Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkdagen in Apeldoorn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkdagen in Apeldoorn

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer Calvijn in het vierde boek van zijn Institutie over de kerk spreekt, blijkt uit de wijze, waarop hij dat doet, dat hijzelf niet alleen hoge achting voor de kerk heeft maar deze ook bij zijn lezers zoekt te wekken.
Hij geeft haar vele schone namen. Moeder en voedster noemt hij haar; zij is een school, die wij altijd nodig hebben, zolang wij op de aarde zijn; God heeft haar zijn waarheid in bewaring gegeven; blijven wij bij de kerk dan zullen wij de waarheid kennen. In dit licht ziet Calvijn ook de taak en de plaats van de dienaren des Woords. Zij hebben alleen betekenis, wanneer zij zich stellen in dienst van deze goddelijke doelstelling van de kerk.
Het is in deze kerk, dat zich een wonder voltrekt volgens Calvijn. God is haar Vader in Christus en deze eer deelt Hij met geen ander. Toch heeft Hij anderzijds een grote plaats aan de arbeid van mensen gegeven in de vergadering en onderwijzing van zijn kerk. Door en door Bijbels als de reformator van Genève is, bewijst hij dit met tal van uitspraken uit het N. Testament.
De heerlijkheid van de kerk echter is er een, die alleen door het geloof verstaan kan worden. Zij wordt ons hier op aarde gegeven in een aarden vat. Daarom mogen wij de onwaardeerbare schat van de kerk echter niet verwerpen. Integendeel: wij moeten verstaan, dat op deze wijze God als de auteur van deze ordening tot ons komt. Zo wordt onze gehoorzaamheid beproefd en aan onze zwakheid te hulp gekomen. In deze redenering komt Calvijn dan ten slotte tot de conclusie dat het noodzakelijk is de onzichtbare kerk te geloven en tegelijk geboden om de zichtbare kerk te eren en ons aan haar gemeenschap te houden.
Het komt mij voor, dat deze gedachten uit Calvijn ons de juiste maatstaf aan de hand doen om, wat wij jaarlijks in Apeldoorn doorleven, te taxeren. Ja, deze gedachten vinden in de Apeldoornse samenkomsten hun belichaming.
Wij willen daar toch niet anders dan dankbaar erkennen, dat wij kerk zijn. Geen secte of groep met eigen ideeën, die slechts ene snaar op de harp heeft en voor zichzelf en anderen dit ene thema voortdurend herhaalt.
Wij begeren alleen maar een deel van Gods grote kerk te zijn. Daar is niets bij om trots op te zijn. Dat wij naar een uitdrukking van Calvijn „een weinig kerk zijn" is geen prestatie, het is alleen maar gratie.
Maar juist in dat kerk zijn ligt dan ook het uitgangspunt voor het besef, dat wij hierin een voorrecht, maar niet minder een hoge roeping hebben.
Een roeping, die inhoudt de noodzaak om levend lid der kerk te zijn, maar ook om steeds meer zich bewust te worden dat de kerk er is om Gods wil, om Zijn waarheid te bewaren en alzijdig in te denken en uit te dragen.
Hier rijst dan tegelijk voor ons op de betekenis van de Theologische School tot vorming van dienaren des Woords, die, wèl toegerust, weten waarom zij een plaats hebben in de kerk.
Kerk en School, school en kerk hebben elkander wederkerig nodig om het echte kerk-zijn te beleven. En de Apeldoornse dagen zijn er jaarlijks om dit besef te beleven en te verlevendigen. Daarom mogen wij zeker van Apeldoornse kerk-dagen spreken.

De predikanten bijeen
Dat de jaarlijkse vergadering van de Vereniging van Chr. Ger. Predikanten gehouden wordt, wanneer in Apeldoorn ook de Schooldag gehouden wordt, is niet alleen om practische redenen. Er blijft een nauwe band tussen de dienaren des Woords en hun alma mater.
Daarbij: er is altijd zoveel, waarover men wel eens praten wil met anderen en er zijn punten voor gemeenschappelijke bezinning te over. Ook dit jaar bleek de belangstelling van de predikanten groot. En aan stof tot discussie ontbrak het niet.
Nadat de vergadering door de nieuwe praeses van de vereniging, Prof. W. Kremer, geopend was en deze een kort openingswoord gesproken had, werden in korte tijd de huishoudelijke zaken afgewikkeld. Ds. D. Henstra en Ds. H. Toorman werden als bestuursleden herkozen.
De referent voor deze dag is Ds. W. Heerma van Veenendaal.
Hij leidt bij de vergadering in een bespreking over het onderwerp:

Onze positie in de Gereformeerde gezindte.
De volgende gedachtengang wordt daarbij ontwikkeld.

Bezinning op onze positie in de Gereformeerde gezindte is telkens opnieuw nodig, vooral in deze bewogen tijd, waarin allerlei wat vast scheen eenvoudig geliquideerd wordt. Onze positie mag en moet alleen bepaald worden naar de norm der Heilige Schrift, het profetische Woord, dat zeker en vast is.
Naar de Schrift is er alleen van eenheid te spreken in en door de waarheid. Onze belijdenisschriften zijn de levende weerklank der Kerk op de openbaring Gods in Zijn Woord.
Heel de Gereformeerde gezindte en ook onze positie wordt bedreigd en verzwakt door de invloed van de tijdgeest.
In verband hiermede wordt in deze inleiding aandacht gevraagd voor de prediking en voor het vraagstuk van de „christelijke cultuur". Van volledige behandeling kan in dit bestek uiteraard geen sprake zijn. Daarom worden enkele hoofdlijnen getrokken.
Willen we het pand ons toebetrouwd bewaren, dan moet het onder ons volkomen zekerheid blijven hebben, dat de bediening van het Woord Gods van allesbeheersende betekenis is in de saamkomst der gemeente, in de Gereformeerde eredienst. Wat ook veranderen moge, de prediking blijve en zij blijve de prediking des geloofs.
Wij moeten welbewust positie kiezen tegen het veldwinnend liturgisme, waarin de prediking haar zelfstandige plaats verliest en hoe langer hoe meer bijzaak wordt.
Gods Kerk is niet rijk naar de wereld; zij is arm, want zij heeft alleen maar het Woord Gods, de belofte, het Evangelie. Maar dat is juist haar rijkdom, haar onvergankelijke schat. Er is ook in de Geref. gezindte een meer of minder sterke neiging om wereldse cultuurvormen over te planten in de Kerk. Waar komt die drang vandaan ? Zo lang het hart des mensen nog onbesneden is, heeft hij geen oog voor de ware en werkelijke rijkdom van het Israël Gods. Vandaar het hunkeren naar een vooral „mooie" eredienst. Het eenvoudige, het sobere van de prediking des geloofs is voor velen te arm, omdat zij het Woord Gods niet kennen, noch de kracht Gods.
Alles wat afleidt van de hoofdzaak, de klare en duidelijke verkondiging van de weg der zaligheid, van het heil des Heeren, betekent de afbraak van de ware Kerk.
Niet genoeg kunnen we er op bedacht zijn ernstig zorg te dragen voor een prediking, waarin het voorwerpelijke en het onderwerpelijke in hun Schriftuurlijke harmonie tot hun recht komen. Naar de Schrift moet ook gesproken van „Gods werk in ons". Al is „vergeestelijken" contrabande, wel moeten we met ingespannen krachten zoeken door te dringen „tot de werkelijk geestelijke zin" van het Woord, dat bediend wordt. Explicatie en applicatie, verklaring en toepassing moeten een levende eenheid vormen.
Komen de betekenis van het eigen Woord Gods als de grond des geloofs en het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, dien Hij gezonden heeft, niet beide naar voren, dan is er van een wezenlijk tekort sprake. Het gaat in de echte bediening van het Woord om God, alleen om God. Om de Drie-enige te kennen, lief te hebben en te dienen. Dit kennen ligt niet in de sfeer van het intellectualisme. Het is een bevindelijk kennen, dat geloofsgenieting met zich brengt.
Zal onze prediking waarlijk theologisch zijn, dan moet zij tegelijk Christocentrisch zijn, want God heeft al Zijn heil in Zijn Christus als in een levende fontein besloten.
In navolging van de Cat. (Zond. 12) spreke de prediking niet alleen van Christus, maar ook van de Christen (Hoofd en leden, wijnstok en ranken). Niet van de Christen op zichzelf, maar altijd in directe relatie tot Christus.
In de Gereformeerde gezindte is er een ernstig manco ten opzichte van het pneumatologische (pneuma is hier in dit verband de Heilige Geest) in de prediking. Verschillende factoren werken hieraan mee. Een idealistische verbondsbeschouwing, gespeend aan de realiteit, die de Schrift ons doet zien. Ook is hier te noemen de nieuwe koers, waarin velen niet meer willen weten van een ordo salutis, een weg, waarin de Heere Zijn heil aan de Zijnen deelachtig maakt.
Ook dit ons toebetrouwde pand hebben we te bewaren.
Ook hier past geen weifelen, maar behoort onder ons volkomen zekerheid te zijn. De prediking is bij uitstek het middel om Gods gemeente te binden aan de waarheid Gods. Komt onder ons in de prediking de ordo salutis voldoende tot zijn recht? Wordt de persoonlijke verhouding van de enkeling tot God en omgekeerd genoeg in het oog gehouden?
Er moet „geestelijke leiding in de prediking" zijn. De persoonlijke omgang met God in Christus is van de grootste betekenis voor de prediker met het oog op de geestelijke welstand der gemeente.
Terecht is opgemerkt: „Wie het om de massa te doen is, met voorbijgaan van de enkeling, wordt door de massa verslonden".
Een eenzijdig benadrukken van de gemeenschap ten koste van de enkeling brengt grote gevaren met zich. De persoonlijke verhouding tot God hebbe volle aandacht. Dit nadruk leggen op het persoonlijk element roept echter ook tot waakzaamheid. Schadelijk is het de gemeenschap voorbij te zien, waarin God zelf ons geplaatst heeft. Van Noord tot Zuid zijn we het er roerend over eens, dat Gods verbond het geloof niet veronderstelt. Maar dit is negatief. Leeft ook het besef, dat de Heere zelf ernstig en welmenend in Zijn verbond tot geloof roept? Daartoe vermaant en.verplicht? Eenzijdigheid is hier aan de Schrift vreemd.
Omdat de Schriftuurlijke verbondsrelatie ten volle serieus is, is onze positie moeilijk en benijdenswaardig tegelijk.
Van groot belang is verder de rechte verhouding van Wet en Evangelie in de prediking verwerkt te hebben. Geen scheiding, want die twee zijn het éne Woord van God. Wel onderscheiding, want de Wet is Wet en het Evangelie Evangelie. De Wet staat in dienst van Christus, van het Evangelie. Hier kome het ontdekkend element in de prediking tot zijn recht.
Niemand neemt waarlijk toevlucht tot Christus, ook al zou hij met de mond in Hem roemen, dan die waarlijk zondaar voor God werd. Door de Wet is de kennis der zonde. Wet en Evangelie kunnen elkaar niet missen, moeten beide gepredikt.
Onze positie vraagt ook om aandacht voor het vraagstuk van de „Christelijke cultuur". Er is een schrikbarende verwereldlijking binnen de Gereformeerde gezindte. Uiterst zorgelijk is de geestelijke situatie. Er is sprake van de liquidatie van de Gereformeerde zede.
Wat zijn de geestelijke achtergronden van deze algemene vervlakking? In hoeverre is hier te spreken van de consequenties van een gemene-gratie theologie? En in hoeverre van doorbraak? Lijden wij allen aan pragmatisme, de kwaal, dat een mens om niets anders meer geeft dan om het zo doelmatig mogelijk verkrijgen van wat hij voor dit leven begeert? De humanistisch-socialistische mentaliteit verslaat haar duizenden. De ethiek komt hoe langer hoe meer in de crisis.
Heel het gereformeerde leven wordt tegenwoordig door saecularisatie in zijn wezen bedreigd. Die Christen heten, laten zich veelal meer boeien door de wereld en het hare, dat de schijn mee heeft, maar ook niet meer dan de schijn, dan door God en Zijn Koninkrijk.
Veel verwording wordt nog gemaskeerd door traditie en „christelijk" fatsoen. Ook hier vraagt onze positie bezinning. In deze geweldige tijd is het broodnodig het Schriftuurlijk beeld van de vreemdelingschap aan Gods gemeente voor ogen te houden. „Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet".
Beleving van die vreemdelingschap is dringend nodig.

Bespreking
Voor de bespreking van dit belangrijke onderwerp, dat de positie van het leven van onze kerken raakt, splitst de vergadering zich in vijf secties, waarin de door het referaat aan de orde gestelde vragen doorgesproken worden. En daar is gesproken!
Bij een in het oog vatten van dit veelzijdige onderwerp worden beschouwingen ten beste gegeven, betogen opgezet, vragen gesteld en illustraties gegeven. Geen wonder dat de twee uren daarvoor uitgetrokken nog te kort bleken.
Wanneer van deze bespreking in de voltallige vergadering verslagen worden uitgebracht, blijkt de bespreking zich te hebben bewogen om voornamelijk de volgende punten:
Wat moet de eigenlijke karakteristiek van de gereformeerde gezindte worden genoemd en waar liggen haar grenzen; hoe beleven wij in onze kerken dit karakteristieke element van deze gereformeerde gezindte; waarin komt dit nu in de praktijk uit in de visie op het verbond der genade; in beschouwing van de gemeente en haar bearbeiding alsmede in de juiste verhouding van gemeente en enkeling? Terwijl tenslotte de beleving in het oog gevat bleek onder de vraag: in hoeverre eist de beleving van de gereformeerde confessie een eigen levensstijl?
Voor wie niet helemaal onkundig is in de vragen van deze tijd is wel duidelijk, dat deze bespreking zich niet bewoog op een afgetrokken theologisch gebied, maar midden in het leven van onze kerken en in het leven van onze tijd stond.
Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat het laatste woord hierover niet gemakkelijk gezegd werd.
De referent kreeg een reeks vragen gesteld, die hem een dag stof tot antwoorden zouden hebben gegeven. Geen wonder, dat het hem toegemeten uur om was, eer men er erg in had.
Het was een welbestede dag, echt een kerkdag, waarop de bezinning op het leven der kerk volle aandacht had. Men ging dan ook naar huis onder de indruk, dat er veel stof tot nadenken en onderzoek geboden was. Immers de kerk is altijd bezig er naar te staan steeds meer waarlijk kerk te mogen zijn. De kerk, die gereformeerd is, zal steeds meer ge-re-formeerd moeten worden.

De Schooldag
Een stralende morgen, diepblauwe lucht, frisse wind, beloften voor een dag vol zon, niet te warm en toch zomers, zo begon 13 Juni de traditionele Schooldag der kerken.
Het was weer een zegen van de hand Gods, die ons dit gunstbewijs gaf. Een genot moet het geweest zijn voor de velen, die reeds vroeg opstonden om de soms verre reis naar Apeldoorn te maken.
Geen wonder dat er blijdschap op de gezichten lag. Het jachtende leven doet velen weinig genieten van wat de psalmen zo veelvuldig bezingen: Gods goedheid in al Zijn werken, die in bos en akker, boom en bloem óók tot ons spreken. Uitgebroken uit het dagelijkse werk konden velen op deze mooie morgen daar volop van genieten.
En ook dat is een zegen onder de zon. Velen waren er weer gekomen. Het was passen en meten, pakken en stuwen om ieder een plaats te geven. De kerken kwamen. Wie over deze gedachte nadenkt, raakt de verschillende facetten van de Schooldag. Wie kerk zegt, spreekt over de gemeenschap. Er is een gemeenschappelijk zich gebonden en verbonden weten in meer dan een opzicht. Het mysterie van het door God saamgevoegd zijn ligt er achter. Maar ook de gedachte van het samen willen komen. Men heeft behoefte aan elkaar. Men wil samen iets zeggen, samen iets doen, samen handen vouwen en samen luisteren en samen liefde tonen.
In de opwekking te komen, in het samen gaan, ligt al iets verheugends.
Daarom is ook de ontmoeting, waarin de genoemde beseffen hun uitlevingsmogelijkheid vinden, zo rijk. Een groet, een handdruk, een woord, een kennis nemen van elkaars lief en leed, daar is altijd weer iets in, wat zich niet zeggen laat. Het is een verkwikking.
Maar dit alles behoort toch tot de beleving van het besef: het is een dag der kerken en daarin beleven wij iets van het wonder der kerk. Zuiver menselijk, weinig geestelijk denkt u? Ik weet de grenzen tussen het zuiver natuurlijke en specifiek geestelijke niet zo precies. Ik weet wel dat deze dingen op het allernauwst in elkaar liggen en dat het een vreugde is dit te doorleven.
Er is al heel wat genoten, eer om half elf de stemmen verstillen, allen hun plaatsen ingenomen hebben, hier en daar nog een hand zwaait naar een nog niet ontdekte bekende. Er moet zelfs nog gewacht tot de laatstkomenden hun plaats hebben. Het is dan ook aardig over de vastgestelde tijd als opklinkt, begeleid door het altijd weer majestueus aandoende orgel: Ik ben verblijd, wanneer men mij, godvruchtig opwekt; zie, wij staan.... gevolgd door het warme-: Dat vreed' en aangename rust en milde zegen u verblij.... Het is te merken, dat vele harten hierin hun uiting vinden.
Ze hebben naar dit moment uitgezien. De kerk zingt.

De rector spreekt
Prof. Dr. J. v. Genderen leest Psalm 122 en begroet, nadat hij voorging in gebed, met een welgemeend welkom allen, die van noord tot zuid en van oost tot west kwamen, omdat zij leden zijn van de ene kerkfamilie, die kwam om de Schoolverjaardag te vieren.
Kerk en School horen bijeen. Het is volkomen juist, dat de kerken veel voelen voor de School, want het is de School der kerken. Zij horen bijeen. De rector sprak er zijn vreugde over uit dat de kerken in Synodale vergadering vorig jaar zo grote aandacht aan de School gaven en besluiten namen, die voor de studie en de vorming van de a.s. predikers van grote betekenis kunnen zijn. De kerken hebben daarom ook de School te verzorgen. Stoffelijk, maar niet minder geestelijk door haar liefde en gebed.
Hij herinnert aan het woord van Prof. Dr. H. Bavinck, dat een theologie zonder de kerk sterft en een kerk zonder theologie kwijnt. Daarom moet de band tussen School en kerken nooit verslappen. Momenteel zijn er weinig studenten en vele vacante kerken. De kerken spreken door een opkomst als vandaag uit, dat ook deze zaak haar ter harte gaat. Laat op de rechte wijze het bidden aan het werken gepaard gaan ook ten aanzien van deze zaak.
Prof. v. Genderen herinnert met blijdschap aan het feit dat de beide emeritushoogleraren in dit jaar hun 75e verjaardag mogen beleven en hij hoopt dat Prof. v.d. Meiden en Prof. v.d. Schuit, die nog niet ter zijde staan, onder Gods zegen hun plaats onder ons nog lang mogen innemen.
Als hij Ps. 89 :1, 7, 8 laat zingen zwermen de studenten uit om de collecteoogst binnen te halen. Zij doen het met kennelijk genoegen. Een echte student ontvangt graag, ook al is het niet direct voor hemzelf.
Dat er op de schooldag niet tevergeefs door hen gewerkt is, bewijst de opbrengst van de collecten. Dankbaar kon genoteerd dat deze opbracht: ƒ 3.668,10.
De kerk offert óók!
Het woord is nu aan Ds. A. Hilbers van Enschede-West. Hij spreekt over:

Door de dwaasheid der prediking
Een onderwerp overde prediking op de Schooldag is niet nieuw. In de loop der jaren is al meer dan eens dit onderwerp ter tafel gebracht. Daarom willen we niet herhalen wat al gezegd is: wij hebben een eigen geluid, dat in de prediking doorklinkt. Wars van systeemprediking, hetzij naar de ene, hetzij naar de andere zijde, staan we erop, dat in de verkondiging het volle, rijke Woord Gods doorklinkt.
Evenwel worden we als kerken en als predikanten geplaatst voor de noodzaak een antwoord te geven op de vraag naar de zin, de waarde, ten diepste de eeuwigheidswaarde van de verkondiging. Deze vraag klinkt van alle kanten ons tegen. Doordat het leven allerlei veranderingen ondergaat, wordt deze vraag met des te meer klem gesteld. We worden gedwongen ons te bezinnen op de betekenis van de preek en op de wijze waarop we preken.
Het thema: door de dwaasheid der prediking, is ontleend aan het woord van Paulus uit 1 Cor. 1 vs. 21: Zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken, die geloven.
Corinthe als belangrijk handelscentrum, als havenstad en stapelplaats, was een volkrijke stad. Er moeten in Paulus' dagen een 6 a 700.000 mensen gewoond hebben. Het grote vraagstuk van Corinthe was het vraagstuk van de ethiek. Hoe moet een zo talrijke bevolking, uit alle delen der wereld samengestroomd, opgevangen worden en hoe moet dit conglomeraat, deze opeenhoping van mensen samengesmeed worden tot een eenheid, een gemeenschap, die elkaar aanvult en dient?
Ten diepste is het een religieus vraagstuk. Het antwoord op dit vraagstuk geeft Pinksteren: Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest. En het vuurteken zat op een iegelijk van hen. Hier is gemeenschap (allen) en hier is de mens, de individuele mens een zelfstandige persoonlijkheid (iegelijk). Door de gave van de gemeenschap met God wordt de onderlinge gemeenschap hersteld en wordt de enkeling in die gemeenschap als enkeling gered.
In religieus opzicht was het te Corinthe evenwel droef gesteld. Men kende de ene, levende God niet en diende een veelheid van afgoden. In zedelijk opzicht was het niet minder erg. In bandeloze teugelloosheid leefde men zich uit in wilde hartstochten.
Paulus heeft tegen de bearbeiding van deze wereldstad opgezien. Hij heeft in Athene de naar wijsheid zoekende Grieken ontmoet en die ontmoeting viel hem tegen. Zijn preek op de Areopagus heeft hij niet eens ten einde kunnen brengen.
Als de Heere hem niet bemoedigd had was hij mogelijk niet naar Corinthe gegaan. Maar hij moest. De Heere kwam hem tegemoet met het woord: Ik heb veel volk in deze stad.
God is met Corinthe wat van plan. God zet in Corinthe Zijn verkiezing door.
Daarom moet Paulus daarheen. Onze samenleving verschilt in menig opzicht van die van Corinthe. Er liggen negentien eeuwen cultuurhistorie tussen. En toch is de onze niet rooskleuriger dan die uit Paulus' dagen. Waarom niet? We leven in een dynamisch geladen tijd. De techniek heeft ons leven onvoorstelbaar veel genot verschaft, maar tegelijk ons ook ernstig bezorgd gemaakt. We vrezen, omdat de techniek de mens in zijn levensbestaan bedreigt (atoombom).
Hoe komt dat? We hebben van de techniek een afgod gemaakt. We hebben de levende God uitgeschakeld, beheersen het leven door onze krachten en zijn de slaaf geworden van eigen vindingen. De wereld is ontgoddelijkt en de mens ontmenselijkt. We staan vandaag opnieuw voor de vraagstukken van het massamensdom en de bedreigde persoon van de mens.
Paulus moest naar Corinthe en God roept vandaag de predikers van het Evangelie om de mensen de weg naar God te verkondigen. Kerk zijn is nu van de grootste betekenis en zielszorg uitermate belangrijk.
God zet Zijn verkiezing door. Wat verstaan we onder Gods verkiezing? Zijn van eeuwigheid gekend machtig voornemen om gevallen zondaren naar Zijn getal, te redden van het verderf. Gods eeuwige liefdewil is de bewegende oorzaak.
Deze verkiezing gaat òòk over de weg der zaligheid (D.L. I, 8). En de weg der zaligheid leren wij door de verkondiging. God heeft het geloof op de verkondiging gesteld, als de door Hem verordineerde weg tot de zaligheid.
Zo krijgt Gods eeuwige verkiezing in de verkondiging zijn toespitsing naar ons.
Wat is de inhoud van de verkondiging? Paulus spreekt van de dwaasheid der prediking. Hij stelt tegenover elkaar de wijsheid der wereld en de wijsheid Gods. De wijsheid der wereld verschaft geen raad in de nood van het leven. De leersystemen falen. Gods wijsheid is Zijn geheimenis. Het wordt verstaan door de Heilige Geest, die de diepten Gods doorzoekt. Het is geopenbaard in de gekruiste Christus. Door de Heilige Geest hebben we de zin van Christus (1 Cor. 2).
In de gekruiste Christus heeft God het leven reddend aangegrepen. Hij heeft Zijn wijsheid en kracht tot een nieuw leven in Christus' kruis en opstanding geopenbaard.
De wereld noemt deze wijsheid Gods dwaasheid. Geloven in een gekruiste Redder is voor het natuurlijk verstand dwaasheid. De kruisdood is weerzinwekkend en afstotend. Maar Paulus preekt niet anders, hij is vuurbang zijn preek te versieren met rhetoriek, zoals de wijsgeren hun leer systemen voordragen. Het kruis van Christus mag niet verijdeld worden. De prediking moet heilig concreet, op de man af, met bevel van geloof en bekering gebracht worden. Zo beweegt Paulus de mensen tot het geloof!
En hoe komen de mensen tot het geloof? Door de Heilige Geest. Dat kan Paulus niet. Hij plant, Apollos maakt nat. God geeft de wasdom. Dit werk van de Heilige Geest is Zijn geheim. Wij kunnen het niet volledig begrijpen. De Canones van Dordt spreken van een wonderbare, verborgene, en onuitsprekelijke werking, die in haar kracht niet minder noch geringer is, dan de schepping of de opwekking der doden. De werking van de Heilige Geest brengt in de harten teweeg de wil om te geloven (is de wedergeboorte of de geboorte van het geloof) en het geloven zelf.
Zo loopt Gods verkiezing uit op de prediking van de gekruiste Christus en de werking van de Heilige Geest, die het geloof schept in de harten.
Paulus verkondigt de gekruiste Christus met de boodschap: goddelozen worden om niet gerechtvaardigd. Uit genade. De Heilige Geest laat de zondaar door middel van de verkondiging zien, geloven, kennen de werkelijkheid van zijn verlorenheid. Hij laat door de verkondiging weten van de werkelijkheid der verzoening in Christus. Hij laat in de functionering van het geloof weten van de werkelijkheid der persoonlijke verlossing.
Van dit Geesteswerk is Paulus zeker. Van dit Geesteswerk mag de prediker zich zeker weten. De Heilige Geest werkt in de gemeente!
Er valt van deze tijd veel te zeggen. Er is geen ruimte meer voor de enkeling, geen tijd meer voor geestelijke bezinning. Bijna geen plaats meer voor een mens, die naar God schreit, omdat hij God verloren heeft.
Maar God zegt: „ja" tot deze wereld. En God stuurt predikers die de gekruiste Redder de mensen voor ogen schilderen. En wat is het wonder Gods? Op de prediking wordt een gemeente geboren, een gemeenschap van verloste persoonlijkheden.
Dat is in Corinthe gezien en dat wordt nog gezien.
God heeft het benauwende vraagstuk van de massamens wonderlijk, verrassend opgelost en dat is het antwoord, dat we hebben te geven op de vragen, die de mens van deze tijd ons voorlegt.
Als Paulus er de gemeente van Corinthe nog eens op aanziet, moet hij erkennen, dat er niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen en edelen onder zijn, maar dat hindert niet: want het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou, en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke beschermen zou. En het onedele, en het verachte en hetgeen niets is.
Opdat geen vlees zou roemen voor Hem, opdat het zij, gelijk geschreven staat: die roemt, roeme in den Heere!
In het soli Deo gloria eindigt al het werk Gods verheerlijkt in zondaarsharten, gebracht door de dwaasheid der prediking!

Een woord voor een goede zaak Ds. C. v.d. Zaal beklimt nu de kansel en spreekt namens het Vrouwencomité voor de Bibliotheekactie, waarvan Mevr. v.d. Zaal-Veerman de initiatiefneemster is, een warm woord. Hij vertelt, hoe deze actie tot stand kwam en wat zij beoogt; daarbij herinnerend aan de noodzaak van het bezit van een goede bibliotheek voor de Theologische School.
Het woord wordt onderstreept door het binnendragen door vier meisjes van een buitengewoon groot, maar zeer sprekend model van de voor deze actie vervaardigde busjes.
Ideaal van het Vrouwencomité is: inieder huis een busje. De Schooldagbezoekers hadden gelegenheid door het invullen van een kaart dit ideaal mee te helpen verwerkelijken.
Na afloop van de schooldag verzekerde Mevr. v.d. Zaal, dat velen een ingevulde kaart hadden ingeleverd. Zij krijgen hun busje thuis gezonden.
Het goede woord bracht dus tot een goede daad.
Een volgende schooldag kan, als een nieuw nummer op het programma, het aanbieden van de opbrengst tegemoet gezien worden. De geconserveerde liefde zal dan geuren.
Als Ps. 138 :1 gezongen is, stroomt de kerk leeg. Het is pauze. Het damescomité uit Apeldoorn, versterkt met vele helpende handen, dat in de Canadalaan de gasten wacht, heeft het druk.

Middag samenkomst
Niet minder vol dan des morgens stroomt 's middags de grote Loolaankerk. Het wordt zoeken om een plaats, stoelen worden aangedragen. Het is weer een indrukwekkend gezicht, zo'n kerkgezin van meer dan 2500 mensen.
Prof. L.H. v.d. Meiden opent het samenzijn. Psalm 27 :1, 7 legt hij ons op de lippen. Hij leest met klare klank ondanks zijn 75 jaren Psalm 134, gaat voor in gebed en herinnert daarna aan de glorie van Salomo, om wiens draagstoel 60 helden, stoere strijders, stonden, paraat in dienst van hun koning.
Zo kunnen wij met het oog op de toekomst 60 studenten gebruiken, die in restloze overgave de Koning der kerk willen dienen.
Hij verleent nu aan Ds. H. W. Eerland van Lisse het woord. Deze spreekt over:

Oude paden en nieuwe wegen
Het zal zonder meer duidelijk zijn dat we hier te maken hebben met het thans wel zeer actuele probleem: Hoe moet de kerk van Christus, hoe moeten de gelovigen zich in deze wereld gedragen? Hoe moeten zij de weg vinden in het grote labyrinth van wegen en paden die het terrein van onze moderne samenleving doorkruisen? Hoe staat het met de entourage van de brede en de smalle weg? Vroeger wisten we precies dat kermis, balzaal en theater kenmerkend waren voor de brede weg die naar het verderf leidt, terwijl de smalle weg alleen maar werd gemarkeerd door een kerkje hier en een kapelletje ginds, met aan de einder de stralende glans van het nieuwe Jeruzalem. Tegenwoordig schijnt dat allemaal heel anders te zijn.
De problemen stapelen zich op: Zondagsheiliging, televisie, ontspanning en vermaak, de verhouding tussen diaconie en overheidszorg, overheidssubsidie bij kerkbouw, de plaats van de vrouw in de kerk. En dat zijn er nog maar enkele uit een zeer lange lijst.
Bij de oplossing hiervan doet zich in de kerk hetzelfde verschijnsel voor, dat we ook in de wereld vinden. Er zijn mensen, die wat meer conservatief, behoudend zijn aangelegd en mensen, die er wat progressiever,
vooruitstrevender ideeën op na houden. Tot de eerste categorie behoren veelal de ouderen, terwijl de jongeren doorgaans de gelederen van de laatste vullen.
Tegenover de eisen tot aanpassing en vernieuwing, die door velen aan de kerk worden gesteld, beroept men zich nogal eens op het woord van
Jeremia, die het volk des Heeren heeft teruggeroepen naar de oude paden. En op grond daarvan wijst men vele van die eisen zonder meer af. Dat is onjuist, want Jeremia heeft met dit woord zeker niet bedoeld te zeggen, dat alles in orde zou zijn als men maar terugkeerde tot de verhoudingen zoals die bij een vorige generatie lagen.
Jesaja leefde ongeveer een eeuw voor
Jeremia en het is uit zijn profetieën bekend, dat de toestanden toen ook verre van ideaal waren. Hetzelfde kan opgemerkt worden omtrent de kerkelijke situatie bij ons in de vorige eeuw. Uit de preken van die tijd valt duidelijk op te maken, dat het er in godsdienstig en zedelijk opzicht zeer zeker niet zo rooskleurig uitzag als sommigen het wel doen voorkomen.
Als
Jeremia dan ook over de „oude paden" spreekt, dan verstaat hij daaronder de paden die aan het volk van Israël door de Heere van ouds gewezen waren, maar die dat volk helaas meestal niet had willen volgen. We hebben dus te denken aan de geboden, de rechten en inzettingen des Heeren. Daarheen moest Israël toen en daarheen moet ook de kerk van vandaag teruggeroepen worden. Het gaat hier dus om de gedachte van reformatie die lijnrecht staat tegenover die van revolutie.
Beide, reformatie en revolutie zoeken naar iets nieuws. Maar terwijl reformatie is een terugkeer naar de inhouden van het Woord van God, staat revolutie daar juist afwijzend tegenover.
Enerzijds kan die revolutie-gedachte gestalte krijgen in hen, die angstvallig waken over de oude vormen en de geijkte termen, terwijl ze de wezenlijke inhouden van Gods Woord laten voor wat ze zijn. Dan krijgen we het eren van God met de lippen terwijl het hart zich verre houdt. In verband daarmee moeten we niet al te spoedig een beroep doen op hetgeen onder ons gewoonte is geworden. Daartegen wordt trouwens ook nadrukkelijk gewaarschuwd in art. 7 van de
Nederl. Geloofsbelijdenis, omdat hier dreigt het gevaar van de verstarring. Anderzijds vinden we deze gedachte bij hen die van de kerk verlangen dat zij nieuwe wegen zal inslaan, zonder daarbij de „oude paden" in aanmerking te nemen.
Als motief tot deze radicale vernieuwing geldt dan dat de moderne mens en vooral de moderne jeugd dit verlangt. Men wil bijvoorbeeld korte z.g.
anecdotische prediking, veel „liturgie", een „ruimere" opvatting van de Zondagsviering, meer armslag bij de genieting van de moderne vormen van ontspanning.
Duidelijke sporen van deze mentaliteit vinden we voorts in het dogmatisch indifferentisme, in het tekort aan belangstelling voor de historie, met name voor de historie van de kerk van Christus, in de neiging om alle nadruk te leggen op de eenheid ten koste van de waarheid en in de sterke
tendenz tot volledige aanpassing aan de z.g. moderne „cultuur". Dit alles leidt tot een grenzeloze verwarring.
Tegen deze
revolutionnaire gedachten, of ze nu van „rechts" of van „links" komen, heeft de kerk stelling te nemen door het vasthouden aan de „oude paden" echter niet met uitsluiting, maar met insluiting van de nieuwe wegen die telkens weer gezocht en gebaand moeten worden omdat elke tijd haar eigen problemen meebrengt.
Eenvoudig is dat niet.
Maar de mogelijkheid is haar geboden in en door het
Pinkstergebeuren. Toen heeft Christus Zijn Geest uitgestort in Zijn kerk, opdat Hij haar in alle waarheid leide. En de Pinkstergeschiedenis laat ons zien een reformatie in de terugkeer naar de door God gewezen oude paden. Doch die reformatie bracht tevens de kerk op zoveel nieuwe wegen in betrekking tot de eredienst, de onderlinge verhoudingen tussen de gelovigen, en de vraag: aan wie moet het evangelie verkondigd worden, dat velen, onder wie zelfs Petrus, de prediker op het Pinksterfeest, zich even afgevraagd hebben: Gaat het zo wel goed?
Het evangelie naar de heidenen, kan dat ook al tegenwoordig? Is dat geen afwijking van de oude paden?
Daarom is het voor de kerk des Heeren van vandaag, die haar weg heeft te gaan tussen het gevaar van de verstarring enerzijds en dat van de verwarring anderzijds, zo nodig dat zij dieper dan zij op het ogenblik doet, gaat beseffen dat zij het licht van Gods Woord en de leiding van de Heilige Geest niet kan ontberen.
Onze dagelijkse bede zij daarom:
Leer mij, o Heer den weg door U bepaald.
Ps. 25 :2, 4, 6 wordt gezongen.

Sluiting
Ds. M. Baan als president-curator van dit jaar verschijnt nu op de monumentale preekstoel.
Hij brengt dank aan allen die opkwamen vandaag en zo de schooldag tot een geslaagde dag maakten. Dank brengt hij ook aan de sprekers. Niet minder komt dank toe aan de verschillende commissies, die in de gemeenten een tocht naar de schooldag voorbereiden en het bezoek stimuleren. Hun werk blijkt niet zonder vrucht.
Dank ook aan de Apeldoornse schooldagcommissie, die ook ditmaal alles weer zo keurig regelde. Ook het Apeldoornse damescomité wordt dank gebracht evenals aan de studenten voor al wat zij deden.
In het bizonder brengt Ds. Baan ook dank aan de kerkvoogdij van de Herv. Kerk v. Apeldoorn, die ook nu weer gelegenheid gaf op de vaststaande voorwaarden van het kerkgebouw gebruik te maken.
Ds. Baan herinnert aan de noodzaak van de werking van de Pinkstergeest voor de welstand van kerk en school.
Christus heeft deze gaven verworven en deelt ze uit. Een hartelijk gebed — wij bidden vaak zo vormelijk en koel — zal ze ons doen vinden. En het is deze zelfde Christus, die ook sommigen tot herders en leraars, tot het werk der bediening en tot opbouw van het lichaam van Christus geeft.
Bemoedigend klinkt daarna het lezen van Efeze 3 :14-einde.... opdat Hij u geve naar de rijkdom Zijner heerlijkheid met kracht versterkt te worden.... opdat Christus door het geloof in uwe harten wone.... opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen.... Rijke perspectieven der genade en des geloofs vallen hier open voor de kerk van Christus.
In een hartelijk gebed draagt Ds. Baan de noden van kerk en school aan den Heere op. De indrukwekkende schare rijst daarna op en zingt met het jubelend orgel mee:
Zingt vrolijk, heft de stem naar boven....
Laat ons alom Zijn lof ontvouwen,
In Hem verblijdt zich ons gemoed....
Het duurt lang eer de kerk is leeggestroomd op het kerkplein, waar handen worden gedrukt, bussen voorrijden, een laatste groet wordt gewisseld.
De Schooldag 1957 werd ook weer geschiedenis.
Vervulle de Heere de goede wensen en verhore Hij de gebeden.
De kerk leeft verder maar zij heeft weer getoond haar School niet te willen vergeten.
De dag der kerk heeft weer bewezen, dat de kerk leeft en iets van haar taak verstaat.
Dat het zo blijve en nog meer worde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1957

De Wekker | 4 Pagina's

Kerkdagen in Apeldoorn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1957

De Wekker | 4 Pagina's