Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wil dominee een kopje thee?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wil dominee een kopje thee?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dominee lijkt nogal 'in' te zijn als je alle aandacht in de media voor zijn persoon en werk verneemt. Een tentoonstelling, een bundel gedichten en een compleet jaarboek zijn aan hem gewijd.

Ik vermoed dat ook dit keer de schijn ons dreigt te bedriegen. Het onderstreept veeleer dat de dominee 'uit beeld' aan het raken is in onze samenleving. Wie immers in het museum belandt, hoort meestal tot het verleden. 'Vier eeuwen domineesland' zijn in het Museum Catharijneconvent in Utrecht nog tot augustus te bewonderen. Zo was hij en zo kleedde hij zich en zo preekte hij en zo gedroeg hij zich. Inderdaad, verleden tijd!

Vergane glorie, dat óók. Beroepsprestigeonderzoek toonde in 1942 nog aan dat de dominee na de burgemeester op de tweede plaats stond. Maar vandaag is zijn prestige gedaald tot onder de leraar en de beroepsmilitair.

Tijden veranderen en zelfs de dominee moet er aan geloven. Sommigen hebben er kennelijk moeite mee. Krampachtig klemmen ze zich vast aan galmend gepraat en opvallend gewaad. Anderen gooien hun hoogheilig ambtelijk gezag in de waagschaal. Maar veel haalt het allemaal niet meer uit. Het leven is een bandjir gelijk. Niets houdt stand wat geen werkelijke waarde heeft. Het kan geen kwaad dat ook wij dominees daar grondig bij bepaald raken. Er was en is soms nog al teveel onheilige humbug. Mensen laten zich er in onze tijd niet meer door imponeren. Zo interpreteer ik de aandacht voor de dominee in deze dagen. Het markeert een overgang en een complete verandering in waardering van de weleerwaarde heer. Op de predikantendag van hervormden en gereformeerden in april eerder dit jaar sprak prof. dr. G. Heitink over het thema: De dominee gaat voorbij, het veranderend beroep van predikant. Zijn grondstelling is dat het beroep van predikant historisch gezien een snel veranderend beroep is. Gelet op de huidige situatie van kerk en cultuur misschien zelfs wel een voorbijgaand beroep. Dat mag misschien wat al te cru zijn uitgedrukt, zeker is wel dat de plaats van de predikant en de waardering voor zijn persoon en werk nooit meer wordt zoals het tot voor kort altijd was.

Dichter en dominee

De regel die ik boven dit verhaal plaats, komt uit een gedicht van Willem Wilmink. Hans Werkman bundelde 'De dominee in 70 gedichten'. Niet echt verrassend moet ik zeggen. Toch tegelijk ook weer ontnuchterend hoe sommigen de man zien 'die elke week preken zit te maken, die de gemeente zondags komt horen' (Willem de Mérode, De dominee). Het hangt er uiteraard van af hoe de dichter oordeelt over God, kerk en geloof. Of hij de dominee van binnenuit kent (Okke Jager), zoon of dochter van een dominee is (C. O. Jellema) of de dominee slechts nodig heeft als klank-en rijmwoord (Paul van Ostayen). Werkman stelt dat 'deze bundel vol zit van begrip, onbegrip en wanbegrip, karikatuur en werkelijkheid, hoogmoed en deemoed'. Met het oog op de snel veranderende positie van de dominee zijn de woorden van Jan Greshoff in zijn gedicht 'Liefdesverklaring' onthullend: de dominee, de dokter, de notaris, drievuldig beeld van al wat wijs en waar is. Maar 't kan verkeren.

Werkman heeft zijn bundeling gegroepeerd rond de thema's: de dominee, de studeerkamer, de kerkdienst, de preek, het kanselgebed, het sacrament, het pastoraat, het domineesgezin en het einde.

Van Okke Jager is onder andere het gedicht 'Zondagavond' opgenomen. Herkenbaar voor waarschijnlijk vele predikanten heeft hij het 'zondagavondgevoel' proberen te vertolken, onder andere met deze woorden:

Ik zie de hele nacht die lege kerkgezichten
waar 't Woord op afstoot naar mijn lege hart retour.
En in de consistorie bij de nieuwsberichten zeggen wij God, de koster en elkaar bonjour.

De vrede ligt op sterven onder de genade,
't Portaal ligt vol vertrapte psalmen en de preek
ligt nu bij stukjes en bij beetjes in de paden.
De kostersvrouw kijkt rond: het wordt een drukke week. (...)

Gij hebt de engel der gemeente willen schrijven,

en Zelf hebt Gij het ondertekend met een snik:
'Houd je maar kalm. Ik zal het ook wel blijven.
En houd maar veel van deze mensen - zoals Ik.'

De aanschaf van 'Wij hebben hier een prima domineetje' is de moeite waard. Misschien een leuk cadeautje voor de dominee als hij jarig is. Laten we het toch maar een beetje gezellig houden voor de man in de pastorie. Hij doet echt zijn best om het u naar de zin te maken. Heb maar een beetje geduld met hem en blijf hem maar aardig vinden!

De kraaienplaag

Dat zei de Utrechtse bevolking elk jaar als ze vanaf 1862 de jaarlijkse vergadering van de Nederlandsche Hervormde Predikanten-Vereeniging in haar midden bijeen zag komen en overal uit het land 'de met zwarte jassen en hoge hoeden getooide zwerm predikanten' de stad zag binnenkomen. Ze kunnen het in 1997 nog wel zeggen als de heren predikanten van de Bond begin van het jaar in concio bijeenkomen: de kraaienplaag. Dr. J. Vree schrijft in het Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800 over 'Een halve eeuw predikantenverenigingen in de Nederlandse samenleving (1844-1892). Genoemd Jaarboek heeft als thema voor haar 5e jaargang gekozen voor: Predikant in Nederland (1800 tot heden). Opzettelijk koos de redactie voor een thema dat aansluit bij de tentoonstelling over 'Vier eeuwen domineesland'. Opzet van de tentoonstelling en inhoud van het Jaarboek zijn toch niet echt op elkaar afgestemd en hebben elk hun eigen karakter. Het Jaarboek duikt in de geschiedenis van de predikant waarbij met name de 19e eeuw een hele centrale plaats inneemt. In genoemde eeuw was de positie van de predikant nog geheel onomstreden. Hij was in kerk en samenleving een centrale figuur. Toch begon juist in deze eeuw de positie van de predikant meer en meer te veranderen. Hij verdween geleidelijk uit het maatschappelijk spectrum en 'zijn functie werd steeds meer beperkt tot de innerlijke godsdienstige beleving van de leden van zijn kerkgemeenschap', aldus drs. H. C. Endedijk in een Woord vooraf. De redactie van het Jaarboek wil aspecten laten zien van deze ontwikkeling en in grote lijnen aangeven welke plaats de predikant in de Nederlandse samenleving van de 19e en de 20e eeuw innam. Uit de inhoud noemen we o.a.: De predikantsopleiding in de negentiende eeuw (dr. F. G. M. Broeyer), Het ambtsgewaad ter discussie in de kring der Afgescheidenen (dr. M. J. Aalders), over 'Oefenaars in de negentiende en twintigste eeuw' schrijft dr. H. Florijn. Wie de historie van 'Neêrlands Kerk' mint, kan niet om deze fraaie uitgave heen.

Stress

Ik geef toe: één van de vele modewoorden van onze tijd. Tot in de predikantenwereld toe kom je het tegen. De vrij gemaakt-gereformeerde collega C. van der Leest pu­bliceerde onlangs: De stress de baas? Ik heb niet kunnen ontdekken dat predikanten in de negentiende eeuw daar ooit last van hebben gehad. Hoewel, in deze eeuw begint de positie van de predikant zich al te ontwikkelen tot wat het vandaag geworden is. Of om het met woorden van prof. G. Heitink te zeggen die hij gebruikte in zijn genoemde lezing: 'Aan het begin van de 19e eeuw hadden we nog te maken met een betrekkelijk eenvoudig beroep, maar gaandeweg ontwikkelt zich de biologische mutatie van het schaap met vijf poten, tot op heden gekloond in profielschetsen'. Ook ds. Van der Leest wijst op de maatschappelijke veranderingen die de positie van de predikant onder druk hebben gezet. Hij noemt een aantal factoren dat hiertoe heeft geleid: geen helder afgebakende taak, belastende contacten, geen scheiding tussen werk en woonplek en te weinig steun van kerkenraad en collega's. Al deze factoren kunnen ook predikanten tot het 'burnout-syndroom' voeren. Met dit laatste wordt in de vakliteratuur bedoeld een vooral emotionele uitputtingstoestand bij mensen die een contactueel beroep uitoefenen. Het geeft een gevoel van frustratie en apathie, ressentiment en weerzin vooral bij hen die aanvankelijk vol enthousiasme aan hun werk begonnen maar na verloop van tijd zijn stukgelopen op de weerbarstigheid van hun taak, organisatie en probleem (pag. 25).

Het boeiende van het boek van ds. Van der Leest is vooral het tweede onderdeel: De werkhouding van de predikant: de diagnose en therapie. Wie dit als predikant in functie leest, herkent veel: de diagnose is helder. Maar het interessante is dat ds. Van der Leest een uiterst bruikbare en nuchtere therapie aanreikt. Hij doet dat aan de hand van kernwoorden. Om één voorbeeld te geven. De predikant is een beperkt mens in een zondige wereld (diagnose). Als therapie noemt hij dan het kernwoord: nuchter. Je houdt er als predikant vaak te verheven idealen op na. Je wilt te veel en je verwachtingen zijn veel te hoog gespannen. Je denkt datje de dingen naar je hand kunt zetten. Van der Leest typeert dit als een idealistische instelling die wereldvreemdheid verraadt. Het doet namelijk geen recht aan de realiteit van je eigen persoon en leefwereld. Juist wie zo werkt, loopt gevaar in het burnout-syndroom terecht te komen. De therapie is daarom ook: wees nuchter. Nuchterheid hoort tot de levenshouding van een christen, zeker van een ambtsdrager. Wij zijn geen God en beschikken daarom over geen almacht. Maar laten we dan ook niet doen alsof, aldus Van der Leest. Zo geeft hij acht keer diagnose en even zoveel keren reikt hij daarop zijn therapie aan. Ik kan de lezing van dit boek ten zeerste aanbevelen aan iedere collega die weet: ik heb steeds correctie in mijn werkhouding nodig om niet vast te lopen.

Samenvatting: De aandacht die we signaleren voor de dominee is gezond. We klimmen elke zondag omhoog en lopen daardoor soms het gevaar het gevoel met de grond te verliezen. De feiten van het heden behoeden ons voor een wegdromen in het verleden. Vroeger is ook voor de dominee voorbij. Een lichte ironie over typische domineestrekjes bewaart ons voor een soms lachwekkende zwaarwichtigheid. En een voortdurend zelfonderzoek naar eigen functioneren houdt ons ver van stress en burnout. Hoe gewoner we doen, des te beter lukt ons werk. Dominees klagen soms te makkelijk dat ze het zo druk hebben. Dat heeft vaak te maken met de manier waarop we ons werk organiseren. En, laten we ons licht dan maar eens op­ steken bij onze gemeenteleden die in het bedrijfsleven werkzaam zijn en dan vooral in leidinggevende functies. Dan speelt het domineesbestaan zich nog altijd in een beschutte werkplaats af.

(Naar aanleiding van: H. Werkman, Wij hebben hier een prima domineetje. De dominee in 70 gedichten', uitg. J. H. Kok, Kampen, 97 blz., f 22, 50. Prof. dr. D. Th. Kuiper e.a. (red.) Predikant in Nederland (1800 tot heden), Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800, uitg. J. H. Kok, Kampen, 299 blz., f 39, 90.

C. van der Leest, De stress de baas? Over weerbaarheid en werkdruk bij predikanten. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld, 138 blz., f 27, 50.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Wil dominee een kopje thee?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1997

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's