Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jozefs verhoging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jozefs verhoging

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , En Jozef noemde de naam van de eerstgeborene Manasse; want zei hij, God heeft mij doen vergeten al mijn moeite, en het ganse huis van mijn vader. En de naam van de tweede noemde hij Efraïm; want zei hij, God heeft mij doen toenemen in het land van mijn verdrukking. " Genesis 41 vs 51 en 52

Wat voorafging

De vorige keer zagen we, hoe in het donker van Jozefs gevangenschap toch nog licht straalde. Het licht van Gods goedertierenheid. Konkreet betekende dat, dat de overste van de gevangenis hem een stuk vrijheid en verantwoordelijkheid gaf. Dat bracht toch weer een beetje hoop, in zijn grauwe bestaan.

Maar dan lezen we, hoe Jozef toch weer diep teleurgesteld wordt. Door zijn grotere bewegingsvrijheid kwam hij in aanraking met twee gevangenen van de Farao. De schenker en de bakker. En, we weten wel, beiden kregen een droom, die Jozef mocht uitleggen. De schenker zou worden verhoogd. Hij zou binnen drie dagen Farao's beker weer vullen. Hoe ontroerend menselijk is dan de reaktie van Jozef. We horen hem vragen of de opperschenker nog eens aan hem wil denken, als hij bij de Farao zou zijn. Hij kon toch een goed woordje voor Jozef doen. Hij zat hier immers niet in deze gevangenis omdat hij een of ander groot kwaad had gedaan. Integendeel, geheel onschuldig moest hij hier zijn dagen slijten.

U kunt zich wel voorstellen met hoeveel spanning Jozef na het herstel van de schenker naar zijn bevrijding heeft uitgezien. Aan het eind van hoofdstuk 40 vinden we dan echter dat ontdekkende en tragische zinnetje: Doch de overste der schenkers gedacht aan Jozef niet, maar vergat hem.

Zo doen mensen dat met mensen, vergeten. Als je zelf vrijgekomen bent, je het lot van je medegevangenen niet meer aantrekken. Niet eens meer aan hen denken. Je kunt zelf weer gaan en staan waar je wilt, en je hebt in het begin nog wel eens aan die kamergenoot in het ziekenhuis gedacht, maar het leven nam je weer in beslag. Je vergat. Hoeveel ongelukkigen en eenzamen raken zo in het vergeetboek? Soms ligt hun lichaam na een doodeenzaam sterven nog wekenlang in huis. Als we de voetstappen van Christus willen volgen ligt hier voor ons een ereschuld. Hij vergat dat ene schaap niet. Hij had zelfs nog oog en hart voor een vloekende Petrus, toen Hij toch genoeg met Zichzelf te stellen had.

Intussen, wat een beproeving voor Jozef. Er verstreken twee lange jaren zonder dat er iets veranderde aan zijn ellendige situatie. U moet zich dat maar eens indenken. Je zou toch aan alles gaan twijfelen, je zou toch aan God Zelf gaan twijfelen. Er zijn mensen, die dat bij het minste of geringste al doen, omdat hun Godsbeeld nooit boven dat van de suikeroom is uitgekomen. Hier gaat het bepaald niet om het minste of geringste. Er kunnen van die wegen zijn in je leven, waarin je geschokt wordt tot in de fundamenten van je bestaan. Jarenlange en uitzichtsloze ziekte. Het ene smartelijke verlies na het andere. Je staart in een niets. Het lijkt allemaal even zinloos en verwarrend.

Was het bij Jozef ook zinloos? Dat is geen gemakkelijke vraag. We lezen hier nergens, waarom de HEERE hem zo lang liet wachten. In Psalm 105 zingt de dichter, dat de rede des HEEREN hem doorlouterd heeft totdat het woord kwam. Dat wil zeggen de HEERE heeft hem beproefd, totdat Zijn woord uitkwam. Het woord namelijk, dat de HEERE door middel van die dromen gesproken had. Hij moest dus gelouterd worden. Hij moest bijvoorbeeld, zoals we begonnen, zijn hoop op God leren stellen.

Dat is altijd winst, als we in al die dagen van ons leven op God worden geworpen. Het is wel een pijnlijke, maar heilzame les, als we de HEERE mogen overhouden. Want Hij maakt nooit beschaamd. Door alle verwarring en beproeving heen, maakt Hij wonderlijk en heerlijk Zijn woord waar. Dat zal ook openbaar worden in Jozefs leven.

De aanleiding

Het spreekwoord luidt: Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Zo is het ook hier. Die redding komt helemaal van Gods kant. Maar dan ook weer in de weg van de middelen. De Farao krijgt een bange droom van zeven vette koeien, die door zeven magere worden opgegeten en dat herhaalt zich in de vorm van korenaren. Wij hechten meestal niet zoveel waarde aan dromen. Soms heb je wel eens van die dromen, die je niet goed vergeten kunt, maar meestal halen we onze schouders er wat over op. We zeggen: dromen, dromen zijn bedrog. En terecht, denk ik. We moeten in het geestelijk leven zelfs oppassen om er teveel waarde aan te hechten. We hoeven niet in dromen te wandelen, we hebben het klare evangelie Gods. Maar in die oude tijden, werden dromen heel vaak gezien als openbaringsmiddelen. Een middel dus, waardoor de godheid met de mensen kontakt onderhield. Zo beleefde de Farao dat ook. En zoveel was van zijn dromen wel duidelijk, dat hem niet veel goeds boven het hoofd hing. Een donker vermoeden maakte hem bang, verontrustte hem. Hij wilde dan ook persé aan de weet komen, wat er achter zat. Daarvoor had hij zijn wijzen, zoals we die ook kennen uit de babylonische tijd. Dat droomuitleggen was onder die mensen een hele wetenschap. Er is daarvan zelfs een oud handboek gevonden. Maar geen van die wijzen kon hem helpen.

In die kritieke situatie herinnert de opperschenker zich ineens Jozef weer. Die slaaf in de gevangenis, die zijn droom had uitgelegd. Zo wordt Jozef uit de gevangenis gehaald en voor Farao gebracht. Natuurlijk niet dan nadat de vieze slaaf een ware gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Als hij Jozef ziet, zegt de Farao van hem te verwachten, dat hij zijn droom zal uitleggen. Zo is het hem immers van Jozef verteld. Jozef wijst dan van zichzelf af. Het staat er zo kenmerkend: Het is buiten mij, God zal Farao's welstand aanzeggen. Uit dat antwoord van Jozef spreekt bescheidenheid en tegelijkertijd een sterk vertrouwen op God. Zo was het eigenlijk ook al geweest in de gevangenis, bij de schenker en de bakker. Toen hij hen op die morgen in paniek had aangetroffen, omdat ze gedroomd hadden en niet wisten wat het betekende, had hij gezegd: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij toch. En toen had hij nog geen enkele ervaring gehad met het uitleggen van dro-

men. In een groot en sterk vertrouwen op God, had hij dat kunnen zeggen. Je zou kunnen zeggen: Hij had er geloof voor.

In zo'n geloof weet je zomaar zeker, dat je die moeilijke taak, die voor je ligt aankunt. Je bent vast overtuigd, dat het goed zal komen met je man, je vrouw of je kinderen. Zulk geloof kun je niet maken. Daarvoor is geen vroom trucje. Zulk geloof is gave van de Heilige Geest. Maar wij mogen er wel wat meer naar staan en mee bezig zijn. Niet alleen, dat wij dan niet meer zo angstvallig en zenuwachtig hoeven te zijn, maar vooral, dat de HEE-RE daarin verheerlijkt wordt. Ons vertrouwen op de HEERE mag in deze ongelovige en goddeloze wereld een teken, zijn dat er nog wat anders is dan kansberekening, nog meer dan menselijke mogelijkheden en bekwaamheden. De HEERE regeert, de hoogste majesteit. Dan komen wij ook niet met ons zelf aandragen. Dan gaat het er niet om, dat wij zoveel kunnen en zoveel weten met ons geloof. We mogen van ons zelf afwijzen naar de HEE-RE. Paulus zegt: Niet, dat we van onszelf bekwaam zijn iets te denken als uit onszelf, maar onze bekwaamheid is uit God.

Jozef wordt in zijn vertrouwen op de HEERE niet beschaamd. Hij mag inderdaad de dromen van Farao uitleggen. Maar, daar beperkt hij het niet toe. Hij geeft Farao een wijze raad. Er moet iemand komen, die de leiding heeft van een voedselverzameling in de vette jaren. Er moet gespaard worden voor de moeilijke tijd, die daarop zal volgen. Dan zal het land Egypte in de honger niet omkomen. Wat een bewogenheid spreekt daar uit. Jozef had in Egypte niet zoveel goeds ondervonden. Egypte had hem slavernij en gevangenschap opgeleverd. Het zou zo begrijpelijk geweest zijn, als hij het maar bij die uitlegging van de dromen gelaten had. Dat was hem in strikte zin toch ook gevraagd. Meer werd er van hem niet verwacht. Die Egyptenaren moesten nu verder zelf maar zien, wat ze er meededen. Dat ging Jozef toch verder niet aan. Voor zijn part aten ze in die jaren van overvloed alles op, om vervolgens van honger te sterven. Ja, dat ligt helemaal in de lijn van ons natuurlijk hart. Maar hier regeert het natuurlijk hart niet. Hier regeert de ontferming. Jozef is van oude tijden af in de christelijke kerk een type van Christus genoemd. We weten v/el wat dat zijn. Personen uit het OT, die in een bepaald opzicht heen wij zen naar Christus. En dat gaat bij Jozef meestal over wat hij heeft meegemaakt. En terecht. We komen daar nog op. Maar hier treffen we nog een ander fijn trekje aan van dat type van Christus zijn. Bewogen zijn over mensen van wie je niet zoveels goeds hebt ondervonden. Voor de Farizeën bad de Heere Jezus aan het kruis zelfs nog: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat ze doen. En zo gaat Zijn barmhartigheid uit naar de grootste der zondaren. Daar hoeft u niet aan te twijfelen. We zingen dat niet voor niets: Gij vindt in gunst en niet in wraak Uw lust. Wat ook in uw leven Gods wraak oproept, en dat is nogal wat, laten we daar maar eerlijk in zijn, maar het kan niet verhinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen. Op Golgotha is immers genoeg gedaan. Nu gaat de gunst Gods naar u uit. Nu wil Hij uw leven, uw behoud, uw zaligheid.

De realiteit

Van alles wat Jozef gesproken heeft, is de Farao zeer onder de indruk. Hij erkent uitdrukkelijk, dat in Jozef de Geest van God werkt. Dat is wel een heel bijzondere erkenning. Ik las in een kommentaar, dat men buiten de Bijbel wijsheid niet zovaak met Gods Geest in verband bracht. Dat was meer een menselijk iets. Des te meer valt op, wat Farao hier belijdt.

Daarom wijst hij Jozef aan ook als zijn hulp. Niemand beter dan Jozef zelf, zal de taak op zich kunnen nemen, die hij heeft aangewezen. Jozef krijgt daartoe een zeer hoge waardigheid. Hij wordt onderkoning. Hij mag zelfs de ring van de Farao dragen. Met die ring werden wetten bekrachtigd. Jozef kon nu zelf wetten maken. Alleen de Farao was nog hoger dan Jozef, verder niemand in gans Egypteland. Hij krijgt van de Farao ook een egyptische naam. Zafnath Paanea, wat ongeveer Behouder van het leven betekent. In het kader van diezelfde verhoging staat ook zijn huwelijk met de dochter van de opperpriester van On. Bij deze vrouw worden Jozef twee kinderen geboren, die typisch hebreeuwse namen krijgen.

Manasse en Efraïm. Beide drukken ze Jozefs dank en verwondering uit. Wat heb ik allemaal niet meegemaakt, maar het is nu allemaal voorbij. Ik kan het mij allemaal nauwelijks meer voorstellen. God heeft het mij doen vergeten. Hij doet mij toenemen in het land van mijn verdrukking.

We komen aan het eind van de overdenking van deze geschiedenis. Er zullen er zijn onder u, die zich erin herkennen. Niet dat u nu bepaald onderkoning geworden bent. Maar wel, dat er een lange periode van beproeving was. En wat heeft de HEERE rijk en heerlijk doorgeholpen. Ja, dan mag u ook zeggen: De HEERE heeft mij doen vergeten. Al dat moeilijke en donkere, dat is nu voorbij. En als dat donkere en moeilijke er nog is in ons leven. Als we om zo te zeggen nog met Jozef in de gevangenis zitten, mag deze geschiedenis ons moed en hoop geven. Als de HEERE vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal zeker komen.

Toch is er meer. Ik heb al gezegd: Van oudsher heeft de kerk in Jozef Christus gezien. En niet zonder reden. Had de HEERE niet gezegd tegen Abraham: In U zullen al de geslachten der aardbodem gezegend worden. Dat gaat hier al een beetje in vervulling. Een zoon van Abraham wordt behouder des levens voor Egypte en de omringende volken. Maar zo is veel meer Jezus de Behouder des levens geworden. Jozef heeft veel meegemaakt voor dat hij het was. Christus nog veel meer. Zijn gevangenis was tenslotte de duisternis van Gods eeuwige toorn over de zonde. Hij is ondergegaan in een eeuwige nacht. Jozef is er tegen wil en dank in betrokken geraakt, Christus heeft zich vrijwillig gegeven tot een offerande en een slachtoffer voor onze zonde. Jozef is onderkoning geworden van de Farao. Christus zit aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Hij is verhoogd tot een hoofd boven alle macht en heerschappij en alle naam, die genoemd beide in de hemel en op de aarde.

En waar komt het voor ons nu op aan? Dat wij behoud en leven hebben in Hem. En wat geweldig dan. Jozef trouwde als teken van zijn koninklijke waardigheid een bruid van voorname afkomst. Het teken van Jezus' waardigheid is anders. Hij eet met tollenaren en zondaren. Hij stelt Zijn eer in armen en ellendigen. En wie er niet te goed voor is een arm en verloren mensenkind te zijn, en zo schuilt bij Hem, mag leven in Zijn heerlijkheid.

Gij hebt mijn weeklacht en geschrei Veranderd in een blijde rei; Mijn zak ontbonden, en mij weer Met vreugd omgord; opdat mijn eer Niet zwijg'. Zo klimt Uw lof naar boven;

Mijn God, U zal ik eeuwig loven.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jozefs verhoging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's