Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eeuwige Wijsheid

Zoals we vorige week bezagen, stond in de begrafenistoespraak van H. Oosterhuis Johannes 1:1 centraal, maar wel op een heel aparte wijze. Hij zei letterlijk:

"In den beginne was het Woord", werd ons voorgelezen. Welk woord was in den beginne? Wie de Joodse uitlegtraditie van de Bijbel ondervraagt, krijgt te horen dat in den beginne de thora (de wet) bij God was, nog voor Hij hemel en aarde schiep. "Thora betekent: woord dat mensen richting wijst", opdat zij een leven zullen hebben dat het waard is geleefd te worden. "In den beginne was het Woord" is geen filosofische uitspraak, maar een profetische stem die ons zegt dat wij elkaar zullen respecteren en menswaardig bejegenen: Heb liefde voor de mens naast je.

Natuurlijk is het ongeoorloofd, zo een tekst te verklaren. Johannes moet allereerst uit Johannes verklaard worden en dan is het zonneklaar, dat hij met het Woord Christus bedoeld heeft. Voor Christus, Zijn Persoon en werk, was echter in deze toespraak geen plaats. Daarom was hier sprake van een ergerlijke ketterij.

Maar ook over 'de Joodse uitlegtraditie' is heel wat anders en meer te zeggen dan Oosterhuis deed. Uit de Joodse geschriften - en dan denken we vooral aan de apocriefe boeken en de werken der schriftgeleerden - weten wij veel van het Joodse denken van toen. Veel werd er nagedacht over uitdrukkingen in het Oude Testament als het woord Gods en de wijsheid Gods. Daarbij ging het dan niet zozeer over het geschreven Woord, de Heilige Schrift, als wel om het woord waarmede de Heere iets doet. Hij spreekt, en het is er. Psalm 33:9, Genesis 1:3. In het Joodse denken werd het woord des Heeren dan min of meer een zelfstandig bestaan toegekend, als een zelfstandig werkzaam wezen, uitgezonden om Gods wil te volbrengen. Men zag dat bijvoorbeeld duidelijk in Psalm 33:6: Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt. In onze Bijbels staat Woord daar met een hoofdletter, maar men bedenke hierbij, dat het Hebreeuws maar één soort letters kent. Het verschil tussen hoofdletters en kleine letters bestaat in het Hebreeuws niet. Er kan in de Joodse geschriften over het Woord gesproken worden als 6en persoon, en wel een persoon met Goddelijke eigenschappen.

Dat geldt ook als het gaat om de wijsheid Gods. Heel duidelijk wordt de Wijsheid al in het Oude Testament beschreven als een zelfstandig handelend persoon, en wel in de Spreuken van Salomo, hoofdstuk 1 vanaf vers 20 en de hoofdstukken 8 en 9. De opperste Wijsheid wordt zij genaamd. Zij voert Gods wil uit in de onderhouding (8:15 e.v.) en in de schepping (8:22 e.v.) der wereld. Deze Wijsheid is een eeuwig bestaand, zelfstandig werkzaam Goddelijk Persoon. Zij is bij God en van eeuwigheid af Zelf God. Zie vooral Spreuken 8:22 - 31.

Door wat de Heere geopenbaard heeft in het Nieuwe Testament, weten wij, dat deze Wijsheid die door Salomo beschreven wordt in het boek der Spreuken, de Tweede Persoon van het Goddelijk Wezen is, door Wie God alle dingen heeft geschapen. Maar voor de Joden van de oude bedeling was dit nog niet zo helder en klaar als voor ons. Onze geloofsbelijdenis zegt in artikel 9 over de leer van de Drie-eenheid: 'Hetgeen voor ons wat duister is in het Oude Testament, dat is zeer klaar in het Nieuwe.' Zo heeft het de Heere behaagd. Het leerstuk van de Drie-eenheid is in het Oude Testament te vinden, maar daarvoor moet wel de bril van het Nieuwe Testament worden opgezet. In het Nieuwe Testament breekt het volle licht over de Drie-eenheid door.

Hoe over de Goddelijke Wijsheid uit de Spreuken van Salomo onder de Joden is nagedacht, blijkt uit enkele apocriefe boeken. De apocriefen behoren niet tot de Heilige Schrift. Ze hebben geen Goddelijk gezag, zijn niet geïnspireerd en niet onfeilbaar. Wel zijn ze van belang voor de kennis van de geschiedenis en de opvattingen van het Joodse volk uit de vierhonderd jaar tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Goede dingen staan erin, tot stichting, maar ook dwalingen en dwaasheden. De heer H. Florijn schreef er een lezenswaardig artikel over in het RD van 6 november. Daarin memoreert hij dat Smytegelt in een preek in 'Een woord op zijn tijd' zijn hoorders aanried, een bepaald hoofdstuk uit het apocriefe Boek der Wijsheid te lezen.

Voor ons doel is het ook nuttig, dit Boek der Wijsheid op te slaan. De geleerden menen, dat het omstreeks het jaar 100 voor Christus geschreven moet zijn door een Jood in de Eg5rptische stad Alexandrië. In de hoofdstukken 6 tot en met 10 worden schone dingen gezegd van de Wijsheid. In de geest van Spreuken 8 worden haar Goddelijke werken en eigenschappen toegeschreven. Wij citeren Wijsheid 7:25 - 31: 'Want zij is een damp der kracht Gods, en een zuivere uitvloeiing van de heerlijkheid des Almachtigen; daarom valt in haar niets dat besmet is. Want zij is een afschijnsel van het eeuwige licht, en een onbevlekte spiegel van Gods werkende kracht, en een beeld van Zijn goedheid. En enig zijnde kan zij alles doen; en blijvende in zichzelve, vernieuwt zij alle dingen; en van geslacht tot geslacht, in de heilige zielen overgaande, maakt zij vrienden Gods en profeten. Want God bemint niets dan degene die bij de Wijsheid woont. Want zij is schoner dan de zon, en boven alle stelling der sterren, bij het licht vergeleken zijnde, wordt zij treffelijker bevonden. Want na dat [licht] komt de nacht, maar de boosheid zal de Wijsheid niet overweldigen.' Hier wordt de Wijsheid beschreven als een zelfstandig Goddelijk persoon, van God onderscheiden.

Maar zij is tegelijk op het nauwste met Hem verbonden. In hoofdstuk 8:3 en 4 wordt gezegd: 'Zij maakt haar adellijke afkomst [daarmede] heerlijk dat zij met God verkeert, en de Heere aller dingen heeft haar lief Want zij is een leermeesteres der wetenschap Gods, en een uitkiezeres uit Zijn werken.' Men lette op dat laatste: zij, de Wijsheid des Vaders, bepaalt dus, vanzelf vanuit Gods eeuwige raad, welke van Gods werken nu uitgevoerd zullen worden. Zij schept, werkt, regeert en vernieuwt alle dingen (8:1, 5). De schrijver bidt dan ook: 'O God mijner vaderen, en Heere der barmhartigheid. Die alle dingen gemaakt hebt door Uw Woord, en de mens door Uw Wijsheid hebt bereid, opdat hij zou heersen over de schepselen die van U gemaakt zijn, en dat hij de wereld zou regeren in heiligheid en gerechtigheid, en in oprechtheid des harten oordelen' (9:1 - 3). Het is ook de Wijsheid, die Adam getrokken heeft uit zijn eigen val (10:2). We merken in het voorgaande op, dat Woord en Wijsheid afwisselend gebruikt worden in blijkbaar dezelfde betekenis. Zie dat ook in 16:12.

Opmerkelijk is ook wat we lezen in 18:14 - 16 over de laatste plaag in Egypte (alle eerstgeborenen sterven): 'Want als nu alle dingen in rust en stilte waren, en de nacht in zijn snelheid half voorbij was, toen sprong Uw alvermogend Woord van de hemel uit de koninklijke tronen af, als een ernstig krijgsheld in het midden van hun land, dat verdorven zou worden, dragende een scherp zwaard, [namelijk] Uw ongeveinsd gebod, en staande vervulde het alles met doden, en raakte wel aan de hemel, maar ging ook op de aarde.' Vergelijking met Exodus 12:29 laat zien, dat terwijl daar staat dat de HEERE de eerstgeborenen in Eg3rpteland sloeg (door middel van de verderfengel), de schrijver van het Boek der Wijsheid Hem noemt 'Uw alvermogend Woord'. Hier komen wij dicht in de buurt van wat in het Nieuwe Testament beleden wordt van de Zone Gods als het Woord. We zijn hier wel ver verwijderd van de bewering, dat in de 'Joodse uitlegtraditie' met het Woord de wet bedoeld zou zijn. Overigens stellen we ook vast (in 8:19 en 20), dat de schrijver van geen erfzonde lijkt te weten en daarmede duidelijk afwijkt van Psalm 51. De schrijvers van de apocriefe boeken waren niet onfeilbaar!

Wij hopen volgende week nog enkele andere apocriefe boeken te bezien. Dan zal blijken, dat er ook anders over de Wijsheid gedacht is, maar de conclusie zal toch zijn, dat wat we in het Boek der Wijsheid vonden, de hoofdlijn is. Tenslotte merken we nog op, dat Christus Zich overeenkomstig Spreuken 8 ook de Wijsheid genoemd heeft, Matth. 11:19. Luk. 7:35; 11:49. Zie ook 1 Kor 1:24 en vergelijk de kanttekeningen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's