Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. J.H. Velema, Waar zijn de zevenduizend? Uitg. Buyten & Schipperheyn, Amsterdam 1990. 115 blz. f 18,50

Dit boek is verschenen bij het 50-jarig ambtsjubileum van ds. Velema. Naar aanleiding van de tekst 1 Koningen 19:18 ’Doch ik zal in Israël zevenduizend overlaten’ e.v. heeft hij zich bezig gehouden met de vragen omtrent de strijd om de waarheid en de begeerte naar eenheid.

Het getal 7000 moet niet letterlijk opgevat worden. Het is een heilig en volkomen getal. Dat betekent dat onze God van het verbond, vasthoudt aan Zijn verbond met zondaren, ondanks alle afval die er is.

Dat is Zijn verkiezende genade.

In het Nieuwe Testament schrijft Paulus in Romeinen 11:5 ’Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing de genade’. De schrijver gaat op een heldere en bijbelse manier in op de intrigerende vraag waar de 7000 zijn gebleven en waar ze te vinden zijn, waarbij het benoemen van de goede, positieve kanten, maar ook de spanningen en de soms aanwezige elite-mentaliteit of hokjesdenken van de gereformeerde gezindte aan de orde komt.

Hij stelt dat de 7000 geen sektarisch groepje is die zich terug trekt van deze wereld met alle gevaren van dien, maar ze is de kerk van Christus, van welke beleden wordt dat ze algemeen of katholiek is, in de enigheid van het ware geloof.

Dat is recht doen aan het geheel van Gods waarheid, geen deel van de waarheid boven een ander deel verheffen, geen dogmatisme, niet het verheffen van futiliteiten tot strijdpunten. Echt gereformeerd-zijn in universeel christelijk denken.

De schrijver gaat ook in op de opkomst van de evangelische bewegingen, die zoveel kerkleden van de kerken van gereformeerde gezindte wegtrekken.

Hij benadrukt nogmaals dat we niet zomaar klaar zijn met het gegeven dat we kerkleden zijn en trouw zijn in de dienst van de Heere.

Het gaat vooral om de persoonlijke band en relatie met de Here God waarin de Heilige Geest werkt en waarbij dagelijks de keuze gemaakt moet worden tussen God of satan. Daarin zit de opdracht elkaar te zoeken en te vinden in enigheid van het ware geloof, oecumenisch in de brede en diepe zin van het woord.

Het boek ademt een sfeer die helaas niet altijd te vinden is binnen onze kerken. De hoop op eenheid van kerken van gereformeerde belijdenis, een nationaal gereformeerde kerk, maar bovenal het leven vanuit de Maranathagedachte, te waken en te werken, te verwachten, uit te zien en bereid te zijn wanneer onze Heere komt, geeft het boek een grote waarde.

Een boek dat het waard is om nader besproken te worden binnen onze kerken en op bijbelstudiegroepen en verenigingen.

F. van der Pol, De reformatie te Kampen in de zestiende eeuw. Uitg. Kok, Kampen. 494 blz. f 75,-

Dit lijvige boek - zo werd vroeger een boek van deze omvang wel eens genoemd - diende de schrijver die inmiddels inaugureerde als hoogleraar van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen, als academisch proefschrift. De beschrijving van de Reformatie in Kampen is gebaseerd op uitgebreide archiefstudie, die zonder meer diep respect afdwingt (de lijst van archiefstukken die de schrijver ten dienste stonden, telt een vijftien bladzijden!). Wie nu een dor en droog verhaal verwacht, vergist zich. Boeiend wordt de gang van zaken beschreven. Na de beschrijving van de kerk in de laat-middeleeuwse IJsselstad Kampen komen de ’eerste signalen van reformatische kritiek’ alsmede de dopers aan de orde. Vervolgens wordt ’de eerste aantasting van de bestaande kerk tot in het najaar 1566; eerste aanzet voor een gereformeerd kerkelijk leven’ beschreven en ’het kerkelijk leven onder het kruis (najaar 1566 - zomer 1578)’, alsmede ’de Gereformeerde Kerk gedurende de periode van de religievrede (juli 1578- maart 1580). Het laatste hoofdstuk - het grootste - handelt over de Gerefor-meerde Kerk die ’de enige publiek erkende kerk’ wordt (de periode maart 1580-de jaren negentig). Bijlagen, bibliografie, registers enz. (een honderd bladzijden) besluiten deze studie. Hoewel vier eeuwen ons scheiden van de beschreven tijd, de auteur weet de archieven zo te laten spreken dat de generatie die deze voor de gang van het Evangelie onder ons zo belangrijke tijd meemaakte, als het ware vlak bij ons komt. Het is verleidelijk om even op bepaalde dingen te wijzen, maar dat laat de ruimte niet toe. Indrukwekkend is wel de rol die de ’magistraat’, de overheid in die tijd zich toekende - en die als haast vanzelf althans praktisch werd geaccepteerd. Dat de overheid in die tijd het predikantstraktement betaalde, was nog tot daar aan toe gezien het feit dat ze de hand had gelegd op de kerkelijke goederen, maar het feit dat de overheid een proeftijd stelde en dat als de predikant ’deser stadts nyet ange-naem en bleve’, hij met een opzegtermijn van een half jaar of van een kwartaal ontslagen kon worden (blz. 319v.), maakt die ’zilveren koorde’ tot een wurgkoord voor kerk en predikant. Zelfs de van de Statenvertaling bekende ds. Baudartius werd door het stadsbestuur ontslagen toen hij niet aan een eis van dat bestuur voldeed (320v.). Wie geneigd mocht zijn de reformatietijd te idealiseren, leze dit boek. Ook toen was Christus’ gemeente geen kerk zónder vlek en rimpel! Dat kan soms troostend en bemoedigend zijn: de belofte van Matt. 16:18 blijft gelden! Ook vandaag!

J. van Oort e.a. (red.), De onbekende Voetius. Voordrachten wetenschappelijk symposium Utrecht 3 maart 1989. Uitg. Kok, Kampen. 266 blz. f 52,50.

Zeventien voordrachten zijn in dit boek gebundeld, gehouden bij de herdenking dat Voetius de 3de maart 1589 werd geboren (verschil in tijdrekening niet verrekend - blz. 10). Voetius (1589-1675) - met Calvijn een van de twee persoonsnamen die in onze Kerkorde te vinden zijn (ed. 1984 blz. 45,124 -wordt in de titel aangeduid als de onbekende Voetius. Wie verwacht dat na lezing van dit boek zestien onbekende kanten van een overigens niet onbekende theoloog uit de zeventiende eeuw bekend zijn geworden (het ’Openingswoord’ niet meegerekend, zal ontdekt hebben dat de toevoeging ’onbe-kende’ niet al te absoluut opgevat moet worden. Natuurlijk zal in zo’n bundel niet elke voordracht ieder even sterk aanspreken, noch doen concluderen dat een onbekende kant is belicht.

Over het algemeen wordt interessant materiaal geboden op een duidelijke, heel leesbare wijze, zodat Voetius’ persoon en tijd dichter bij komen. Aan de orde komt o.a. Voetius als gereformeerd theoloog, als reformatorisch wijsgeer, als de practicus (van prof. Van ’t Spijker); voorts Voetius en Coccejus, Hoornbeeck (van dr. Brienen), Willem en Eeuwout Teellinck, versus Janse-nius, Augustinus, Lodensteyn, Descartes; als ook Voetius en de tolerantie, de zending, de geneeskunde. De bijdragen betreffende ’Voetius en Descartes’ en ’Voetius als reformatorisch wijsgeer’ (resp. van dr. Verbeek en dr. Vos) harmoniëren m.i. bepaald niet met elkaar. Iedere auteur brengt blijkbaar zichzelf terdege mee in z’n visie op een figuur als Voetius! Voorzover Voetius nog een ’onbekende’ voor onze lezers is, kan kennisname van deze bundel die onbekendheid wegnemen en hopelijk tot verdere lectuur lokken. Er zijn bijdragen bij die daartoe alle aanleiding geven.

Dr. H.F. Kohlbrugge, De bron des levens. Drie Schriftuitleggingen. Uitg. Boekencentrum, ’s Gravenhage. 67 blz. f 15,90.

Deze schriftuitleggingen over Jezus’ gesprek met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4:1 -26), Jezus en de vrouw die een zondares was (Luc. 7:36-50) en de Genezing van de Samaritaan (Luc. 17:11-19) worden in de Kohlbrugge-reeks van de Vereniging tot Uitgave van de Gereformeerde Geschriften uitgegeven, vertaald door ds. Van Heyst. In onze naar zelfgenoegzaamheid en zelftevredenheid zo neigende tijd - het kwaad zit altijd bij een ánder - is Kohlbrugge met zijn diepe argwaan tegen elk zelfbesef ook van de vrome mens (blz.9), een Ontdekking’ die heilzaam kan werken, zowel voor prediking als voor pastoraat.

Dr. M. Lloyyd-Jones, De Bergrede I, Uitg. Groen, Leiden, 1990. 320 blz. f 49,- (f 39,-)

De schrijver is een bekende Engelse predikant, die jarenlang in de Londense Westminster Chapel heeft gepreekt. Op doordeweekse avonden legde hij hele Bijbelboeken of aaneengesloten gedeelten van de Bijbel uit. Zo ook de Bergrede. In dertig hoofdstukken vinden we hier Mattheüs 5:1 -48 besproken. Eigenlijk is deze typering onvolledig. De schrijver gaat bij zijn uitleg praktischpastoraal te werk. Opvallend is het gemak waarmee hij het woord van toen met de situatie van nu weet te verbinden. Er wordt echt geestelijke leiding gegeven.

De uitleg is uitvoerig, soms wat langdradig. Het eerste deel heeft mij zeer toegesproken. Het tweede deel bestaat soms uit praktische verhandelingen. Opvallend is de soepelheid van stijl die de vertaler wist te bereiken. Lange zinnen, die zich toch gemakkelijk laten lezen. Er zijn per bladzijde weinig, soms zelfs geen, alinea’s. Dat is wat vermoeiend. Niettemin, rijke stof, niet alleen voor predikanten, maar ook voor gemeenteleden die geestelijk onderricht zoeken en die er niet voor terugschrikken daar echt voor te gaan zitten. De gebonden uitgave ziet er prachtig uit!

J.J. Thierry, Vrouwen in de vroeg-christelijke kerk, Uitg. Boekencentrum, Den Haag 1990. 160 blz. f 29,90.

De auteur is hoogleraar geweest in o.a. de vroeg-christelijke letterkunde. Uit deze bronnen heeft hij reeds eerder enkele interessante studies het licht doen zien.

Aan de hand van inscripties op grafstenen, brieven van een bisschop, het reisverslag van een non, een gedeelte uit Paulus’ brieven, werpt hij licht op bezigheden, taken en waardering van vrouwen in de oud-christelijke kerk.

Dit boek maakt de indruk dat het de grote rol die vrouwen in hun omgeving speelden, wil benadrukken. Paulus’s uitspraken in Korinthiërs 11 en 14 worden in datzelfde kader besproken. Zij worden uitgelegd als ten onrechte aangevoerd tegen de vrouw in het ambt.

Er zit ook nogal wat ongeloofwaardig en aprocrief materiaal in de besproken stof. Juist dit laatste feit doet mij zeggen, dat het een boek ismeteen behoorlijk ongelijksoortige inhoud.

Dr H.F. Kohlbrugge.De bron des levens. Drie Schriftuitleggingen. Uitg. Boekencentrum ’s Gravenhage. 67 blz. f 15,90.

Deze schriftuitleggingen over Jezus’ gesprek met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4:1-26). Jezus en de vrouw die een zondares was (Luc. 7:36-50) en de Genezing van de Samaritaan (Luc. 17:11-19) worden in de Kohlbrugge-reeks van de Vereniging tot Uitgave van de Gereformeerde Geschriften uitgegeven, vertaald door ds. Van Heyst. In onze naar zelfgenoegzaamheid en zelftevredenheid zo neigende tijd - het kwaad zit altijd bij een ander - is Kohlbrugge met zijn diepe argwaan tegen elk zelfbesef ook van vrome mens - een ’ontdekking’ die heilzaam kan werken, zowel voor prediking als voor pastoraat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's