij heeft het in dit verband wel over Gods genadewerking door Woord en Geest, welke zo helder en krachtig het gemoed van Gods volk overreden, dat ze de belofte Gods met zoveel zekerheid aannemen alsof zij hun met een hoorbare stem van de hemel toegeroepen waren..”.

Met opzet geef ik hier wat citaten van anderen. Ik meen dat zij geschreven hebben in de lijn van Gods Woord en de bevindingen der heiligen naar Gods Woord. Er zijn soms opvattingen over deze zaak die deze toets niet kunnen doorstaan. De Heilige Geest verlicht het verstand, buigt de wil om, doet de kracht van het Woord kennen in de harten van de Zijnen. Hier kunnen we toch vooral op de Schrift Zelf wijzen: “doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn”. Het kan oorzaak van bestrijding zijn in het leven van oprechte Godvrezenden of — én in hoeverre dit hen geldt. Het kan voor hen zijn dat ze vrezen dat het niet met zovéél kracht geweest is in hun hart. Ziet dan blijft Gods Woord waar en zal het die oprechten juist leiden tot de Heere met het gebed “Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden..”

Zelfs de blinden.

Aan het eind van dit artikel wordt nog gewaagd van het bewijs, dat de Schriften in zichzelf hebben. Daarbij wordt gedoeld op de vervulling van de profetieën in de loop van de geschiedenis, terwijl ze al lange tijd geleden gesproken zijn. We kunnen hier wijzen op de verwoesting van Jeruzalem, die door de Heere Jezus Zelf is voorzegd en die later werkelijkheid geworden is. Zelfs de blinden kunnen dit tasten.

We zouden hier breed kunnen ingaan op de zgn. bewijzen van de Goddelijkheid der Heilige Schrift. Een korte bespreking laat dit niet toe. Voor ons moge het genoeg zijn, dat we hier niet vinden, wat sommigen gedacht hebben, alsof onze belijdenis af zou zien van de erkenning door het geloof. Daar is geen sprake van. Uiteraard is het wel erg, als we wel zouden kunnen “tasten” en er wezenlijk nog niet in geloven. Maar alleen het levende geloof ontvangt door het opmerken van die vervulling versterking. Het merkt daarin de getrouwheid Gods op in het vervullen van Zijn beloften en leert roemen in de wonderlijke leidingen Gods. Het geeft moed voor de toekomst. De Heere maakt Zijn Woord waar door alle moeite en strijd heen. Zo wordt de Goddelijkheid van Gods Woord bevestigd. Artikel 5 spreekt van het gezag van Gods Woord, wat het in Zich-Zelf heeft. Zijn we er in ons leven aan voorbijgegaan? We ko men er niet van af. Laat het uitdrijven tot het gebed om de Heilige Geest, door Wiens getuigenis Zijn Woord geopend wordt. Naar Zijn Goddelijke Woord wil de Heere op het gebed die Geest uit genade schenken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis 5.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1989

Bewaar het pand | 6 Pagina's