Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET AVONDMAALSFORMULIER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET AVONDMAALSFORMULIER

VERVOLGARTIKEL NUMMER 9

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Samenstelling en inhoud.

Dat Jezus van het begin Zijner menswording af de toorn Gods gedragen heeft, neemt niet weg, dat, naar Zijn eigen getuigenis, verreweg het zwaarste van Zijn lijden aan het einde Zijns levens op de aarde gekomen is.

Op treffende wijze heeft Olevianus hier verschillende momenten naar voren gebracht en daarbij telkens de gezegende uitwerking met enkele woorden samengevat. De stijl van dit gedeelte doet denken aan die van Jesaja 53: „Hij is om onze overtredingen verwond om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld.”

Zo hier: Waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden" enz.

Hier had ook kunnen staan: waar Hij gebonden werd, omdat wij gebonden waren door de banden van zonde, schuld en oordeel. En in die trant zouden alle kanten van het lijden in verband kunnen gebracht zijn met onze ongerechtigheden. Maar Olevianus heeft er de voorkeur aan gegeven het verlossingswerk als het ware naar voren te richten in het opdat van de verlossing, die Christus heeft teweeggebracht.

Het zou ons te ver voeren hier op elk van de genoemde facetten van het lijden des Heren in te gaan. We vrezen, dat we de indruk, die de lezing van dit gedeelte van het formulier bij de gemeente wekt eer zouden bederven dan verdiepen, wanneer we hier veel aan toevoegden.

Aan de éne kant spreekt alles wat hier in al die tegenstellingen gezegd wordt, voor zichzelf en behoeft geen commentaar. Anderzijds is het allemaal even wonderlijk en onbegrijpelijk. Dat Hij, Die als het eeuwige Woord, als de Zoon des Vaders, alle dingen, tot Zijn beulen toe, in Zijn goddelijke handen draagt. Zich als mens de handen laat binden, één en andermaal, handen, waarmee Hij melaatsen aangeraakt, blinden genezen en kinderen gezegend heeft, alsof Hij een - misdadiger was, die met die handen kwaad zou kunnen doen; dat Hij, Die in de heerlijkheid des Vaders deelde eer de wereld was. Zich door nietige mensen laat bespuwen en bespotten; dat Hij, Die de Rechter der ganse aarde is. Zich voor de rechterstoelen van Kajafas en Pilatus laat voeren en laat oordelen (en hoe? !); dat Hij, Wiens voetstappen alleen maar sporen van zegeningen achterlieten. Zijn gezegend lichaam door mensen laat slaan, laat martelen met doornen en met de nagelen, waarmede Hij aan het vloekhout geslagen wordt — het is alles even onverstaanbaar. We begrijpen, dat Bach in zijn Matthaus-Passion opeens ten koor laat vragen of er dan geen bliksemstralen en donderslagen zijn om de onheilige mens, die zich aan dit Lam vergrijpt, neer te bliksemen. Maar dan valt in het Avondmaalsformulier toch de hoofdnadruk erop, dat het de bliksemstralen van de toom Gods zijn, die Jezus Zelf treffen. Wat die mensen doen is maar een onderdeel van het gericht Gods, dat gaat over Hem, Die Zich bereid verklaard heeft de Borg en Middelaar te zijn van schuldige zondaren.

Daarom begint de opsomming van de belangrijkste fasen van het lijden met het bloedige zweet, dat Hem werd uitgeperst in de hof van Gethsemané door de last van onze zonde en van de toorn Gods. Daar kwamen geen mensen aan te pas. Althans de vijanden maakten zich pas op van verre; en de vrienden dichtbij mengden alleen een bittere druppel in Zijn lijdensbeker, doordat zij niet één uur met Hem konden waken.

Maar wie kan peilen, wat er geleden is in de ziel van Hem, wiens zweet werd tot grote droppelen bloed, die op de aarde afliepen?

En nadat al die dingen genoemd zijn, waar wij straks aan dachten en waarin mensen de hand hadden (al is de achtergrond in al dat lijden ook door mensen de uitvoering van het oordeel van God over de zonde), gaat het formulier weer sterker laten uitkomen dat rechtstreekse van die toorn van God, waaronder de Here Jezus „Zich vernederd heeft tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel aan het hout des kruises, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? ”

Alleen wanneer ons dit alles duidelijk voor de geest staat, worden wij weerhouden om met de droefheid van de vrouwen van Jeruzalem te gaan wenen over Zijn zeer bitter lijden, en worden wij bewogen te wenen over onze eigen zonden, die Hem al die jammeren aandeden. Dan zijn het niet langer de Joden, die we als de bedrijvers van al dit lijden aanmerken, maar onszelf, „want dit is al geschied om mijne zonden”.

De opsteller van ons oude formulier heeft hier in betrekkelijk weinig woorden oneindig veel samengevat. Niet het minst ook in het slot van deze passage, dat we hier in z'n geheel even afschrijven: „en heeft eindelijk met Zijn dood en bloedstorting, het nieuwe en eeuwige Testament, het Verbond der genade en der verzoening besloten, als Hij zeide: Het is volbracht!”.

Hier wordt ons duidelijk, dat geloofsleven en theologie elkander wederkerig nodig hebben. Zonder waarachtig geloofsleven verstart de theologie. Zonder theologie verarmt het geloofsleven. Wij zullen God ook moeten liefhebben met heel ons verstand.

Het zesde kruiswoord „het is volbracht" wordt hier verbonden aan het grote geheel van de bedeling der genade, die door de dood des Heren van kracht is geworden. Die bedeling wordt met twee woorden gekarakteriseerd, die nauw aan elkander verwant zijn en toch elkander aanvullen. Het éne is het woord: Testament, dat zowel in 1 Cor. 11 als in de synoptische evangeliën (Matth., Mare. en Luc.) door de Here

Jezus gebruikt wordt bij de inzetting van het H. Avondmaal. En dan telkens met de toevoeging: et nieuwe Testament. Nieuw in tegenstelling tot de schaduwachtige bloedstorting van het oude Testament. We denken hierbij aan de brede en diepe uiteenzettingen van de brief aan de Hebreeën, waaraan de opsteller van het Avondmaalsformulier ook de uitdrukking „het eeuwige Testament" ontleent (Hebr. 13 : 20). Het oude Testament was voorbijgaande vanwege de nimmer voleindigde brandoffers en offers voor de schuld. Het woord „het is volbracht" onderstreept nu het onvergankelijke en eeuwige karakter van het Testament, dat door de dood van de Erflater aan de erfgenamen ten goede komt.

Dat woord Testament drukt ook uit het „onverdiende" van alles, wat uit deze testamentering voortvloeit. Het is alles éénzijdig, van Gods kant.

Het tweede hier gebruikte woord is het woord „verbond", een.woord, dat ook de gehele heilsgeschiedenis doortrekt. Dat verbond is een verbond der genade en sluit daarmede aan bij het eenzijdige van het woord Testament, maar drukt tevens uit, dat het verbond een partij ter andere zijde onderstelt, die deelgenoot wordt van de goederen des verbonds en van de beloften des verbonds en die „bedaard en gewillig" (Hellenbroek) dit verbond aanvaardt met inwilliging zowel van de eisen als van de beloften van dit verbond.

We spreken daarom van het Avondmaal vaak als van de Verbondsdis. Het is goed dit te doen. Het gaat niet om losse, incidentele momenten in de heilsgeschiedenis of in onze zielsgeschiedenis, maar om het grote geheel van een verbond, dat in alles wel geordineerd en vast is.

Dat verbond der genade is tegelijk een verbond der verzoening, omdat die genade vastligt in de dood en bloedstorting van onze Here Jezus Christus. Nu wordt gena van waarheid blij ontmoet, de vrede met een kus van het recht begroet.

Dit verbond is nu besloten, vervuld, voleindigd; en het gebroken brood en de vergoten wijn spreken van Godswege de taal der verzekering. Het zijn Gods notariële zegels, die Hij hangt aan het handschrift van de belofte des Evangelies. Maar dit Evangelie is alleen Evangelie, omdat het getuigt van het volbrachte werk van de lijdende Knecht des Heren.

Wij hebben nodig door de kracht des Heiligen Geestes onderwezen te worden in de diepe werkelijkheden van zonde en genade. Wij hebben ook nodig ons gedurig te laten onderwijzen in de Schrift in de gemeenschap met hetgeen de kerk in vorige tijden daaruit heeft leren verstaan.

(Wordt vervolgd).

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET AVONDMAALSFORMULIER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's