Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

DE CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK EN DE AFSCHEIDING.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was met Holland gegaan — schrijft prof. Geels — als met Jeschurun, die vet geworden was en achteruit sloeg. De ontaarding en verwording nam hand over hand toe. Evenals Israël, dat met zijn koren en most, olie en vlas. Baal inplaats van Jehova diende, verpandde ons volk in de goede dagen hart en hand en leven aan „andere goden" en de duur verworven schatten werden den Mammon geofferd.
Ten spijt van den gezegenden arbeid van mannen als Brakel en Lodestein, Smytegelt en Voetius e.a., opende de Kerk hare deuren voor allerlei wind van leer en de weg werd gebaand voor een geestesgesteldheid, die gespeend was aan de kennis en vreeze des Heeren.
Onder den naam Rationalisme trad een wijsbegeerte op, die niet minder dan de Reformatie een totalen omkeer bracht in de levensverhoudingen. Het Rationalisme was de principieele tegenstelling van de Reformatie. In de Reformatie ging het om de eere Gods, de souvereiniteit van Zijn Woord. Het Rationalisme gaat uit van den mensch, die tot souverein wordt uitgeroepen, en bestrijdt de openbaring Gods, omdat de mensch „als God" wil zijn. De menschelijke rede werd autonoom verklaard ; zij was de kenbron der waarheid en bezat de hoogste autoriteit, van haar uitspraak was geen hooger beroep mogelijk. En zoo was het Rationalisme anti-christelijk. Het bond den strijd aan tegen de Openbaring Gods. De Heilige Schrift werd gedegradeerd tot een verzameling van boeken, in dèn loop der eeuwen ontstaan en verzameld, die des menschen gedachten omtrent God bevatten. Voltaire en Rousseau waren de volkspaedagogen, die de „rechten van den mensch" predikten. En de kerk zweeg. Zij rees niet op in heilige verontwaardiging om den leugengeest te bannen. De vijand, die het licht op den kandelaar doofde, woonde binnen hare muren. De eere van „heerschende" Kerk te zijn, was tegelijk haar vloek. De Kerk had haar eigen bestrijders gekweekt, en het Rationalisme vond dan ook in de Kerk geen terrein van strijd, maar een vruchtbaren bodem voor het zaad des ongeloofs. Handhaving van leer en tucht werd als „kettergericht" beschouwd en door de Overheid tegengegaan.
De natie, losgemaakt van het Woord Gods, werd rijp voor de revolutie, die den mensch ten troon verhief. Het was de consequente toepassing eener levensbeschouwing, die met God had afgerekend.
De Revolutie komt. En de bevrijders bleken weldra scherpe geesels te zijn, die voor de schorpioenen plaats maakten, waarmede Napoleon tot bloedens toe sloeg. De nationale zelfstandigheid werd met één pennestreek opgeheven, de Bataafsche Republiek werd bij Frankrijk ingelijfd. De Kerk werd geperst om voor den onderdrukker te bidden om zegen op zijn krijgswapenen.
Het water der verdrukking rees tot boven het hoofd. Uit diepten van ellenden riep het bedrukte volk om verlossing. En God hoorde. Straks slaat de ure der bevrijding. De stok des drijvers werd gebroken. Oranje werd teruggeroepen, in eere hersteld, ja met hooger luister omgeven dan zijn voorgeslacht ooit had gehad.
Veel was er veranderd. Maar de invloed van het Rationalisme deed zich krachtig gelden. Men verlangde tot geen prijs de „Dordtsche kluisters" terug. Het liberalisme, dat de leiding genomen had, wenschte een geest van gematigdheid. En de Kerk, die niet meer den eerbied afdwong het lichaam van Christus te zijn, moest een godsdienstig genootschap zijn tot nut van 't algemeen. Van die „allerellendigste formulieren" (mr. H. W. Hoving) wilde men bevrijd worden. En in 1810 teekende Willem Bilderdijk de Kerk, die „geen Kerk meer is, maar een ongeordende saamvloeiïng van Godonteerende dwalingen.
Oranje scheen als een „beminde Josafath" de Kerk te willen helpen. De belangen van het Koninkrijk Gods vonden bij den Koning een open oor. In 1814 riep hij het volk op tot een algemeenen Dankdag en hij rustte niet, eer hij in betrekking tot de Zondagsviering maatregelen getroffen had. Niet minder brandde in des Konings hart de begeerte om de Kerk een organisatie te geven, waardoor orde en rust gewaarborgd zouden zijn. In zijn voornemen vond de Koning krachtigen steun bij de liberalen, die in het kerkelijk leven den toon aangaven. Dezen vreesden toch niets zoozeer als de samenkomst eener Nationale Synode als in 1618—'19. Tot elken prijs moest dit gevaar voorkomen worden. Van een Kerk, die gebonden was door reglementen, was geen gevaar te vreezen.
Waarschuwende stemmen bleven niet uit. Maar niets baatte. En in 1816 kwam een Synodale besturenorganisatie, dat een „wederrechtelijk ingrijpen was in het onaantastbaar recht der Kerk door den Koning, door de Grondwet verboden" (dr. J. G. R. Acquoy).
De Kerk was, als de gemeente van Laodicea, koud noch heet, maar lauw. En de vrijzinnigheid maakte er gebruik van om de Kerk voor altijd aan banden te leggen. Zij moest een vrije Kerk zijn, maar dan in dien zin „vrij" : dat ieder naar eigen inzicht het Woord Gods mocht bedienen.
Twee maanden na de afkondiging van het Kon. Besluit (6 Januari 1816), waarbij het „Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk" was afgekondigd, protesteerde de Classis Amsterdam (4 Maart 1816). Reeds den 28sten Maart werd dit adres beantwoord door den Commissaris-Generaal Repelaer van Driel namens den Koning en het antwoord (waarin óók stond dat de Classis Amsterdam te bedenken had, dat sij sinds 7 Januari 1816 niet meer bestond !) was in zooverre geruststellend, dat de belijdenis veilig was gesteld. Immers art. 9 van het Algemeen Reglement schreef voor : „De handhaving van de Leer der Hervormde Kerk moest steeds het hoofddoel zijn van allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur belast zijn".
Voortaan moest men met klachten niet bij den Koning, maar bij de Synode komen.
Ook de Classes Woerden en Leiden protesteerden ; met 't zelfde resultaat.
Van 3—30 Juni 1816 vergaderde de Synode voor het eerst (voorzitter ds. W. J. Krieger, secretaris ds. L. J. Dermout van Den Haag ; 2 ouderlingen waren lid). En zoo was het Staats-apparaat in werking gesteld !
De vrees, dat de organisatie maar niet alleen zou blijven bij een vergrijp van het recht der Kerk (waarvoor zelfs van Staatswege gewaarschuwd was bij monde van den Raad van State, bij schrijven van 14 Mei 1814), maar dat hiermede de weg gebaand werd om te komen tot het aantasten van de belijdenis der Kerk, bleek weldra niet ongegrond. De proponentsformule werd gewijzigd ; twee woorden werden verwisseld en wel „omdat" werd veranderd in „in zooverre" (quia werd veranderd in quatenus).
Zoo oppervlakkig beschouwd lijkt dat niet zoo gewichtig ; maar wanneer de woorden in hun verband gelezen worden, krijgen ze diepere beteekenis. Onderteekende de proponent, die tot de Evangeliebediening werd toegelaten, de Formulieren van Eenigheid, omdat (quia) zij in overeenstemming met Gods Woord waren, dan sprak hij daarmede uit, dat de Confessie dus weergave was van wat God in Zijn Woord ons heeft geopenbaard ; omdat de Formulieren met Gods Woord overeenstemmen onderteekent men. Maar verklaarde hij daarentegen, dat de Formulieren door hem onderteekend werden i n zooverre (quatenus) zij met de Heilige Schrift overeenstemden, dan behield de a.s. predikant dus daarmede de persoonlijke vrijheid uit te maken in hoeverre deze overeenstemming met Gods Woord gaat. Hiermede werd een leervrijheid ingevoerd, die de deur opende voor de schromelijkste dwalingen; en de ketterijen werden zoo in de Kerk gereglementeerd. Prof. Doedes heeft den zin van de nieuwe proponentsformule (waartegen hij protesteerde) aldus omschreven : „Ik verklaar, dat ik Gods Woord, waar ik meen dat het gevonden wordt in de formulieren van eenigheid of waar ik het later zal vinden en dan nog zóó opgevat als ik meen of meenen zal het te moeten uitleggen, ook zal prediken."
De Organisatie van 1816 had de Kerk in haar hartader aangetast. Het liberalisme had getriumfeerd. Voor de Dordtsche Kerkorde het Algemeen Reglement en de vrijheid was gewaarborgd. Het erfgoed der vaderen was geofferd aan een valschelijk genaamde wetenschap.
Maar te midden van het toenemend verval der Kerk deden zich echter teekenen voor, die uitzicht gaven op betere tijden.
(Wordt voortgezet).

DE BUNDEL „EENIGE GEZANGEN" EN DE „HERZIENE LITURGIE" IN DE GEREFORMEERDE KERKEN —
Deputaten, aan wie de Middelburgsche Synode der Gereformeerde Kerken, opdroeg om den bundel Eenige Gezangen en de Orde van den Eeredienst te bezorgen en de uitgave van deze Eenige Gezangen met de liturgische formulieren en gebeden in één bundel te doen geschieden, hebben — zoo schrijft prof. dr. H. H. Kuyper in „De Heraut" — thans aan deze opdracht voldaan. De officieele editie, als Kanseluitgave bedoeld, is bij J. H. Kok te Kampen gedrukt en is nu aan alle Gereformeerde Kerken — voor elk kerkgebouw één exemplaar — toegezonden. Voorts wordt een goedkoope uitgave van het gezangenbundeltje in den handel gebracht, óók bij Kok te Kampen, bestemd voor school-en catechisatigeebruik, een boekje van 56 pagina's, stevig gebrocheerd, de volledige tekst der „Gezangen achter de Psalmen" bevattend, met alle eerste verzen op muziek. Dit bundeltje, dat dus bestemd is om in de gemeente, bij oud en jong, den bundel bekend te maken en het zingen practisch mogelijk te maken, kost per stuk 25 ets., doch daalt bij afname van een groot getal tot 10 ets. per stuk. Ook zorgen de firma's J. Brandt en Zoon te Amsterdam, Jongbloed te Leeuwarden en Gebr. Zomer en Keuning te Wageningen voor een dergelijke uitgave. Aanvankelijk worden deze „Eenige Gezangen" afzonderlijk uitgegeven, maar het is de bedoeling om straks, bij het herdrukken van Psalmboeken voor Gereformeerd kerkelijk gebruik de „Eenige Gezangen achter de Psalmen" en de herziene liturgische formulieren daarin op te nemen, opdat het niet in de Gereformeerde Kerken zal worden, dat men èn een Psalmboek met „Eenige Gezangen achter de Psalmen" zal hebben en daar naast nog een bundeltje „Eenige Gezangen". Men krijgt dan een volledig kerkboekje, zooals het voor Gereformeerd kerkelijk gebruik geschikt is.
Prof. dr. H. H. Kuyper schrijft: „De officieele uitgave doet den uitgever alle eer aan. In groot kwarto formaat gedrukt, met kloeke letter, en in stemmig zwarten band gebonden, voldoet ze volkomen aan de eischen, aan zulk een kanseluitgave te stellen.
Deputaten hebben meer gedaan dan de Synode van Middelburg hun opdroeg. Zij hebben terecht ingezien, dat, wilde zulk een uitgaaf compleet zijn, daarin óók moesten worden opgenomen de Drie Formulieren van Eenighied, benevens als aanhangsel het Kort Begrip en de Ziekentroost, waarvoor ze gebruik hebben gemaakt van de editie door dr. A. Kuyper, dr. H, Bavinck en dr. F. L. Rutgers bezorgd.
Wat we alleen betreuren — zoo vervolgt prof. K. — is, dat Deputaten in dit Kerkboek niet ook hebben opgenomen de psalmberijming en deze hebben laten voorafgaan aan den bundel Eenige Gezangen. Eerst daardoor zou dit kerkboek inderdaad volledig zijn geworden en de indruk vermeden zijn, alsof deze bundel Eenige Gezangen een zelfstandige plaats inneemt in onzen Eeredienst."
Maar — zooals we reeds opmerkten — is deze „afzonderlijke" uitgave (gelijk ieder begrijpen kan) slechts een voorloopige, om straks, als er een nieuw kerkboekje verschijnt, tot deze „volledige" uitgave over te gaan. Men kan moeilijk alle nog in voorraad zijnde Kerkboekjes zóó maar op de rommelzolder opbergen.
Prof. Kuyper schrijft verder : „Ook had het wenschelijker geweest, de Drie Formulieren van Eenigheid, gelijk dit in de editie Rutgers geschiedde, aan de Liturgische gebeden en formulieren te laten voorafgaan. De belijdenis der Kerk heeft toch den voorrang boven de liturgie. Het ware beter geweest, indien de Synode van Middelburg in dien zin een opdracht aan de Deputaten had gegeven." „Onze Kerken zullen intusschen dankbaar zijn, dat ze nu de officieele uitgave bezitten. Een langdurige arbeid, die reeds op de Leeuwarder Synode in 1920 is begonnen en eerst op de Synode van Middelburg is voltooid, heeft dan toch vrucht voor onze Kerken gedragen, doordat nu de bundel Eenige Gezangen is uitgebreid en onze Liturgie is herzien.
Voortaan zullen wij in de Hervormde Kerk dus hebben het Psalmboek met Eenige Gezangen achter de Psalmen — en zullen de Gereformeerde Kerken hebben het Psalmboek met Eenige Gezangen achter de Psalmen (daarin verschillen we dus niet), maar de Gereformeerde Kerken hebben nu enkele Gezangen, die nooit gezongen worden, laten wegvallen en enkele Gezangen, waaraan velen in de Nieuw Testamentische Kerk behoefte hebben, er bij gevoegd, in een kerkelijken weg, waarop in de Gereformeerde Kerken, naar uitwijzen van de beginselen van het Gereformeerd Kerkrecht, niets valt aan te merken.
Prof. dr. T. Hoekstra, hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen, die met de zorg van deze uitgave bijzonder was aangewezen, schreef een „inleiding", waarin de aanleiding tot de aanvulling der onder ons gebruikelijke „Eenige Gezangen achter de Psalmen" en de wijze van herziening der Formulieren uiteengezet wordt.
Ten aanzien van de „Eenige Gezangen", gelijk ze nu zijn vastgesteld, kan nog het volgende worden opgemerkt.
De eerste berijming van de Twaalf Artikelen des Geloofs is vervallen. De Bedezang voor het eten en Dankzang na het eten, zijn niet opgenomen, omdat geen enkele Synode van de Gereformeerde Kerken daartoe het besluit genomen heeft. Voor de tweede berijming van de Twaalf Artikelen des Geloofs is een andere melodie genomen.
Aan den bestaanden bundel zijn door de Generale Synode te Middelburg toegevoegd eenige liederen, „welke geschikt zijn om gezongen te worden op de feestdagen", en nog enkele liederen, „die in Gereformeerde kringen bekend zijn en als klassiek kunnen gelden."
De bundel is nu als volgt samengesteld :
1. De Tien geboden des Heeren. 2. De lofzang van Maria .3. De lofzang van Zacharias. 4. De lofzang van Simeon. 5. Het gebed des Heeren. 6. Berijming Twaalf Artikelen des Geloofs. 7. Bedezang voor de Predikatie. 8. Morgenzang. 9. Avondzang. 10. Hoe zal ik U ontvangen. 11. Eere zij God. 12. O Hoofd, bedekt met wonden. 13. Zie, de mensch („Is dat, is dat mijn Koning). 14. Het sterven van Jezus („Jezus, Uw verzoenend sterven"). 15. Het Kruis („In het kruis zal ik eeuwig roemen!"). 16. Bede bij het Kruis („God enkel licht"). 17. U, heihg Godslam, loven wij. 18. Halleluja, lof zij het lam. 19. De Opstanding („In den vroegen morgenstond"). 20. Hemelvaartslied („De dag der kroning is gekomen"). 21. Veni Creator Spiritus ! („Kom, Schepper, Geest, bezoek Uw Kerk")). 22. Pinksteren („Ja, de Trooster is gekomen"). 23. Te Deum („Wij loven U, o God ! wij prijzen Uwen Naam"). 24. Een vaste burcht is onze God. 25. Alle roem is uitgesloten. .''6. De hoop der opstanding („Jezus is mijn Toeverlaat"). 27. De hoop der zaligheid („Nooit kan 't geloof te veel verwachten" en „Die hoop moet al ons leed verzachten'). 28. Avondlied („'k Wil U, o God ! mijn dank betalen" en „Ik weet aan wien ik mij vertrouwe"). 29. Slotzang („Halleluja ! eeuwig dank en eere").
Wat de Liturgische Formulieren aangaat, deelt prof. Hoekstra in de Inleiding mede, dat de formuliergebeden bijna alle onveranderd overgenomen zijn. Ze zijn b.v. ten opzichte van het gebed voor de Overheid, geschikt gemaakt voor dezen tijd. Het formuliergebed voor de vergadering der diakenen heeft thans ook een plaats gekregen in de liturgie.
De Formulieren voor de bediening van den Heiligen Doop en van het Heilig Avondmaal zijn vrijwel ongewijzigd gebleven. Er is een formulier voor het doen van openbare belijdenis toegevoegd. De tuchtformulieren en de bevestigingsformulieren zijn behalve enkele kleine wijzigingen en aanvullingen, niet veranderd. Het formulier voor de bevestiging van het huwelijk is nogal gewijzigd, evenwel is de hoofdlijn van de redeneering behouden en is het nieuwe formulier voor het overgroote deel samengesteld uit stukken van het oude formulier.
Waar onze aloude Gereformeerde Kerk zich in den bloeitijd heeft bezig gehouden met het Kerkboek en de Psalmen en Eenige Gezangen ons gegeven, benevens de Formulieren van Eenigheid, Liturgische formulieren en de Gebeden, is zij later nooit meer in staat geweest als Gereformeerde Kerk van Nederland haar volle aandacht aan deze, zoo belangrijke dingen voor Kerk, Gezin, School en Vereeniging, te geven en is alles eeuw na eeuw maar gebleven zooals het was ! Wij kunnen begrijpen, dat de Gereformeerde Kerken, waar een zoo groot gedeelte van het Gereformeerde volk saamwoont en waar nu een geordend Gereformeerd kerkelijk leven mag zijn, zich de laatste jaren in 't bijzonder met volle toewijding aan deze dingen hebben gegeven. En we kunnen ons indenken, dat men nu blijde is, dat èn wat de Eenige Gezangen betreft èn wat de Liturgische Formulieren aangaat, de begeerde veranderingen zijn verkregen.
Wij zullen den gang dezer dingen met belangstelling volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's