Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een biddende profeet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een biddende profeet

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Koningen 18 : 41 - 46.

(3)

De ootmoedigheid van Elia's gebed

Het gebed van Elia op de hoogte van de Karmel is ook een ootmoedig gebed. Zijn gebedshouding spreekt van ootmoed. "Maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën" (vers 42). Daar ligt Elia, plat op de grond, met zijn gezicht tussen zijn knieën. Tegenover het volk en koning Achab stond Elia fier rechtop, maar voor God is hij zo klein. Zo legt de Heere Zijn kinderen nog in het stof in het diepe besef van eigen kleinheid, nietigheid en schuldigheid. Daar laten wij alle eigenwaan varen. Daar hebben wij geen rechten of waardigheden in onszelf meer over. De Heere zegt, dat hij Zijn hand tot de kleinen zal wenden. Wie zijn die kleinen?

Degenen, die door genade voor en onder God leren buigen. Hoe meer genade, hoe dieper buigen. De meest geoefende christen is degene, die plat voor God in het stof ligt. En wie in 't stof ligt neergebogen, wordt door Hem weer opgericht.

De volharding in Elia's gebed

"En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zeide: Er is niets. Toen zeide hij: Ga weder henen, zevenmaal" (vers 43). Telkens en telkens stuurt Elia zijn jongen naar de zee, om te zien of er regen in aantocht is. En telkens en telkens blijkt er niets te zien te zijn. En dat alles tot zevenmaal toe. "En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: Zie, een kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee" (vers 44). Dus pas bij de zevende maal ziet de jongen een kleine wolk. Er zijn zoveel vluchtige en haastige gebeden. Maar het gebed des geloofs, zoals hier bij Elia, is een aanhoudend gebed. De Kananese vrouw kreeg de ene teleurstelling na de andere, maar zij kon niet loslaten, zij bleef roepen. En Jacob in Pniël kon ook niet loslaten: Ik Iaat u niet gaan, tenzij Gij mij zegent. De Heere zegt: Zoek door gebeên met ernst Mijn Aangezicht! Een gebed des geloofs is een aanhoudend en volhardend gebed, daar kan men niet loslaten.

Volkomenheid

Tot zevenmaal toe, zo lezen wij hier. Zeven is een heilig getal. Het getal van de volkomenheid. Daarin wordt ons gepredikt, dat de Heere alleen tevreden is met een volkomen gebed. Heeft Elia dat? Nee! Maar in dit zevental wijst de profeet als het ware boven zichzelf uit naar die grote Voorbidder en Profeet Christus Jezus. Dat zevental is een heenwijzing naar het volkomen Middelaarswerk van Christus. In Hem is dat zevental vervuld. Zijn werk alleen is de rechtsgrond voor alle gemeenschap tussen God en de zondaar. Alleen in en om Christus is het gebed van Elia verhoord. Als het van het bidden van Gods kinderen afhing, het was een hopeloze zaak.

Maar nu hangt het af van de biddende Hogepriester. Hier wijst Elia boven zichzelf uit en gelukkig wie alles mag kwijtraken, maar Jezus alleen over mag houden. Dan ligt het vast in de voorbede van Hem, die het schamele en schuldige gebed van Zijn kinderen overneemt en het verzoent en heiligt op het reukaltaar van Zijn gebeden en dat gebed zo brengt bij de Vader. En Hem hoort de Vader altijd. Want Zijn voorbede is gegrond op Zijn verdiensten. Wat heeft het Hem veel gekost, het heeft Hem alles gekost. En nog steeds is Hij als de grote Voorbidder bezig bij de Vader. Oneindig veel meer dan Elia is Hij! Welgelukzalig, wie de dood in zichzelf heeft overgehouden, maar het leven buiten zichzelf in Hem leerde zoeken en vinden.

Een welige als eens mans hand

Het gebed des geloofs is niet tevergeefs. Want het steunt op het Woord Gods en vindt de grond alleen in het werk van de grote Voorbidder. De Heere heeft de voorbede van Elia aanvaard. Daarom dat wolkje als eens mans hand. Verstaat u dat uit uw eigen leven? Als u in de nood en schuld uw knieën buigt en geen weg meer weet, maar daar valt een straal van hoop door Woord en Geest in uw moegestreden hart, is dat geen wolkje als eens mans hand? Als daar een toeknikje van de hemel komt in uw duistere en hopeloze hart, waardoor u het moede hoofd mag opbeuren, is dat niet als een wolkje als eens mans hand? Dat wolkje als eens mans hand, het is een teken van moed, van hoop, van verwachting. Het is het begin van de zegen. Het is het teken van de komende verhoring.

Het predikt dat God Zich opmaakt om Zijn woord te vervullen. Hoe wonderlijk kan de Heere zulke wolkjes schenken in het leven van Zijn aangevochten en bestreden kinderen. Hoe verrassend kan de Heere bemoedigen in alle hopeloosheid en uitzichtsloosheid. Dan mag het bestreden hart het weer geloven, dat de Heere de Getrouwe is. Die Zijn woord bevestigen zal, hoe het ook bestreden en beproefd wordt. Zou Hij het dan zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken?

De lankmoedigheid Gods

Elia heeft de prediking van het wolkje als eens mans hand verstaan. Hij heeft het teken Gods daarin mogen opmerken. "En hij zeide: Ga op, zeg tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude" (vers 44b). Met andere woorden: Er is haast bij!

Immers door overvloedige regen werd de beek Kison als een bruisende rivier. Dan kon men niet meer wegkomen. Bedenk hierbij nog eens, dat Elia de drager van het Woord Gods is, de verpersoonlijking van het levende Woord. Als Achab dan deze boodschap krijgt, dan zien wij daarin, dat de Heere in Zijn lankmoedigheid Achab nog zoekt. In deze vriendelijke raad van Elia aan Achab, zien wij de lankmoedigheid Gods, zelfs tegenover Achab. Hoe groot is dan de lankmoedigheid des Heeren. Nog wordt Hij het niet moe, zelfs Achab Zijn goedertierenheid te bewijzen. Hoeveel geduld heeft de Heere al met u gehad? Hoe vaak heeft Hij u al geroepen en genodigd? En nog staat de Heere aan de deur en nog klopt Hij. Wat heeft het in uw leven uitge- werkt? Is uw hart verbroken onder Gods lankmoedigheid en goedertierenheid, zodat het u zo bitter werd te zondigen tegen een goed en goeddoend God? Weet, dat er een grens is aan Gods geduld. Weet, dat al Zijn bemoeienissen eeuwig tegen u zullen getuigen, als u hier nooit als een verloren zondaar, die Gods gramschap dubbel waardig geworden was, leerde vallen aan Zijn voeten. Wat zijn wij toch een dwazen, die zich met Achab willen handhaven tegenover de Heere. Wat zijn wij toch een hoogmoedige schepselen, die met Achab weigeren te vallen voor God. Wij staan onze eigen zaligheid alleen maar in de weg. Wij zijn moordenaars van onze eigen ziel. Wij gunnen de Heere de eer niet. Maar nog is God hand uitgestrekt tot tegensprekende zondaren. Nog laat de Heere ons voorhouden, dat Christus Zijn gaven uitdeelt, zelfs aan wederhorigen. Hoe lang zal de genadetijd voor ons nog duren? Bedenk, dat er haast bij is!

Zeist,

ds. J.J. V. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1994

De Saambinder | 12 Pagina's

Een biddende profeet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1994

De Saambinder | 12 Pagina's