Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interview met ouderling H. van Leeuwen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interview met ouderling H. van Leeuwen

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Meneer Van Leeuwen, kunt uiets vertellen over uw levensloop? In het bijzonder over uw verblijf in Nederlands-lndië?

 Ik wil er wel iets van meedelen, voornamelijk wat ik ook verteld heb in een lezing voor de jongeren in Opheusden en een reüniedag van oud-lndiëgangers. Ik doe dat omdat ik daarmee onze jeugd wil waarschuwen voor allerlei gevaren die hen ook heden ten dage bedreigen. Het gaat daarbij beslist niet om mij, want ik kan mezelf geen voorbeeld voor de jeugd noemen, maar wel om Gods trouw die hierin duidelijk blijkt. Mijn leven kan ik indelen in 3 perioden:
a. Mijn jeugd van 1926-1939, een tijdperk van werkloosheid en grote armoede.
b. 1940-1950, oorlogstijd (WO II en acties in Nederlands Indië, een tijd van levensgevaar voor mij).
c. Vanaf 1950 (terugkeer uit de tropen) tot nu, een tijd van weelde en overvloed, maar ook van groot gebrek aan de vreze Gods, een tijd waarin de Heere de mensen veelal heeft overgegeven aan het goeddunken van hun boos hart.

Van mijn jeugd kan ik zeggen dat ik opgroeide in een Gereformeerd gezin waarin de zondag nog geheiligd werd. Mijn moeder wilde niet dat wij op zondag "kets" deden, een spel met pannen en ballen. We hadden op de boerderij de ruimte, maar daar was de zondag niet voor, zei mijn moeder. Mijn vader is later (1939) onder de prediking van ds. E. van Meer gekomen, een bekeerde Hervormde dominee. Hij ging toen niet meer naar de Gereformeerde Kerk. Mijn moeder wel. Ik ging bij een Gereformeerde dominee naar de catechisatie, maar wegens oorlogsomstandigheden moest dat gestaakt worden. Wel heb ik een Gereformeerde jongelingsvereniging bezocht die de naam had: "Seaves transquillis in undis" (Rustig te midden van de woeste baren.) Het was een mooie naam maar van de betekenis verstond ik niets. We weten nog dat we een inleiding hebben gemaakt over het bedrog van Ananias en Saffira, kort voordat we in militaire dienst moesten. Toen wisten we nog niets van ons eigen bedrieglijk hart. Ik sla nu een stukje over en kom aan de tweede periode.

In het begin van mijn verblijf in Nederlands-lndië heb ik belijdenis gedaan in de Gereformeerde Kerk van Medan. Bij belijdenis hoorde het ten avondmaal gaan. Dr. Kuyper leerde dat we als kinderen van gelovige ouders in het genadeverbond waren begrepen. Met zijn leer van de veronderstelde wedergeboorte heeft hij in feite de noodzaak van de waarachtige bekering geloochend. Van een innerlijke en uiterlijke betrekking tot het verbond hadden we geen weet, terwijl Gods Woord er toch zo duidelijk over is. Die zijn niet allen Israël die Israël genaamd worden. Noch omdat ze Abrahams zaad zijn, zijn ze allen kinderen maar in Izak zal uhet Zaad genoemd worden. Niet de kinderen des vleses zijn kinderen Gods, maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend, Rom. 9: 6b tot 8. Uiterlijk vroom levende mensen waren allemaal gelovigen. Nauwgezet levende kinderen allemaal gelovige kinderen. Na belijdenis allemaal naar het Heilig Avondmaal. Na het sterven allemaal naar de hemel. Heimelijk steunend op vermeende goede werken, zoals de rijke jongeling. Wat een bedrog! En dat voor een nimmer eindigende eeuwigheid. We zijn van nature in een staat des doods en zijn met blindheid geslagen. We hebben maar één kostelijke ziel voor de eeuwigheid en zonder wedergeboorte zullen we die zeker verliezen. We kennen van nature onze ellende niet. Het is: Uit genade zijt gij zalig geworden en dat niet uit u, het is Gods gave. Zie ook Joh. 3 waar Nicodemus door Gods Geest is onderwezen in de dingen die hij niet wist. Waardeer het toch dat wij onder de zuivere waarheid mogen leven! Een waarschuwing tegen een misleidende leer is ook in onze tijd zo nodig. In deze tijd wordt er onvoorwaardelijke genade aangeboden aan alle hoorders, zonder dat er kennis van de ellende is.

Onder dat bedrog verkeerde ik. Ben ik dan altijd gerust geweest? Nee, als kind had ik indrukken van dood en eeuwigheid en was ik zeer bevreesd voor de wederkomst van de Heere Jezus. Als 's avonds de luiken werden gesloten, werd ik wat minder bang, omdat ik meende dat dan de Heere Jezus niet kon binnen komen. Ik had ook verschrikkelijke dromen. Ik stortte -in een droomin een bodemloze put, dat was de nacht van Godsverlating. Een oom van mij verdronk na een aanval van epilepsie. Ze zeiden: hij is nu beter af. Ik dacht: Zou dat waar wezen? Ik dacht als kind soms: Als ik dominee wordt, dan zal ik wel in de hemel komen en hoef ik niet zo bang te zijn. Wat was ik dwaas. Wat zou een mens in de hemel moeten doen als daar zijn Verlosser niet is. Bunyan heeft het zo heel anders geleerd. Christen was het niet om de hemel te doen, maar hij vluchtte weg van de stad Verderf. Hij wist niet waarheen. Tot Evangelist hem de weg wees. Gods Woord en de wet veroordeelden hem. Een ondraaglijke last van zonden en plagen drukte zijn schouders naar beneden, psalm 38. Jeugd, we hebben een hart dat krioelt van onreine beesten. Dat worden we alleen maar gewaar door het licht van God de Heilige Geest. Maar dan ook om door soevereine genade in de stad Sion eenmaal te mogen aankomen om de Heere de eer, de lof, de dankzegging te mogen toebrengen voor de verlossing uit alle nood en dood. Al heel jong heb ik het kostelijke boek De pelgrimsreize van Christen naar de eeuwigheid gelezen. Jeugd, lees het toch! Het is geen boek om te begrijpen, maar het is de weg van Gods volk. Dat moet beleefd worden. 

De tweede periode van mijn leven: levensgevaar en verleiding
Ik was 20 jaar toen ik naar de tropen ging. Ik was ingedeeld bij de compagnie aanen afvoertroepen en moest als chauffeur dienst doen in Nederlands-lndië. In totaal waren het wel 100.000 militairen. Ook één van mijn broers moest naar Nederlands-lndië. Het was er gevaarlijk. De konvooien werden vaak vanuit een hinderlaag beschoten. Ook in de bergen is alles begroeid en kun je de vijand niet zien. Eens kreeg de auto voor ons een ongeluk omdat een karbouw plotseling overstak en onze auto reed daar bovenop. Ik stapte uit en de auto die achter ons kwam, reed tegen de open deur aan die mij in de nek trof. Ik had een gebroken nekwervel. Ik ben toen drie maanden bij de genie geweest en heb toen eigenlijk een rustige tijd gehad, maar ik heb daar veel verleidingen doorstaan. Wat was daar de bewarende hand des Heeren over me uitgestrekt! Hem alleen de eer, die mijn geweten heeft open gehouden. In de vrije tijd werd er veel gevoetbald. Het voetballen was een hartstocht van mij. Ik moet zeggen dat het afgoderij is. Daarom moet ik er ook altijd voor waarschuwen. Je ziet soms in ons land dat er geen verkeer op de straten is, als er een wedstrijd voor het wereldkampioenschap is. Ik kon van dat voetballen niet afkomen. Ik denk er nog aan terug dat ik later in Breukelen naar de kerk ging en langs een voetbalveld moest. Ik heb mijn hoofd de andere kant opgedraaid, zo bang was ik dat dit voetballen mij toch weer in de macht kreeg.

Daarna kwam de tweede politionele actie. Het was toen erg onveilig en vele jonge soldaten sneuvelden. Daarna is de soevereiniteit overgedragen aan Indonesië. Verleidingen waren er ook. Een van de vijf jongens met wie we belijdenis hadden gedaan in de Gereformeerde Kerk kreeg vanuit Nederland het bericht dat zijn verloofde met een ander moest trouwen. Dat was een hele slag voor hem. Eerst had hij geen moed meer, later ging hij de kampong in en ging het helemaal fout met hem. Hij kreeg een geslachtsziekte. Een wonder dat we voor deze zonde bewaard zijn gebleven. Een ander gevaar was het zich toeëigenen van bezittingen van gevluchte Indonesiërs. Het gebeurde soms ook dat (onderofficieren het bevel gaven hieraan mee te helpen. Dat hebben we toen geweigerd. We konden er niet omheen om wat te zeggen: " Mo et en wij hier nu orde en vrede breng en ? " Gelukkig is er ook zeer veel goeds gedaan voor de bevolking. Er werd bescherming geboden tegen beroving door rondtrekkende bendes en het Rode Kruis bood hulp aan leprapatiënten en andere zieken. Toen we terugkwamen uit de tropen gingen we weer naar de Gereformeerde Kerk. Toch zei ik al: Ik zal hier niet altijd blijven. Voordat ik daar iets meer over zeg, ga ik terug naar de tijd van de Tweede Wereldoorlog. Er is al zoveel over geschreven dat ik er niet veel van hoef te zeggen. Wel wil ik vermelden dat ik diverse keren wo nderlijk gespaard ben gebleven. Het vreselijke bombardement van Rotterdam heb ik niet meegemaakt, maar wel roken wij de brandlucht op grote afstand. Andere keren hebben we wel in gevaar verkeerd. Ik denk aan het bombardement bij Utrecht door de geallieerden. Het was te doen om het station. Ik had een bakfiets bij me met roomboter ik ben een tijd melkboer geweest en had die in de steek gelaten om een schuilplaats te zoeken. Onder een trap van een winkel hebben we geschuild. Als een huis in elkaar stortte, bleef de trap nog wel hangen. Na afloop van dit verschrikkelijke bombardement heb ik mijn bakfiets opgezocht. De doos met roomboter stond er nog op, tussen de scherven en brokstukken van het puin. Een andere keer, het was januari 1945, ben ik gearresteerd met andere jongens. Er kwamen fietsers langs en de Duitsers maanden die om door te rijden. Maar ik wist van de gelegenheid gebruik te maken en sprong tussen de fietsen en later over een sloot en wist in het donker te ontsnappen. De Duitsers waren vreselijk boos en hebben mijn broer die ook gearresteerd was, in elkaar geslagen. Hij is later op de trein gezet om naar een concentratiekamp vervoerd te worden. Eerst naar Amersfoort waar de beruchte Kotalla commandant was en later naar Duitsland. Hij is bij Stroe uit een rijdende trein gesprongen en ontsnapt. Van anderen die met die trein we ggevoerd zijn, is nooit meer iets gehoord. Zo is de bewarende hand van de Heere menigmaal over mij uitgestrekt geweest.

 Ik zal nu de draad weer oppakken en verder gaan met mijn terugkeer uit Indië. Ik voelde wel aan dat ik in de Gereformeerde Kerk niet zou blijven, maar was er toch niet los van. Ik kreeg verkering met een meisje dat tot de Oud Gereformeerde Gemeente behoorde. Haar vader werd later ouderling. Mijn meisje wilde dat ik met haar ouders zou kennis maken. Ik zag daar vreselijk tegenop, want ik dacht: haar vader zal die vrome jongeling wel aanspreken. Toen ik daar voor het eerst kwam, heb ik wat verteld over Nederlands Indië. De vader zei: Ja dat kan nu allemaal wel, maar eerst moeten de kleintjes naar bed. Ze knielden voor de stoel neer en de vader ook. Hij deed toen een gebed dat ik nooit zal vergeten. Dat ging door merg en been. Ik dacht: wat die man heeft, dat is de vreze Gods. Ik ging toen daar naar de kerk en zei tegen mijn moeder: Die gereformeerde leer dat is het niet! Het deed mijn moeder verdriet dat ik van de kerk was afgedwaald. De eerste predikant die ik hoorde, was ds. Mieras. Hij preekte over Ruth. Ik was zeer ontstemd. Je zou het kunnen vergelijken met een poster die in de kantine in Medan hing. Er was een knappe Indonesische vrouw afgebeeld. Het gezicht was iets weggeschoven. Schuin erachter zag je een ander gezicht geheel ontstoken door de zweren vanwege de vreselijke ziekte die zij onder haar leden had. Het was een waarschuwing tegen onbedachtzaamheid die maakt dat men jaren schreit, zoals onder de poster stond.
De dominee waarschuwde tegen bedrog. Het masker van een schone belijdenis werd opzij geschoven en ik werd als een zeer verdorven persoon ten toon gesteld. Wat was ik boos! Tegen mijn moeder heb ik me hatelijk uitgelaten over deze gezalfde Godsgezant. Als ik eraan denk, moet ik me nog schamen. Wat een vijandschap komt er dan uit dat boze hart naar boven. Gelukkig is er verandering in gekomen. Ik kwam tot de overtuiging dat dit de waarheid naar Gods Woord was. We wilden ook niet anders als die waarheid horen, al voelden we soms de vijandschap boven komen. Dan waren we soms dagen van streek als we zo'n preek gehoord hadden. Dan had alles van de wereld voor ons geen waarde meer. Ds. Mieras is me lief geworden. Ik kon geen kwaad woord van hem horen. Toen hij begraven is, heb ik een dag vrij genomen om erheen te kunnen gaan. Toen mijn verkering met dat Oud Gereformeerde meisje uitraakte, kon ik het in de Gereformeerde Kerk toch niet meer uithouden. Na wat zwerven zijn we bij de Gereformeerde Gemeente in Utrecht terecht gekomen. Mijn moeder had daar verdriet van, maar moest toch ook wel erkennen dat de kerk afgedwaald was.
Ik heb 20 jaar onder overtuigingen gelopen. Tot 1973 toe. De melkzaak had ik weggedaan. Ik was overspannen. Ik kreeg ook steeds meer gewetensbezwaren. De mensen gingen steeds meer bier en limonade drinken in plaats van melk. Als er dan een feestje was en ze moesten twee of drie kratten bier hebben en je kwam 's maandags terug en hoorde van de buren: Verschrikkelijk wat een beestenbende is het gisteren, op Gods dag geweest! Dat had ik gedaan. Van de ene dag op de andere heb ik de zaak weggedaan. De vreselijkste beschuldigingen en strijd laaiden van binnen op. Ik riep tot God om verlossing van de helse aanslagen en vreselijke gedachten die in mij opkwamen. Als ik 's morgens wegging, dan vroeg ik aan de Heere of de duivel weg mocht blijven en als ik uit de auto stapte ook. Maar het leek wel of de hemel van koper was en of er geen God bestond, maar één ding wist ik wel: dat er een duivel was. Die probeerde mij tot wanhoop te brengen. Toen gebeurde er iets wat ik nooit zal vergeten. Dat was in 1973. We waren voor ons werk in Vleuten om een gasmeter te controleren op een kwekerij. W ehebben namelijk tweeëntwintig jaar bij een gasmaatschappij gewerkt. Toen ik uit de auto stapte, ging de hel niet open, maar was het alsof de hemel openging en we even niet meer op de wereld waren. De Heere toonde ons iets van Zijn majesteit en heerlijkheid. Dat werd innerlijk in mijn ziel afgedrukt. Hij toonde van mijn ellende af te weten.
Van verwondering kon ik alleen maar uitroepen: oGod, wat zijt Gij groot! oGod, wat zijt Gij groot! Het leek wel of heel de wereld niet meer bestond. Automatisch was ik een dertig meter verder gelopen om die kast open te doen. Toen ik hem open deed, was opeens alles weg. Ik had toch zo'n spijt dat ik die kast had opengedaan. Och, wat is een mens toch dwaas. Deze gebeurtenis bracht toen een hele verandering in mijn toestand, maar ik sprak er met niemand over. Enige tijd later is de Heere daar weer op terug gekomen. Ik was toen in het bos bij Leusden. Ik kan dat niet begrijpen. Wie ben ik toch? Ik heb daarover tijdens mijn werk iets verteld aan een we du we in Langbroek. Daar had ik later zo'n spijt van. Toch blijven deze plaatsen onvergetelijk. In 1996 is mijn vrouw plotseling aan een hartstilstand overleden. Het is nu bijna 13 jaar geleden dat mijn lieve vrouw mij ontvallen is. Toen ds. Roos op bezoek kwam, heb ik hem wel iets uit mijn leven verteld. Later ben ik ook aan het Avondmaal gegaan. Ik mocht daar op de eerste paasdag vrede ervaren. Ik kende maar enkele van deze mensen, maar de minste was ik zelf. Ik had altijd wel aan de tafel willen blijven zitten. Het bleef rustig tot ik op tweede paasdag bij Ds. A. van der Meer naar de kerk ging en alles op de zeef kwam. Alles kwam onder verdenking. Alle woorden die op een geveinsde sloegen, waren op mij van toepassing. Ik dacht dat iedereen wel in de gaten zou hebben dat ik een huichelaar was.

Het was niet te begrijpen dat er nog iemand was die mij groette. Toen er iemand vroeg hoe het geweest was met het Av on dmaal, zei ik dat ik niet kon begrijpen dat er nog iemand naar vroeg. We werden later toch wel met hoop vervuld dat het niet buiten de we gwas. We lazen in Justus Vermeer dat we in zulke omstandigheden niet moeten afblijven van het Avondmaal want anders zou de duivel veel terrein winnen. Tocht durfde ik de volgende keer niet aan te gaan. O, de Heere moet er Zelf iedere keer weer aan te pas komen. Zo was er vaak de vrees: is het wel werkelijk Gods werk in mij? Zef. 2 zegt: Doorzoek uzelven nauw, ja doorzoekt nauw, gij volk dat met geen lust bevangen wordt. Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij, terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de da g van de toorn des Heeren over ulieden no g niet komt. Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken; zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen wo rd en in den dag van den toorn des HEEREN. 

Ik zou nog wel kunnen vertellen hoe ik de nabijheid van de Heere ervaren heb in het ziekenhuis. Ik ben drie keer geopereerd aan het hart. De laatste keer na de operatie was ik er zo vol van dat ik zei: is er een Bijbel? Lees dan eens voor van Baruch. Maar er was op de Medium Care afdeling geen Bijbel. Toen mijn zoon kwam, heeft hij een Bijbel uit de auto gehaald. De verpleegster las over Baruch (Jer. 45): ...maar Ik zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaatsen, waar gij zult heentrekken. Ook las ze op verzoek Psalm 103, onder meer: Loof den Heere, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden; Die uw leven verlost van het verderf, Die ukroont met goedertierenheid en barmhartigheden. Na het lezen zei de zuster dat ik voor het slapen dan een gebed moest doen. Met schroom voldeed er daaraan. Ze zei daarna: " Nu hebt uweer gebeden wat ik heb voorgelezen: Loof den Heere, zijn ziel!". Ik kon het niet op. Die dag heb ik hier veel over gesproken. De dokter waarschuwde: Kijk eens naar de bloeddrukmeter: De bloeddruk loopt op. Verder wil ik daar liever niet over spreken. De Heere heeft me wonderlijk doorgeholpen.

2. Uhebt als ouderling ook contact met de jeugd, in dit geval met een aantal bewoners van beschermd wonen van De Schutse. Hoe ervaart uhet catechiseren van deze mensen? Hoe pakt uhet aan om deze mensen te bereiken? Probeert uenkele hoofdzaken van het vragenboekje van Hellenbroek over te dragen of is in deze situatie een andere methode meer geschikt?

Ik doe dit nu 5 a6 jaar. Als ik het niet meer zou kunnen doen, vind ik het toch erg belangrijk dat het voortgezet wordt. Er wordt gecatechiseerd aan twee groepen. In de ene groep het vragenboekje van ds. Ledeboer en in de andere de vragen van Ressler. Het vraagt veel voorbereiding. Steeds weer vraag ik me af: hoe zeg ik het eenvoudig? Ik probeer Bijbelse voorbeelden te gebruiken. Ik zeg erbij dat we nooit dingen moeten proberen te begrijpen die we niet kunnen begrijpen. Denk aan het Beeld Gods. Ik neem een eenvoudig voorbeeld. Er hangt een portret van Willem van Oranje en ik vraag: Wie is dit? Willem van Oranje, zeggen ze dan. Nee, helemaal niet. Dit is zijn beeld, antwoord ik. Zo kun je het proberen enigszins duidelijk te maken. Ook voorbeelden uit de natuur, denk aan de bomen enzovoort, gebruik ik. Als materiaal om voor te bereiden lees ik wel van Ds. Verhoeks "Komt kinderen, hoort naar mij." Maar het is nog te moeilijk voor deze catechisanten: je moet het nog eenvoudiger zeggen. Dan komt het wel over. Ik vertel bijvoorbeeld over de opstand in de hemel. Het is niet te begrijpen dat daar de zonde is begonnen. Bunyan meent dat de duivel in de plaats van Christus wilde staan. Hij is uit de hemel geworpen. Toen ging hij door de slang spreken tot Eva. Ze was niet verbaasd dat een dier sprak. Ze wist ook niet van een duivel af. Maar wel van Gods gebod. Ze heeft niet geluisterd en ook Adam gegeven van de verboden vrucht. En hij at. Hoe vond de Heere Adam en Eva nadat ze het gebod overtreden hadden? Ze vluchtten al bevend. Nadat Adam schuld bekende, is die heerlijke moederbelofte gedaan. Maar dat wist Adam voordien ook niet. Hij kon niet anders denken dan dat het eeuwig verloren was. Wat een wonder! Een wonder is niet te begrijpen maar we moeten het wel geloven en bewonderen. Denk aan de heilige ontvangenis van de Heere Jezus. Dit gaat ons verstand te boven.

3. In onze maatschappij is een zekere verharding (ten opzichte van andersdenkenden enz.) waar te nemen. Dat gaat ook onze gezinnen wellicht niet voorbij. Wat merkt udaarvan en hoe gaat uhier mee om?

Het zijn allemaal mensen met een ziel voor de eeuwigheid. In de tropen heb ik tussen moslims geleefd. Dat heeft nooit verwijdering gegeven. De mensen hadden waardering voor de Nederlanders. Ze wisten wel dat die de welvaart hadden gebracht. We hebben enkele weken met verlof vertoefd in Prapat, in West-Sumatra. Die bevolking bestaat uit protestantse Batakkers. De Duitse zendeling Nomensen heeft daar zijn arbeidsterrein gehad, van 1862 tot 1919. Hij werd wel de apostel der Batakkers genoemd. Hij heeft daar zeker zegen op zijn arbeid gehad. Deze Batakkers waren sterk voor een zelfstandig Indonesië, al waren ze niet voor Soekarno. Ze vochten tegen de Nederlanders, maar op zondag gingen ze naar hun mooie, witte kerkjes. Dan werd er bijna niet geschoten. Hoe moeten wij tegenover de allochtonen in ons land staan? Ze als onze naasten behandelen. Ze moeten zich wel aan de regels en wetten van ons land houden. Als ze dat niet doen, moeten ze wel gestraft worden. Terroristen bijvoorbeeld moeten uit ons land gezet worden.

4. De jongerenavonden worden nog niet zo lang gehouden. Wat is de reden geweest ertoe over te gaan en hoe zijn de ervaringen hiermee?

Ze worden een keer per maand gehouden. Ik heb de eerste lezing over mijn verblijf in Nederlands-lndië in een omgebouwde ruimte van de heer Timmer gehouden. Deze avonden werden toen goed bezocht. Er komen er nu wel minder. Degenen die je wilt bereiken, bereik je vaak niet.

Houdt urekening met het niveau van de luisteraars als ueen preek uitkiest om voor te lezen? Ik probeer daar zeker rekening mee te houden. Er is aandacht als het in een preek gaat over het leven van Gods volk. 

 5. Kunnen oudvaders nog wel gelezen worden als we letten op de moeilijkheidsgraad daarvan?

Zeker wel! Ik lees van ds. Van Lier, Smytegelt enzovoort. Vroeger heb ik wel van Aegidius Francken lijdenspreken gelezen. Soms krijg je wel een reactie als je bijvoorbeeld ds. Van der Groe leest: Dat is toch veel te moeilijk. Toch zijn die preken leerzaam. Ze bevatten waarschuwingen tegen waangeloof.

6. Hebt uverwachting voor de jeugd?

Ja zeker! We moeten wel zeggen dat de dagen van Noach zijn teruggekeerd en zelfs erger dan toen. Die mensen trouwden nog. Nu is er ook homoseksualiteit en samenwonen. De tijden zijn zeer ernstig. Maar de Heere zal aan Zijn verbond blijven gedenken.

7. Ziet uook wel zaken of uitingen bij de jeugd waar ublij mee bent?

Ik krijg ook wel brieven van catechisanten waar ik blij mee ben. Waarin ze vragen: Hoe kan ik nog verlost worden? Adam is van goed kwaad geworden. Kwaad kan nooit goed voortbrengen. De Heere kan geen kwaad gedogen. Echter, de Heere was de duivel al voor. Voordat de mens viel, was er al onderhandeld in de Raad des vredes. Het einde is er nog niet. Juist jonge mensen hebben nog wel eens indrukken van de waarheid. De verharding is eerder onder de ouderen dan de jongeren te vinden.

8. Wat zouden de gezinnen meer of anders kunnen doen teneinde hun kinderen te onderwijzen in de voorzeide leer?

Ze zouden meer aan huisgodsdienst kunnen doen. Het is opvallend dat de woningen van allerlei apparaten en gemakken voorzien zijn, maar een orgel zie je steeds minder. We moesten thuis op zondagavond allemaal een psalmversje opgeven om te zingen bij het orgel. We zien dit steeds minder. Dat is erg, een teken van het verval. Het voorgaan bij de maaltijd wordt ook vaak nagelaten. De man hoort toch priester in zijn gezin te zijn. Niet om vrome mensen te maken die vertrouwen op hun werken, maar omdat het plicht is.  Navragen na afloop van de preek gebeurt ook weinig.

9. Hebt unog een slotopmerking?

Over de angst die ik had voor de wederkomst heb ik iets gezegd. Is het niet opvallend dat je haast niet meer over die wederkomst hoort spreken? Ook niet bij Gods volk? Zou het geen teken zijn dat de wijze maagden met de dwaze maagden in slaap zijn gevallen? Ik heb ook wat verteld over de gang van zaken in de Gereformeerde Kerk. De diensten begonnen met de aanspraak: Geliefde broeders en zusters in onze Heere Jezus Christus. Bij het afleggen van belijdenis beloofde iedereen dat hij aan het Avondmaal zou deelnemen. Dat het jonge geslacht toch het voorrecht mag aanvoelen dat ze niet onder zo'n bedrieglijke leer hoeven op te gaan maar onder de zuivere waarheid. Wat is er veel bedrog in deze tijd en dat onder een schijn van waarheid. De Heere Jezus zegt: Waakt en bidt opdat gij niet in verzoeking komt. Wat Ik zeg dat zeg Ik u allen: Waakt! Zeker in deze tijd nu er zoveel verleidende geesten opkomen. Ook op godsdienstig terrein. Ik denk aan de algemene, onvoorwaardelijke aanbieding van genade; je moet geloven en aannemen, het opdringen van het geloof. De drie stukken moeten gekend worden wil het wel zijn. Dat is voor ons allen noodzakelijk. Tenslotte, ik ben bang dat er in de mens geeindigd wordt. Van alles wat ik gezegd heb, hoop ik dat de Heere de eer mag krijgen. 

Meneer Van Leeuwen, hartelijk dank dat u ons wilde ontvangen en ondanks grote aarzelingen toch een interview wilde toestaan. Op ons verzoek een foto te maken liet hij ons een foto zien uit het boek van Bunyan over de heilige oorlog. Een aan de duivel geketende vrouw (om de hals en armen) en daarnaast een engel die met de ene hand wijst op de vrouw -de gevallen staat van de mens, ons aller beelden de andere hand wijst naar boven, de plaats waar alleen nog door genade redding te zoeken en te vinden is. De foto nemen we hier op.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Criterium | 68 Pagina's

Interview met ouderling H. van Leeuwen

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Criterium | 68 Pagina's