Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Burgerschapsvorming: een Bijbelse opdracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Burgerschapsvorming: een Bijbelse opdracht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze overheid ziet het als een belangrijke taak van het onderwijs om kinderen te vormen en toe te rusten om hun plaats in de maatschappij in te nemen. Het belang hiervan onderstreept de overheid door scholen de wettelijke opdracht te geven burgerschapsonderwijs aan te bieden. Van scholen wordt verwacht dat ze leerlingen uitleggen hoe ons Nederlandse staatsbestel werkt en wat het betekent om in een democratische rechtsstaat te leven. Leerlingen dienen te weten wat in ons land belangrijke waarden zijn. In ons land wonen mensen met verschillende levensovertuigingen en culturele achtergronden. Het onderwijs heeft de taak kinderen te leren hoe daarmee om te gaan.

Het is niet nieuw dat de overheid aandacht vraagt voor burgerschapsvorming. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kreeg iedereen die de kiesgerechtigde leeftijd bereikte van het gemeentebestuur een boekje met als titel ‘Burgerschap en burgerzin’.

Het boekje roept op mee te leven met het wel en wee van de gemeente, de streek, de provincie en het land. Op deze wijze wil het gemeentebestuur de belangstelling opwekken voor de publieke zaak en verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen voor de samenleving. Het volgende citaat uit het boekje omschrijft dit verantwoordelijkheidsbesef kernachtig: ‘Het besef dat U mede verantwoordelijk bent, ook voor het lot van anderen. U kunt een goede staatsburger zijn door Uw werk in allerlei verenigingen, door Uw werk in kerkelijke organisaties, in de jeugdbeweging, in vakvereniging of politieke partij. Als u maar handelt vanuit het besef burger te zijn van een democratische staat. Wij hebben als mens grote verantwoordelijkheden. Jegens onszelf, jegens ons gezin, of onze familie, maar ook jegens onze buurt, onze gemeenten, ons land. Sterker nog: ook jegens Europa en de wereld. En wij hebben onze verantwoordelijkheid jegens God.’

Wat wel nieuw is, is dat de overheid steeds meer invloed lijkt te willen uitoefenen op de wijze waarop scholen aan deze burgerschapsvorming invulling geven. De afgelopen jaren is aan burgerschapsvorming ook op onze scholen aandacht besteed. Richting de overheid is benadrukt dat er ruimte moet zijn om hieraan een eigen identiteitsgebonden invulling te geven. Burgerschap en godsdienst of levensovertuiging zijn namelijk nauw met elkaar verbonden. Die verbinding werd zelfs door onze overheid gemaakt. Dat blijkt uit de laatste zin van hiervoor genoemde citaat: ‘Wij hebben onze verantwoordelijkheid jegens God.’ In onze tijd zou deze zin met een beroep op de scheiding van kerk en staat door velen niet meer worden getolereerd.

Het is belangrijk dat onze scholen de ruimte behouden om krachtens onze verantwoordelijkheid jegens God een Bijbels verantwoorde invulling aan burgerschapsvorming te geven. De urgentie om dit te benadrukken klemt te meer nu de vorige minister van onderwijs naar aanleiding van onderzoeksresultaten heeft aangegeven het burgerschapscurriculum te willen aanpassen. De onderwijsinspectie constateerde namelijk dat scholen weliswaar voldoen aan de wettelijke opdracht om burgerschapsonderwijs aan te bieden, maar dat de huidige opdracht weinig verplichtend is en dat verbetering van de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs mogelijk en wenselijk is. Deze bevindingen waren voor de toenmalige minister mede aanleiding om een wijziging van de wettelijke opdracht tot burgerschap voor te bereiden en aan te kondigen dat de aandacht voor burgerschap in het onderwijs verstevigd dient te worden.

In het regeerakkoord van het nieuwe kabinet wordt de noodzaak van een duidelijke en handhaafbare burgerschapsopdracht aan scholen onderstreept. Het kabinet vindt dat er een duidelijkere opdracht aan scholen nodig is en dat burgerschap een steviger plek in het curriculum dien te krijgen. Scholen zullen daarbij zo nodig worden ondersteund. De huidige onderwijsminister, de heer Slob, zal hiervoor de komende periode met voorstellen komen. Hij heeft hierop al een voorschot genomen naar aanleiding van de resultaten van internationaal onderzoek naar de burgerschapscompetenties van leerlingen in 24 landen. In reactie op de onderzoeksresultaten schrijft de minister: ‘Het is niet geruststellend dat de onderzochte Nederlandse leerlingen achterblijven bij leerlingen uit vergelijkbare landen als het gaat om burgerschapskennis en bepaalde burgerschapsvaardigheden en -attitudes. Ook de constatering in het rapport dat Nederlandse leerlingen vinden dat hun school relatief weinig doet aan burgerschap stemt niet optimistisch.’

Naar aanleiding van dit onderzoek schreef de minister dat hij de wettelijke burgerschapsopdracht voor het primair en voorgezet onderwijs gaat versterken. Op dit moment wordt er een wetsvoorstel voorbereid en is nog niet helemaal duidelijk hoe die opdracht eruit komt te zien. De minister heeft al wel laten weten dat de kern van dit wetsvoorstel bestaat uit een opdracht aan scholen om op doelgerichte en samenhangende wijze burgerschapsonderwijs te geven waarbij als uitgangspunten gelden: ‘explicitering van de kennis, vaardigheden en houding ten aanzien van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, de mensenrechten, verbinding met de Nederlandse samenleving alsmede uit het bevorderen van een cultuur op scholen waarbinnen deze waarden en competenties actief tot uiting worden gebracht.’ Scholen dienen bij te dragen aan de vorming van leerlingen tot betrokken burgers, die op een volwaardige, verantwoordelijke manier participeren in onze samenleving. De grondslag van die samenleving wordt gevormd door de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat en verbinding met de Nederlandse samenleving. Het onderwijs – en burgerschapsonderwijs in het bijzonder – zou volgens de minister daarop gebaseerd moeten zijn.

De minister geeft tevens aan dat burgerschap zoals afgesproken in het regeerakkoord een plek krijgt in de vaste kern van het onderwijscurriculum. Het gaat hierbij om kennis van de werking en van het belang van de democratische rechtsstaat, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en omgangsvormen, kennis van de betekenis van mensenrechten en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De kerndoelen zullen worden geactualiseerd en eindtermen geformuleerd.

Dat onze overheid aandacht vraagt voor burgerschapsvorming is te begrijpen. Het onderwijs kan een belangrijke bijdrage leveren aan de voorbereiding van onze kinderen op hun functioneren in de maatschappij, om ze dienstbaar te leren zijn voor de samenleving en ze op een respectvolle wijze te leren omgaan met andersdenkenden. Christelijke scholen kunnen dit doen vanuit hun grondslag en identiteit. Aan de Bijbel zijn belangrijke normen te ontlenen ten aanzien van onze taak en opdracht op aarde en wat onze verantwoordelijkheid is ten opzichte van onze Schepper, onze naaste en de samenleving.

In onze tijd is het seculiere gedachtegoed dominant. Onze kinderen dienen dit te leren onderkennen. Volgens velen is bijvoorbeeld in een democratie geen ruimte voor Bijbelse argumenten. Dit zou in strijd zijn met een belangrijke kernwaarde van onze democratische rechtsstaat: de scheiding van kerk en staat. Een dergelijk standpunt snijdt echter geen hout. Alle opvattingen van mensen zijn gebaseerd op een godsdienst of levensovertuiging. Het geeft geen pas Bijbelse opvattingen buiten de orde te verklaren. Ook in het publieke domein dient er ruimte te zijn voor Bijbelse gefundeerde standpunten.

Nederland is een pluriforme samenleving. Onze kinderen behoren te leren op een respectvolle wijze om te gaan met andersdenkenden. Maar dat betekent niet dat alle godsdiensten en levensovertuigingen als gelijkwaardig dienen te worden beschouwd. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de persoon en zijn opvattingen of handelingen. Ds. P. Zandt zei in dit verband eens: “Hard voor de zonde, mild voor de zondaar.”

Ds. Kersten riep in de vorige eeuw de bevindelijk-gereformeerden op de moed te hebben te zeggen wie zij zijn. Met andere woorden om een lichtend licht en een zoutend zout te zijn. Volgens ds. Kersten lag de roeping van de christen midden in de maatschappij en niet in het isolement: “Wat deden wij voor de maatschappij? Doordat wij niet deden, wat wij geroepen waren te doen, daardoor desorganiseerde de maatschappij en kreeg de wereld de overhand”. Het is de opdracht en verantwoordelijkheid van het christelijk onderwijs kinderen te leren hun Bijbelse roeping in de maatschappij te verstaan. De opdracht tot burgerschapsvorming mag niet leiden tot staatsopvoeding. De overheid dient ervoor te zorgen dat het christelijk onderwijs de ruimte houdt om uit te leggen hoe het christendom zich verhoudt tot de zogenoemde kernwaarden van de democratische rechtsstaat. Wanneer uit het wetsvoorstel – dat naar verwachting in het voorjaar van 2018 D.V. gereed is – blijkt dat deze ruimte onder druk komt te staan, is het zaak onze visie onder andere via de door de overheid aangekondigde openbare internetconsultatie uit te dragen.


Volgens ds. Kersten lag de roeping van de christen midden in de maatschappij en niet in het isolement

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2018

Criterium | 36 Pagina's

Burgerschapsvorming: een Bijbelse opdracht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2018

Criterium | 36 Pagina's