Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MAN EN VROUW SCHIEP HIJ HEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MAN EN VROUW SCHIEP HIJ HEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste jaren is er over de verhouding jongen-meisje al ontzettend veel geschreven. Misschien kan dat artikel toch eens een ander licht werpen op ieze problematiek.

Velke rol vervul je?

De laatste twintig jaar 'is de verhouding tussen' jongens en meisjes fundamenteel aan het veranderen. We kunnen gerust spreken van een omwenteling, een revolutie. Vele oorzaken' zijn «hier voor op te noemen. Ik denk bijvoorbeeld aan d.e grote ontkerstening en het waardeverlies van de Bijbel als normbepaler voor de menselijke verhoudingen, met daaruit voortvloeiend de verheidensing van normen. Buiten deze oorzaken willen we ook eens de aandacht vestigen' op de rolverandering van meisje en jongen. Met andere woorden: Hoe gedraagt een jongen zich, hoe gedraagt een meisje zich; hoe gedragen ze zich tegenover elkaar?

De meesten realiseren zich dit natuurlijk niet. Je hebt voor een groot deel automatisch dat wat je omgeving van je verwacht. Je bent er in opgevoed. In het verleden nu hadden jongens en meisjes hun eigen gedragspatroon. Uitzonderingen daargelaten. Het meisje ging na de lagere school het huishouden in of werkte in een of ander Het meisje ging na de lagere school het huishouding in of werkte in een of ander verzorgend beroep. De jongen ging werken of studeren. Tegenwoordig wordt er een strijd gestreden om opheffing van verschillen, om gelijkheid. Jongens èn meisjes studeren, dragen dezelfde kleren, hebben dezelfde haardracht, roken, drinken, rijden brommer, kunnen eenzelfde werkkring hebben. Jongens worden verpleger. Meisjes gaan naar een technische school. Boven deze voorbeelden uit wordt een strijd gestreden om gelijke rechten.

Met andere woorden, de rollen veranderen. Ze worden steeds meer gelijk. Je hoort steeds minder: „Zoiets doet een meisje (of jongen) niet". Je zou toch dadelijk het felle antwoord horen: Waarom een jongen wél en een meisje niet? Of omgekeerd. Toch hebben deze veranderingen grote gevolgen. Niet het minst op de wijze van omgaan tussen jongens en meisjes.

Sen ik een lichaam?

Eén ding is hierbij echter opmerkelijk. Bij deze hele strijd om gelijkheid wordt steeds meer aandacht geschonken aan lichamelijke verschillen, aan de sexualiteit (sexe — geslacht). Daar verkoopt de reclame zijn produkten mee. Daar trekt de film zijn kijkers mee. Daar worden uitgevers van pornografie rijk van. Daar leven' sexbcetieks en stationskiosken van. En de N.V.S.H. gaat er aan failliet. Daar gaat ook tegenwoordig zoveel gevraagde en gegeven sexuele voorlichting mee op pad. Welke voorlichting wordt gegeven? Is het niet een puur lichamelijke, anatomische? Alsof de mens slechts liohaam is ! Toets de op school gekregen sexuele voorlichting hier eens aan. Wordt het geplaatst in het gehele menszijn? De mens zoals God die schiep? Ook jou? De eerste menselijke verhouding was geen puur lichamelijke verhouding. Lees de schepping en het huwelijksformulier er maar eens op na.

Zowel in de rollen-verandering als in de mens-is-lichaam-beschouwing dreigt verloren te gaan het aanvullende van elkaar in WEZEN. Rioht je gedrag, richt je normen van goed en kwaad, richt je hele leven toch niet in naar wat je om je heen ziet, naar wat anderen denken, doen en zeggen. Vraag steeds weer: Heere wat wilt GIJ dat ik doen zal. Want anders loopt het uit op vechten voor rechten; op „Halen, wat er te halen valt"; cp „Genieten, wat er te genieten valt", want morgen zien we wel verder. Dat loopt uit op een God-lcos egoïsme, waarin liefde ver te zoeken is. Dat geldt ook voor de omgang met elkaar.

„We zijn er op de wereld om . . ."

Velen leven, alsof God Adam en Eva en henzelf schiep, en daarmee klaar. Nu gaan we zelf verder, moeten we er zelf verder inhoud aan geven, rommelen we zelf maar wat aan. Gelukkig is deze zienswijze niet juist. Dat zou betekenen: God geeft iets en nu moeten we zelf weten, wat we er mee doen. God schiep ons met een' doel en een opdracht. Geeft niet de Maker zelf, aan wat Hij gemaakt heeft, een' bestemming? Is het niet Zijn eigendom? Zo behoren wij toe aan God, onze Schepper. En die grote Schepper gaf Zelf in ons aller leven een doel, en een opdracht. Daarom richten we in de eerste plaats ook niet ons leven in naar wat de tegenwoordige tijd, de maatschappij van ons vraagt, maar in de eerste plaats naar wat God van ons vraagt. Echter nu is de grote vraag: Dóen wij dat ook? Wat verprutsen en verknoeien we de grote gaven van onze Schepper dag in, dag uit. Wat beantwoorden we weinig aan onze bestemming. Zeker, Gocl schiep Adam en Eva en ons voor elkaar, maar op de eerste plaats toch voor zichzelf. Tot eer van Zichzelf. Zie het vorige artikel. Misschien klinkt je dat wel egoïstisch in de oren. Toch is het waar. Daarom zijn we er. Dat is ons uiteindelije levensdoel, naar WEZEN en LICHAAM. In de Bijbel noemt God ons lichaam een „tempel". Welnu, in een tempel wordt God gediend, wordt God geofferd. Dat is het doel van ons lichaam, God er mee dienen. Aan Hem offeren. Daarom is het ook niet waar, wat men zingt: „We zijn er op de wereld om mekaar, om mekaar te helpen, nietwaar!" Al klinkt het nog zo mooi. We zijn er cm ? Laten we eens luisteren naar wat onze geloofsbelijdenis zegt. „Het heeft God goedgedacht aan een iegelijk schepsel zijn wezen en gedaante en onderscheiden ambten te .geven', om zijn Schepper te dienen." Als daar niets van terecht komt brouwen we er samen ook niets van. Dat zegt Gods woord, dat zie je om je heen.

Wat hen jij d'er voor één?

Zegt nu niet: De onderlinge verhoudingen doen er niet veel toe. Ze doen er erg veel toe. Maar ze krijgen pas zin

en waarde in de driehoeksverhouding God - de ander - ik. God lief hebben bovenal en onze naaste als onszelf.

Wie is die ander? Dat meisje of die jongen? Dat vraag je je af als je elkaar tegenkomt. Op school. Op je werk. Op vakantie. Op een zomerkamp. Tegelijk vraag je je af: Wie ben ikzelf? Voor hem? Voor haar? En dat bedoel ik hier nu even in het algemeen; dus niet vanuit een verliefdheid. Hoe beoordeel je de meisjes en jongens die je, in wat voor verband dan ock, ontmoet? Heb je een aantal vakjes bij je, waar je de ander instopt, of ben je een „openstaander"? Misschien heb je de ander al snel in het vakje „sul" gestept, of „trut", of „hark", of misschien wel „lekker stuk"

Of beoordeel je de ander alleen maar op: Lichamelijk aantrekkelijk onaantrekkelijk? Anderen komen niet verder dan: Bruikbaar-onbruikbaar

Kan ik hem/haar gebruiken? Kan ik er zelf op de een' of andere manier beter van worden? Plezier aan beleven? Al is het misschien maar voor één week? Heb je ook zo gauw een etiket klaar? Of ben je meer een „openstaander"? Neem je iemand zoals hij/zij is? Zoiets als: „Niet goed, ook goed"? Maar , eh mag ik daar eens een ander antwoord op geven? Op de vraag: Wie is de ander? Wie ben ik zelf? GODS SCHEPSEL! „Man en vrouw schiep Hij hen." Naar Gods beeld. Hoe? Machtig mooi. Machtig goed. Volmaakt. Waarom? Om Gcd eeuwig te loven en' te prijzen. Niet alleen mij, maar ook jou, Niet alleen jou, maar ock die ander. Wij allen zijn op deze wereld om God alle eer toe te brengen. Als we door die bril elkaar bekijken, blijft er van ons vakjesgedoe niet veel over. Onze beoordeling en de wijze waarop Gods Woord over het schepcel spreekt stemmen niet overeen. Dat vloekt met elkaar.

Je vindt hem een sul? Nu Gods Woord zegt van hem: Gods schepsel. Gods eigendom. Geschapen tot eer van Gcd. Uniek in zijn wezen. Met eigen gaven. Je duidt haar aan met: „Een lekker stuk"? Nee Gods Woord noemt haar: Gods schepsel. Geschapen tot eer van God.

Je durft zelfs te denken: „Die is er voor mij"? Nee Gods Woord spreekt er anders over: Gods eigendom. De ander is er tot eer van God. Ikzelf ben er tot eer van God. Wees eens eerlijk. Maken wij er geen rommeltje van? Wat vernielen en mismaken we Gods beeld. In onszelf. In de ander. Wat een gebroken verhoudingen. Wie staat dan niet schuldig tegenover God? Schuldig, als we omkijken naar het paradijs, waar we ons hebben losgemaakt van God en de door Hem gegeven bestemming. Waar we een eigen God-loze weg insloegen. Waar het door de zonde werd: De ander is er voor mij. Ik ben er voor mijzelf. Schuldig, als we kijken naar wat we er dagelijks van terecht brengen. Wat we dagelijks met Gods wet doen. Wat we dagelijks met Zijn verbond doen. Wat we dagelijks met Zijn Evangelie doen. Wie moet niet dagelijks bidden: Heere, vergeef? Heere, doe niet met ons naar dat we verdienen. Wat een wonder dat God ons niet losgelaten heeft, maar door Zijn Woord oproept tot 'bekering. Om de (zondige) „werkingen des lichaams te doden". En: wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds". Gcd slaat niets over. Ons lichaam én ons 'denken. Welzalig degene wiens zonden zijn vergeven. En bij de Heere is vergeving. Hij is een gaarne vergevend God. Zo gaat het samen niet goed, als het tussen God en ons niet goed is. Hij blijft ons in Zijn Woord voorhouden hoe het dan wél moet. En het klinkt zo simpel, en het is zo moeilijk. „God lief hebben bovenal en onze naaste als onszelf".

Hoe dan wel?

Laat boven de omgang met elkaar toch vooral staan, dat jijzelf, maar ook de ander Gods schepsel en eigendom zijn. Geschapen tot eer van Gcd, unieik in wezen. Met eigen gaven. Als dat je doen en laten stuurt, ga je voorzichtig met elkaar om. Dan hebben we weliswaar te maken' met maatschappelijke veranderingen, maar dan wordt ons leven daardoor niet geregeerd. Dan schrijven niet die ons de wet voor, maar God. Dan onderkennen we ook de gevaren van bepaalde ontwikkelingen. Ontwikkelingen die strijden cm een gelijkheid van jongen en meisje waarin de in de schepping gegeven aanvulling op elkaar dreigt weggeschoven te worden. Een duidelijk gevolg van zo'n verkeerde verhouding vind je in de zgn. vrije huwelijken. Jongen en meisje hebben ieder hun maatschappelijke funktie. Men gaat samen wonen, zonder blijvend voor het leven aan elkaar verbonden te willen zijn. In het dienen van elkaar.

In het aanvullen van elkaar. Zonder een gezin te willen vormen. De specifieke verhouding tussen jongen en meisjë is niet een' uit maatschappelijke eisen ontstane verhouding, maar een door God geschapen liefdesverhouding. Laat je daarbij niet meeslepen met de huidige degradatie van de mens tot een liohaam. De basis van een eenheid voor het leven is niet het lichaam in zijn aantrekkingskracht tot elkaar. Dat is slechts een aspect van de gehele mens. Van de naar Gods beeld geschapen mens. In boeken voor radio en televisie wordt en tijdschriften, gesuggereerd, dat liefde geheel of voornamelijik bestaat uit lichamelijke liefde. Dagelijks word je ibein vloed door het overgeaccentueerde lichamelijke aspect van de liefdesverhouding tussen jongen 1 en meisjes. Hoeveel zie je om je heen, dat jonge mensen hun kennismaking beginnen met lichamelijk kontakt. Een misleidende start. Een gevaarlijke start. Leer elkaar eerst geestelijk kennen. Ontdek eikaars persoonlijkheid. Huwelijken op basis van het lichaam zullen zeker mislukken. Is dit niet de grondoorzaak van het steigend aantal echtscheidingen? Je ziet zo vaak dat men elkaar lichamelijk kent, maar in wezen vreemd voor elkaar is. De lichamelijke aantrekkingskracht is . niet het middel tot liefde, maar de basis van uiting van liefde, die in het huwelijk tot volle ontplooiing mag komen. En bovenal: Wie ben je samen voor God? Wie is God voor jullie samen? Kort gezegd: en met eerbied gesproken: Het is belangrijker samen te kunnen bidden, dan samen te kunnen vrijen. Denk daar eens over na. Zonder God sta je samen alleen!

Overgeschoten?

In bovenstaand artikel heeft ook doorgeklonken dat onze uiteindelijke bestemming boven het samen zijn uitgaat. We zijn er in de eerste plaats tot eer van God. In de Rooms Katholieke kerk heeft dit geleid tot het asceseideaal. Mannen en vrouwen' bleven on-'getrouwd, vanuit de misvatting dat met God beter zou kunnen dienen.

Een andere misvatting is, dat het leven aan waarde verliest, wanneer mei zonder levenspartner blijft. Ook de on gehuwde heeft zijn bestemming, tot ee: van God zijn en haar levenstaak verrichten'. In Gods 'bestek bestaan geei overgeschoten mensen, geen werklozen Zowel in de Bijbel, als om ons heei zien we vrouwen en mannen', - die al: ongehuwde een grote bestemming var God kregen. Wat voor de één een nood zaak is, is voor de ander een mogelijkheid. Deze beide levenswegen vinden wi in de Bijbel terug. Zij spreekt van: „He is niet goed dat de mens alleen zij" maar ook van: „Want ik wilde wel da alle mensen waren gelijk als ik zei ben". (Paulus in 1 Kor. 7).

Zie eens tegenover elkaar de ontaard* moeders in de rechtspraak van Salomt en Debora, die geen' moeder was, maa: toch een „moeder" in Israël. Welk eei grote plaats nam Dorkas niet in bin nen de gemeente van Joppe. Daar i geen emancipatie voor nodig. Da vloeit voort uit het volgen van God weg met een ieder van ons. „Wat i Gods weg met mij? ", vraagt iemand. J< zou zo graag eens een hoorbare stem ui de - hemel willen vernemen op de vraag „Heere, waarheen? ". Maar het staa zwart op wit! Voor jongens. Voor meis jes. Voor meisje en jongen samen. Voo man en vrouw. Voor ongetrouwden.

Leg dan maar alle dingen in het gebec als een geopende brief voor Hem neei Niet als een eiser. Niet als iemand, dii verdient verhoord te worden, maar al alles verknoeid hebbende zondaren Want God verhoort uit genade. Dai wijst Hij de weg. Dan sluit Hij hie soms wegen af, om daar nieuwe wegei te openen.

Ga zo met elkaar om, dat Gods naan door jou niet gelasterd, maar gepre zen wordt.

Literatuur.

1. Dr. W. Aalders: Man en vrouw in een revolutionaire tijd.

2. Dr. W. H. Velema: Christen zijn in deze wereld.

3. W. Trobisch: Ik had een meisje lief.

4. Mr. J. A. Diepenhorst: De emancipatie van de vrouw.

5. Ds. H. Veldkamp: Moeders in de Bijbel.

6. Ds. H. Paul, Drs. M. Burggraaf, B. Tuinier en J. Bakker: exualiteit, meisje en jongen, het huwelijk. Daniël:28e jrg. nrs. 21, 22, 24 en 25 (1974).

Gespreksvragen:

1. Vanuit welk perspectief behoort onze hoi ding te zijn t.o.v. de ander?

2. Waarop let je als je verkering krijgt?

3. Hoe sta je tegenover een lange (korte) vei kering. Brengt dit spanningen met zich?

4. Welke passages en teksten in de Bijbel zee gen je dat sexuele gemeenschap voor he huwelijk ongeoorloofd en mitsdien zonde i tegenover God?

5. Wat stempelt een huwelijk tot een christelij huwelijk? Welke aanwijzingen geeft Efeze 5 : 22-2 hierin?

J. W. Ooms. Kom over de brug, mijn kind! Uitg.: Wever, Franeker. 238 blz., prijs ƒ 17, 50.

De bouw van een brug over de Lek en de gevolgen daarvan voor een dorp in de Alblasserwaard maar vooral voor Bart Muilenberg en zijn gezin, zo zou heel kort de inhoud van het boek „Kom over de brug, mijn kind" van de nu overleden schrijver J. W. Ooms weergegeven kunnen, worden.

Opvallend dat dit thema en de uitwerking ervan tot in details toe, veel overeenkomst vertoont met het in 1927 versohenen boek van Stijn Streuvels „De teleurgang van de Waterhoek"!

Omdat een korte weergave van „Kom over de brug, mijn kind" geen recht doet aan het boek, eerst een wat uitgebreidere beschrijving.

Het gezin van de landbouwer Bart Muilenberg, bestaande uit vader Bart Muilenberg, moeder Margje en de drie kinderen Aal, Mie en Geert, vormt het eerste centrale punt in het boek. De bouw van een brug over de Lek ter ontsluiting van de Alblasserwaard is het tweede. Doordat Bart Muilenburg land moet afstaan voor de brug ontstaat er een verbinding tussen deze twee. Muilenburg heeft zijn leven lang gewerkt om zo veel mogelijk land aan zijn zoon Geert na te laten. Hij wordt getekend als een zeer behoudend man, die van alle nieuwigheden in de landbouw weinig moet hebben, en vierkant tegen de bouw van de brug is omdat hij daar land voor moet afstaan.

Geert is wel voor de nieuwe brug, evenals Mie die geen blad voor haar mond neemt en dan ook vaak woorden met haar vader heeft.

Aal is in haar hart ook wel voor de bouw, maar omdat ze weet hoe haar vader erover denlkt spreekt ze zich er niet over uit en beperkt zich tot opmerkingen als: „Stil toch Mie, maak vader niet boos."

Als Mie verkering krijgt met Niek Bredevoort, een jongen van „het grote werk", dringt de brug die boer Muilenburg op zo groot mogelijke afstand wil houden, zijn eigen gezin binnen.

Aan het eind van het boek komt Muilenburg min of meer tot andere inzichten op de laatste twintig bladzijden wordt hij aanmerkelijk minder ongenuanceerd en onsympathiek afgeschilderd dan op de voorgaande 216 pagina's.

Ook zijn houding ten opzichte van het geloof verandert: In een gesprek met Klaartje Lamoen, een eenvoudige oude vrouw die 's zondags regelmatig met de auto van Muilenburg meerijdt naar de kerk (hoewel Muilenburg er niet zo voor is dat de er steeds een' beroep op hem gedaan wordt, de mensen moeten niet denken dat zijn auto op w r ater rijdt) toont Muilenburg voor het eerst enige zelfkennis ce beziten. „De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn beloofd — en als een mens in die verwachting leeft, deren veel veranderingen die gaande zijn niet al te veel, overweegt Bart. Omdat ik niet leef in die verwachting, heb ik me al te veel vastgeklemd aan mijn eigen wereldje" (p. 218). Die ommekeer in Bart Muilenburg komt voor de lezer volkomen onverwacht en is daarom nogal ongeloofwaardig. Op deze manier lijkt het alsof de schrijver in de laatste twintig bladzijden in allerijl een andere wending aan het verhaal wil geven.

Dat is echter bijzonder zwak, want op deze manier wordt de lezer echt niet overtuigd. Zo'n wending moet door de schrijver voorbereid worden, hij dient de persoon in kwestie dan door het gehele boek heen genuanceerd te beschrijven, steeds blijk gevend van psychologisch inzicht in zijn figuren.

Naast de onvolkomenheden in de opbouw r laat ook de stijl wel eens te wensen over. Een eenvoudige vrouw als Klaartje Lamoen zegt niet over haar dochter Monica dat „haar vingers zich repten met naald en' draad" (p. 22), om maar een voorbeeld te noemen.

En wat tenslotte het christelijke aspekt van het boek betreft: dat gaat eigenlijk niet veel dieper dan dat de hoofdpersonen mensen zijn die naar de kerk gaan. Er komen wel figuren in voor als ouderling de Lange en Klaartje Lamoen, die in hun omgeving getuigenis afleggen van de hoop die in hen is, maar daartegenover staat, toch de weinig overtuigende ommekeer in de hoofdfiguur Bart Muilenburg waarop hierboven al gewezen is.

Ook als boek met christelijke boodschap en appèl stelt „Kom over de brug, mijn kind" teleur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1975

Daniel | 24 Pagina's

MAN EN VROUW SCHIEP HIJ HEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1975

Daniel | 24 Pagina's