Ergens tijdens zijn theologiestudie hield het op
Religieonderzoeker Peter van Rooden: Duuh, zeggen mijn dochters, tuurlijk is het christendom weg
Vroeger ging hij naar de kerk, tweemaal per zondag, en met graagte. "Ik nam mijn vriendinnetjes mee." Hij wilde zelfs predikant worden, ging daarom theologie studeren in Leiden. "Maar ergens tijdens mijn studie -was het in het tweede jaar, het derde, het vierde?- is het opgehouden. En als je nu vraagt waarom, dan weet ik dat niet. De kerk, het christendom, het zei me allemaal niets meer, denk ik."
Zijn levensverhaal is exemplarisch voor dat van veel Nederlanders, zegt dr. Peter van Rooden (50), verbonden aan de faculteit der maatschappij- en gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, afdeling sociologie en antropologie. "Vraag je aan mensen van, laat ik zeggen, mijn generatie wanneer ze ophielden met bidden of waarom ze de kerk verlieten, dan kunnen ze dat vaak echt niet zeggen. Het ging zomaar, vanzelf."
Het wordt een van de conclusies in zijn boek over de "ineenstorting" van het Nederlandse christendom, dat naar verwachting begin volgend jaar verschijnt. Van Rooden: "It went without saying, om die prachtige Engelse uitdrukking te gebruiken. Het sprak vanzelf, en je sprak er niet over."
Secularisatiethese
Zijn werkkamer bevindt zich in het Spinhuis, aan de Amsterdamse OZ Achterburgwal. Kamer 002B is het, in een achterafhoekje op de begane grond.
Voor in de gang, bij de receptie, liggen wat universiteitsbladen. Het treft: het antropologisch tijdschrift CUL bevat juist een interview met Van Rooden. "Achter in het Spinhuis", zo begint het, "stinkt het ruim tien jaar naar sigarenrook. Een bevlogen theoloog heeft hier een plaats binnen de sociale wetenschappen weten te verwerven. We spreken Peter van Rooden. Voornamelijk bekend van zijn gemopper op de gangbare theorieën over de afname van godsdienst in Nederland."
Het valt deze middag wel wat mee met de rook. Hoewel: drie, vier sigaren steekt de onderzoeker toch zeker op. Maar, zo af en toe beent hij naar het hoge raam, schuift het wat omhoog en frisse lucht stroomt binnen.
Van Rooden staat inmiddels bekend als een hartstochtelijk bestrijder van de zogenoemde secularisatiethese, de stelling dat het "sterven" van het (Nederlandse) christendom het gevolg is van de modernisering van de samenleving. "Ik schop ertegen", zegt hij. "De ineenstorting van het christendom wordt op deze manier bijna iets vanzelfsprekends. "Duuh", zeggen mijn dochters, "tuurlijk is het christendom weg. Godsdienst is toch iets van vroeger?" Ik vind dat niet juist. Het gaat hier om iets heel ergs, iets dat een verklaring behoeft."
Wat is er mis met de secularisatiethese?
"Ik zie twee grote problemen. Het eerste is: Amerika. Het Amerikaanse christendom bloeit, maakt zelfs gebruik van de modernste middelen. En natuurlijk kun je het Amerikaanse christendom niet zomaar vergelijken met het Nederlandse, kun je je soms ook afvragen hoe christelijk het allemaal nog is. Maar toch. Kennelijk bijten godsdienst en moderniteit elkaar niet. Amerika is het grootste struikelblok voor de secularisatiethese.
Het tweede is dit: De these verbindt moderniteit met de achteruitgang van kerk en religie. Maar kijken we naar ons eigen land: vanaf 1870, 1880 wordt Nederland een modern land. Gaat dit gepaard met een achteruitgang van kerk en religie? Integendeel. Tot 1950 gaat de modernisering hand in hand met toenemende kerkelijke betrokkenheid.
Daar komt bij dat mensen nog altijd geloven, soms in de meest baarlijke onzin, new age of zo."
Oral history
Om erachter te komen hoe de vork dan wél in de steel zit, maakt Van Rooden gebruik van een, zeker in Nederland, vrij onbekende onderzoeksmethode: oral history (letterlijk: mondelinge geschiedenis). Een methode waar hij eigenlijk "volstrekt toevallig opkwam", zegt hij. "Ik zit hier bij het onderzoekscentrum Religie en Samenleving, een van de afstudeerrichtingen binnen sociologie en antropologie. In het tweede jaar moeten de studenten oriëntatiemodulen volgen, dus ook een bij ons. Ruim twee jaar geleden besloot de opleidingscommissie dat ze tijdens zo'n module ook een onderzoekje moeten doen. Wij hebben ons daar met hand en tand tegen verzet, zonder succes.
Toen dacht ik ineens aan oral history: laten studenten oudere mensen gaan interviewen over de rol die godsdienst in hun leven heeft gespeeld, of nog speelt. Goed, ik heb ze er iets over verteld, ze wat laten inlezen, en dan stuur je ze weg. Vier personen moesten ze interviewen: een bekende, drie onbekenden."
Wat hij "nooit verwacht" had, gebeurde. "Uit de gesprekken kwam zo veel dat ik dacht: Hier moet ik iets mee gaan doen. Ik had niet gedacht dat oudere mensen tegenover wildvreemden, studenten, zo open zouden zijn over hun levensloop."
In totaal namen de (ongeveer vijftien) studenten in 2004 43 diepte-interviews af. "En op grond daarvan konden we ons een heel aardig beeld vormen van wat het Nederlandse christendom in de jaren vijftig eigenlijk was. Inderdaad: it went without saying. Het was volstrekt vanzelfsprekend dat je naar de kerk ging. Niemand gebruikte godsdienst om over zichzelf na te denken. Mensen geloofden omdat ze naar de kerk gingen; niet andersom. En zomaar, ineens, was het voorbij."
Is dat niet wat al te generaliserend?
"Je kunt je heel gemakkelijk van de onderzoeksresultaten afmaken door te zeggen: het waren maar 43 interviews, er waren te veel rooms-katholieken bij, te veel geïnterviewden woonden in Noord-Holland. En dat is allemaal waar. Maar het is tegelijk waar dat geen van de interviews mijn conclusie tegenspreekt. Bovendien zijn vorig jaar opnieuw interviews gehouden, zo'n tachtig. Ook die heb ik inmiddels bestudeerd, en daaruit komt hetzelfde beeld naar voren."
Een voor de hand liggende tegenwerping, zegt Van Rooden, is ook dat de geïnterviewden "gewoon geen echt geloof hadden." "Maar veel geïnterviewden hebben er wel degelijk iets bij gevoeld, hadden op moeilijke momenten steun aan de Psalmen, noem maar op. Als wetenschapper noem ik dat geloof - en dat geloof verdween langzaam maar zeker."
Dé breuklijn vormen de jaren zestig, stelt de Amsterdamse onderzoeker. "Er kwam een compleet nieuw levensideaal op. De Romantiek brak door bij de gewone mensen. Mensen gingen reflecteren op zichzelf, expressie geven aan hun ik. Al moet je niet denken dat dit ideaal perfect verwezenlijkt werd: al die Nederlanders die hun eigen ik ontdekten, vormen met elkaar nog steeds een kudde.
Maar, hier paste de kerkgang, het christendom van de jaren vijftig gewoon helemaal niet meer bij. Dat zie je in alle levenslopen terugkomen. Mensen dreven weg uit de kerk. En vraag je hun vervolgens vanaf welk moment dat gebeurde, en waarom, dan weten ze dat vaak echt niet meer. Vraag je mij wat die Peter van Rooden van 18 nu leuk vond in de kerk, dan weet ik dat niet meer. Ik heb zeker geen onprettige christelijke jeugd gehad. Maarten 't Hart zegt me niks. Maar in de Peter van Rooden van vroeger herken ik me ook niet meer."
Bij wat veelal de bevindelijk gereformeerden worden genoemd, ligt vanouds, anders dan bij bijvoorbeeld rooms-katholieken, sterk de nadruk op persoonlijke bekering, persoonlijk geloof.
"Eerlijk gezegd weet ik niet zo veel over de bevindelijk gereformeerden. Wel weet ik dat er geen bevolkingsgroep is waarbij zo veel persoonlijke levensverhalen, bekeringsgeschiedenissen, op papier zijn gezet als bij hen.
Duidelijk is dat de storm van de jaren zestig de Rooms-Katholieke Kerk, de Gereformeerde Kerken en delen van de Nederlandse Hervormde Kerk veel zwaarder heeft getroffen dan de bevindelijk gereformeerden. De laatsten slaagden er tóén beter in om zich te isoleren van de omringende wereld.
Maar als ik de discussies op de websites van uw krant en het Nederlands Dagblad lees, dan constateer ik dat het jarenzestiggevoel ook deze kringen is binnengedrongen. De discussies over de Heilige Geest, over het evangelische denken, over hoe ik Jezus ervaar: in mijn ogen gaat het hier om een religieuze vorm van het moderne denken."
Eland
Veel van zijn studenten, valt Van Rooden op, blijken écht niets van het christelijk geloof af te weten. Terwijl hij een nieuwe sigaar opsteekt: "Een student had een aardig interview gehad met een 50-jarige katholiek. De man zou gezegd hebben dat hij vroeger vaak tot de Eland van God bad. Ik zei: Nou, dat zal een grapje geweest zijn, of hij zal iets anders gezegd hebben. Maar een Eland, nee, die bevat zelfs de katholieke hemel niet.
Zo zijn er zo veel dingen. Wat is een catechismus? Wat zijn synodaal-gereformeerden? Wat zijn Psalmen? Ik leg het braaf uit.
Op een gegeven moment steekt een student de vinger op: "Wat is erfzonde?" Ik probeerde het uit te leggen: dat we volgens de gereformeerde leer zondig zijn, geneigd tot alle kwaad. Dan krijg je reacties als: "Je overdrijft zeker?" Nee, het is echt zo. Vraagt iemand: "Mensen kunnen dit toch nooit geloofd hebben?" Toen dacht ik: "Dit is het. Studenten van nu, opgegroeid in een klimaat waarin zelfontplooiing, zelfexpressie hoog aangeschreven staat, kúnnen gewoon niet aanvaarden dat er zoiets is als erfzonde. Maar zeg ik iets lelijks over new age, dan krijg ik te horen dat ik mensen moet nemen zoals ze zijn: als iemand zich daar toch goed bij voelt?"
Lachend: "Ik houd het toch maar bij de leer van de erfzonde. Dat is tenslotte de enige wetenschappelijk vaststelbare christelijke doctrine."
U noemde de ineenstorting van het Nederlandse christendom iets "heel ergs."
"Nou ja, erg, erg Of het erg is wat er gebeurd is, is op geen enkele manier wetenschappelijk te onderbouwen. Je zou een argument kunnen ontwikkelen als: Toen het christendom, toen de zuilen er nog waren, was de samenleving veel stabieler, gezagsgetrouwer. Nu Nederland van God los is, is dat voor een groot deel verdwenen. Er zou een nieuwe Pim Fortuyn kunnen opstaan, en dat zal niet aangenaam zijn. Maar, voorlopig gaat het niet echt slecht met Nederland. We slaan elkaar nog niet dood."
Nederland is van God los. Maakt dat niet somber?
"Mij maakt het niet somber. Somber ben ik alleen over het milieu. Dat gaat volgens mij helemaal mis, en ik zie niet wat daar nog aan te doen is. In dat opzicht denk ik inderdaad dat we aan het einde der tijden leven."
Is een verdere ineenstorting van het Nederlandse christendom te voorkomen?
"Inmiddels heb ik al heel wat lezingen mogen verzorgen. De vraag wordt dan nogal eens gesteld: Wat moeten we, als kerk, doen? Ik zeg dan altijd: Luister vooral niet naar een sociale wetenschapper. Als ik er iets over kan zeggen, is het dit: Ga zo veel mogelijk lokale experimenten doen, met kleine groepjes en zo. Misschien is het de enige manier om het tij te keren. Maar, ik verwacht eerder een nieuwe Fortuyn dan een herleving van de kerk."
Hoe het ook zal gaan, gelooft een christen, de kerk zal blijven bestaan; is het niet in Nederland dan toch daarbuiten. Omdat God Zelf haar in stand houdt.
"Dat is een gedachte die bij mij warme gevoelens oproept. Dit doet me denken aan de beroemde woorden van Willem van Oranje op de vraag of er niet een of andere potentaat was met wie hij een overeenkomst kon sluiten. Zijn antwoord is bekend: "Ik heb een verbond gemaakt met de Potentaat der potentaten." Hij was iemand die tegen de klippen op vasthield aan zijn eigen overtuiging. "Ik geloof één heilige, algemene christelijke kerk" - ja, dat blijf ik toch een mooie gedachte vinden."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 2006
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 2006
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's