Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De levensweg, een witte plek en de amfibie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De levensweg, een witte plek en de amfibie

Enkele aantekeningen over school en leraar uit de pedagogiek van Langeveld

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze rubriek iedere maand een opiniërende bijdrage van een kritische denker die betrokken is bij het onderwijs. Het artikel is bruikbaar voor bespreking in docenten- of managementteam. Deze maand: Marloes Kloosterman- Hoencamp MSc Docent pedagogiek op Driestar hogeschool en promovenda historische pedagogiek aan de Vrije Universiteit

Martinus Jan Langeveld – die naam doet bij de meeste leerkrachten wel een belletje rinkelen. “Zelfverantwoordelijke zelfbepaling” is dan vaak de automatische reactie. Oftewel: in de opvoeding moet een kind morele verantwoordelijkheid geleerd worden door de volwassene, die in een gezags- en vertrouwensrelatie met het kind staat. De opvoeder maakt zichzelf geleidelijk overbodig. Opvoeding eindigt wanneer het kind de morele verantwoordelijkheid kan dragen.

In mijn onderzoek over persoonsvorming richt ik mij onder meer op de theorie van Langeveld (1905- 1989). Hij was professor pedagogiek aan de Universiteit Utrecht en geldt als een van de grondleggers van de Nederlandse academische pedagogiek. En hoewel historische pedagogiek steeds meer naar de achtergrond verdwijnt, lijkt Langevelds theorie relevanter dan ooit. Die sluit namelijk aan op het huidige vraagstuk van persoonsvorming en de taak van de school. In dit artikel laat ik dat in een korte uitwerking over school en leraar zien, gebruikmakend van het bovenstaande doel: zelfverantwoordelijke zelfbepaling.

VONDELING

Persoonsvorming vindt volgens Langeveld vooral plaats in het gezin. Meerdere keren stelt hij onomwonden vast dat het gezin als warm nest en toevluchtsoord de voorwaarde is voor het slagen van ‘de tweede stap’: de school. Als ouders tekortschieten, dient de school dit niet aan te vullen, te corrigeren of te herstellen. Zij kán dit niet eens. Volgens Langeveld kan de school de ‘pedagogische vondeling’ niet toegeschoven krijgen. Het is haar taak een tweede stap te zetten terwijl de eerste voorwaardelijke stap voor volwaardige persoonsvorming is uitgebleven.

De Driestardriehoek licht dus nadrukkelijk op bij het punt van het gezin. Een interessante gedachte voor deze tijd, waarin de school een steeds grotere rol in de opvoeding tot persoonsvorming toegeschoven krijgt, terwijl Langeveld haar dus juist op een tweede plaats zet.

Dit betekent niet dat de school een afhankelijke taak heeft. Langeveld hamert op een volwaardige en autonome taak van de school. Hij omschrijft deze als: ‘Onderwijs voor verdere ontwikkeling, ontmoeting van andere kinderen en onderwijzers, het inleiden in een cultuur en gemeenschap, en uiteindelijke een eigen en unieke bijdrage tot menswording.’

Dat de taak van de school autonoom is, behelst ook een corrigerende functie naar ouders en maatschappij. De school heeft volgens Langeveld een verantwoordelijkheid om af te wijzen wat niet bij het kind past en het kind in bescherming te nemen. Ook dient de school af en toe ‘nee’ te zeggen tegen de geest van de maatschappij. ‘De school is niet de plek waar het kind zijn “geestelijke vrijheid” moet verliezen om een goede soldaat te worden voor X en X-isme tegen Y en Y-isme’ (1967, p. 137). Balans houden, dus geen overtuigde klimaatactivisten vormen, maar ook niet uitgaan van een volgende generatie SGP-aanhangers.

Dit vraagt volgens Langeveld om gesprek met ouders en gemeenschap. En het zorgt ervoor dat de school een opvoedgemeenschap vormt met een nimmer eindigende uitwisseling van gedachten en wederzijdse opvoeding van, jawel, opvoeders zelf.

De school krijgt van Langeveld ook een waarschuwing mee: hoe omvattend haar taak ook is, uiteindelijk moet de school het kind zelf zijn gang laten gaan om persoon te kunnen worden. Dat is het risico, maar ook de winst van opvoeding.

ROBOT

Langevelds inslag lijkt op het eerste gezicht nogal individualistisch: op school moet een kind zelf leren denken, waarderen en oordelen, zodat er een persoon ontstaat en geen robot. Een kind heeft deze eigen ruimte nodig om te kunnen groeien en een individueel stempel te ontwikkelen. Maar Langeveld bedoelt uiteindelijk dat het kind dit ook inzet voor de gemeenschap. Niet als een keuze, maar als een logisch gevolg.

De school vormt voor het kind steeds een beetje meer de wereld, om uiteindelijk niet meer nodig te zijn. Zij leidt niet naar zichzelf terug, maar naar een leven waarin het kind persoon is en zich gaat bekommeren om de gemeenschap.

De consequentie van het opvoedingsdoel is daarom ook op de school van toepassing: een school is onderdeel van de levensweg, maar moet een eindpunt kennen en daarom loslaten.

Hoe moeten scholen persoonsvormend onderwijs invullen? Dat onderwijs, stelt Langeveld, moet op bepaalde uren het kind gelegenheid bieden zich in vrije vormen uit te drukken. Dit noemt hij ook wel ‘witte, open plekken’ of ‘verborgen plaatsen’. Het kind heeft die nodig om vrij van taken te zijn en zich te kunnen uitdrukken, omdat het initiatief overlaat om het ongevormde de vorm te geven.

Dergelijke open onderwijsvormen kunnen bijdragen aan het worden van een persoon, legt Langeveld uit: het kind ontdekt in het onbepaalde wat de moeite waard is en vergroot daarmee het eigen perspectief, door niet braaf na te praten, maar een eigen uitleg te geven. Als voorbeeld noemt hij onder andere spelen op het plein of spelen met materialen als zand en water.

RIJPHEID

De leraar is in Langevelds ogen een soort amfibie. Om het kind te kunnen opvoeden, moet de leraar een volwassene zijn en tegelijkertijd als volwassene de wereld van het kind door en door kennen. Rijpheid acht hij dan ook als een eis voor diegene die onderwijzer wordt. De pedagoog vindt het een risico om de jonge mens voor zijn rijping in de sfeer van het kind te brengen, omdat hij dan mogelijk niet volwassen wordt en dus ook geen volwaardige opvoeder. Maar ook voor oudere leraren ziet Langeveld het gevaar te veel in de wereld van het kind te verkeren. Hij stimuleert zowel jonge als oudere leraren dan ook om vooral op de buitenschoolse tijdsbesteding en activiteiten te letten om aan de eis van participatie aan beide werelden te voldoen.

Bovenstaande rijpheid van de onderwijzer heeft alles te maken met de eis die Langeveld aan de leraar stelt: een persoonlijkheid zijn. Zelfkennis ziet Langeveld daarvoor als essentieel: ‘Zichzelf kennen wil zeggen: zo willen wij zijn en zo willen wij niet zijn en daarom steeds: zich veranderen’ (1969, p. 144). Dat betekent een dynamiek waarin de leraar het kind laat zien: ‘Ook wij zijn onderweg.’

Een persoonlijkheid met zelfkennis zijn, is volgens Langeveld noodzakelijk om de complexe taak als leraar uit te voeren. In zijn klas moet hij een oplossing vinden voor de tegenstelling tussen begaafde, flinke leerlingen en minder of niet-begaafde zwakkeren. Bij alle kinderen moet hij het minimum aan ontwikkelingen bijbrengen dat de gemeenschap verwacht.

Langeveld vindt daarom dat alleen een mens dit kan doen; nooit kan een machine of een systeem het onderwijs vervangen. Wel is het nodig dat de leraar zich altijd bewust is van de verantwoordelijkheid die hij draagt en dat hij die niet uitschakelt.

Dit laatste ziet Langeveld wel gebeuren in het routinematig gebruik van methoden: ‘Het grootste gevaar van de routine is, dat de onderwijzer afstompt voor het kind. (…) Hier onderbreekt de eis van de opvoeder: zelfherziening en waakzame zelfkritiek, (…) beide symptomen van zelfkennis’ (1950, p. 125). Tot slot wil ik vanuit Langevelds theorie een bijzondere aanwijzing voor de leraar aanstippen. Want ondanks zijn hoge verwachtingen van de persoonlijkheid en de complexe taak van de leraar, noemt hij hem een ‘vakman’ en geen ‘kunstenaar.’

Langeveld gelooft in het leraarschap: dat kun je aanleren en is niet alleen bedoeld voor de bovengemiddeld begaafde, maar voor diegenen die verantwoordelijkheid kunnen dragen.

NADENKEN

Langevelds gedachten over school en leraar stemmen tot nadenken. In wat hij optekent over de school kun je de kenmerken van zijn opvoedingsdoel – zelfverantwoordelijke zelfbepaling – terugzien: een strikte scheiding tussen de volwassene en het kind, een steeds toenemende zelfverantwoordelijkheid van het kind, het standpunt dat aan opvoeding een einde moet komen en de grote noodzaak van de zelfkennis van de opvoeder.

Deze kenmerken bieden aanknopingspunten in het hedendaags gesprek over persoonsvorming. Daarvoor doe ik met een drietal vragen een aanzet (zie kader).

Bronnen:

J. Bos (2011). M.J. Langeveld. Pedagoog aan de hand van het kind. Amsterdam: Boom.

M.J. Langeveld (1950). Verkenning en verdieping. Purmerend: J. Muusses.

M.J. Langeveld (1957). Beknopte theoretische paedagogiek (6 e druk). Groningen: J.B. Wolters.

M.J. Langeveld (1968). Studien zur Anthropologie des Kindes. Tübingen: Max Niemeyer Verlag.

M.J. Langeveld (1969). Scholen maken mensen. Purmerend: J. Muusses.

B. Levering (2015). Praktische wetenschap als levenslange ambitie. Martinus Jan Langeveld (1905-1989). In V. Busato, M. van Essen, & W. Koops, Vier grondleggers van de pedagogiek (pp. 97-166). Amsterdam: Prometheus, Bert Bakker.


BESPREKEN

Onderstaande vragen zijn bedoeld als handvatten om dit essay in groepsverband te bespreken.

In hoeverre stelt Langevelds aanwijzing dat de school een tweede stap is u gerust?

Wat zijn “open plekken” in ons onderwijs? Hoe worden die nu verantwoord? Kunt u hieraan met Langevelds theorie ook een andere uitleg geven?

Waarom zou het beroep van de leraar tegenwoordig vaker geduid worden als dat van een kunstenaar? Wat valt ervoor te zeggen dat Langeveld de leraar geen kunstenaar noemt maar een vakman?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's

De levensweg, een witte plek en de amfibie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's