Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De betekenis van het genadeverbond voor de prediking (VI)

Bekijk het origineel

De betekenis van het genadeverbond voor de prediking (VI)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beloften-prediking (vervolg)
Krachtens Gods verbond moet de prediking aan de verbondsgemeente, een prediking zijn van Gods beloften. In ons vorige artikel hebben we er op gewezen dat deze beloften niet tot de uitverkorenen mogen worden beperkt. Dat is een geheel onjuiste prediking van Gods beloften, waarbij de verkiezing als het ware wordt geplaatst voor het heilshandelen van God ten opzichte van de gevallen zondaar.
Zeker niet minder afwijzend dienen we echter te staan tegenover een beloftenprediking, waarbij deze, zoals ze in de doop aan de bondeling worden betekend en verzegeld, als aanvankelijk vervuld worden beschouwd. De beloften Gods aan de bondeling verbindt men met het wederbarend werk van de Heilige Geest in de bondeling. Zonder dat werk van Gods Geest in de bondeling zouden Gods beloften geen kracht en betekenis hebben. Het schenken van Gods beloften in Zijn Woord en in de doop wordt vanuit een zeker geloofsidealisme gelijktijdig gezien met de vervulling van Gods beloften uit de wedergeboorte, alsof, wanneer God ons Zijn beloften geschonken heeft, de wedergeboorte niet meer noodzakelijk zou zijn, daar deze reeds zou hebben plaatsgevonden. Wanneer zij die gedoopt zijn en daardoor Gods beloften ontvangen hebben, zich niet als ongelovigen openbaren, vindt de verdere vervulling van Gods beloften plaats op organische wijze door catechese, prediking e.d.
Tegen een beloften-prediking, die op deze leest is geschoeid, moeten we met alle klem protest aantekenen. Op deze wijze wordt immers weer de aandacht van de rijke betekenis van Gods beloften afgetrokken en op een soort inwendige genade gericht, die vaster en betrouwbaarder zou zijn dan de belofte zelf, waardoor zelfs de belofte alleen z'n vastheid en betrouwbaarheid zou verkrijgen. Ook hier wordt de zekerheid des heils geweld aangedaan. Niet in de objectieve schenking van Gods belofte wordt deze immers gezocht, maar in het subjectieve aanvankelijk vervuld zijn van deze belofte. In zekere zin wordt ook hier de grond der zaligheid gelegd in de mens, en dat wel op een zodanige wijze dat dit leidt tot oppervlakkigheid en valse gerustheid. Uitgaande van de aanvankelijk vervulde belofte, in het wederbarend werk van Gods Geest in het hart, behoeft dan niet meer op de noodzaak van persoonlijke wedergeboorte en vernieuwing te worden gewezen en wordt de verbondsgemeente alleen maar opgewekt om te geloven wat God in de aanvankelijk vervulde belofte in hen heeft gedaan en nu zo te leven, dat de levenswandel daarmee niet in strijd is. Op deze wijze komt men er toe aan de uiterlijke levenswandel, en aan de uiterlijke bondszegelen enz. genoeg te hebben, zonder de persoonlijke verandering, de persoonlijke ervaring, en het persoonlijk werk van Gods Geest te kennen.

Appellerende prediking
Duidelijk dienen daartegenover Gods beloften aan alle bondelingen te worden verkondigd. Wel verre van deze als aanvankelijk vervuld te veronderstellen of erger nog te stellen, dienen deze gepredikt met het bevel tot bekering en geloof. Vanuit Gods beloften moet elke prediking een dringend appèl op de gemeente zijn. „Zo gij Zijn stem dan heden hoort, gelooft Zijn heil en troostrijk Woord, verhardt u niet, maar laat u leiden". De noodzaak van persoonlijke bekering en geloof moet steeds weer worden onderstreept, als de door God Zelf gestelde voorwaarde om aan het heil des verbonds deel te ontvangen. Terecht schrijft Bavinck in zijn Geref. Dogmatiek III blz. 241: „Het genade-verbond treedt aanstonds bij zijn promulgatie ook op met de eis van geloof en bekering", het neemt „in zijn bediening door Christus deze eisende, voorwaardelijke vorm aan, om de mens te erkennen in zijn redelijke en zedelijke natuur, om ook als gevallene hem nog te behandelen als naar Gods beeld geschapen, om ook op dit hoogste terrein, waar het gaat om de eeuwige zaligheid en het eeuwig verderf hem verantwoordelijk te stellen, om hem met bewustheid en vrijheid te doen intreden in dit verbond en dat met de zonde te doen verbreken".
Nooit mag dit leiden tot een afhankelijk maken van de vervulling van Gods belofte, van een eerst door ons te vervullen voorwaarde in die zin, dat de rijkdom der genade tenslotte in onze handen wordt gelegd. Schilder zegt dan ook in „Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar " dat deze conditie geen verdienende conditie, noch een God bindende, noch een God veranderende, maar wel een door God aangewezen conditie is, waaraan wij ons te houden hebben, als de eenmaal door God vrij daartoe gestelde orde. Daarbij mogen we niet vergeten, dat bekering en geloof geen voorwaarden zijn om in het verbond te komen - dat is een daad van Gods barmhartigheid alleen - maar wel om er in te blijven, en om op zaligmakende wijze de zegeningen des verbonds deelachtig te worden. De eis volgt dan ook op de belofte en is in de belofte gegrond. Geloof en bekering zijn dan ook niet alleen voorwaarden, maar ook zegeningen des verbonds, die door God Zelf worden geschonken, aan allen die Hem er om smeken.

Nunspeet, Brons

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1966

De Wekker | 8 Pagina's

De betekenis van het genadeverbond voor de prediking (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1966

De Wekker | 8 Pagina's