Kijken of de herberg op tijd sluit
Burgemeester in Ouwerkerk gebruikt veldwachter om boodschappen te halen
Bromsnor en Flipsen. Met de eerste ligt Swiebertje voortdurend overhoop, Dik Trom maakt het de tweede moeilijk. De veldwachter speelt meer dan een eeuw lang in het dorpsleven een belangrijke rol. Als dienaar van de burgemeester vertegenwoordigt hij het wettig gezag en dat zou hem prestige moeten geven. Toch heeft de veldwachter een bijna onmogelijke baan.
Mannen als Bromsnor en Flipsen dankt Nederland aan Frankrijk. Daar verschijnt de veldwachter of "garde champêtre" in 1791 voor het eerst op het toneel. Als vier jaar later de Fransen het tegenwoordige België en Zeeuws-Vlaanderen bezetten, doet hij zijn intrede in de door de Fransen bezette Nederlandse gemeenten. Pas in 1810, als het Koninkrijk Holland door Frankrijk wordt geannexeerd, worden in vrijwel alle Nederlandse plattelandsgemeenten veldwachters geïnstalleerd.
Ze blijven daar bestaan tot 1943, als de Duitse bezetter de veldwacht onderbrengt bij de marechaussee. Onmiddellijk na de bevrijding wordt de ordehandhaving in de steden toevertrouwd aan de gemeentepolitie, die in de dorpen aan de rijkspolitie. In 1981 fuseren gemeente- en rijkspolitie tot één politiemacht. Al met al dreigt de veldwachter anno 2005 vergeten te worden.
Schamel salaris
Veldwachter zijn is geen saaie baan; zijn takenpakket is zeer uitgebreid. In het uit 1829 vastgestelde reglement voor de provincie Zeeland staat precies opgeschreven wat van een veldwachter, die op voordracht van de burgemeester door de commissaris van de koning(in) wordt benoemd, wordt geëist.
Allereerst moet hij waken voor overtredingen op het platteland, zoals het vernielen van bomen en gewassen. Verder moet hij controleren of de dorpelingen de plaatselijke politieverordeningen wel naleven. Houdt de herbergier zich aan de voorgeschreven sluitingstijden? Gooit niemand rommel op straat? Maken de dorpelingen niet te veel lawaai? Bovendien moet hij optreden tegen lieden die de zondagsrust verstoren, vreemdelingen in de gaten houden, bedelaars oppakken en letten op de stipte naleving van verschillende plaatselijke verordeningen. Van zijn dagelijkse ronden door het dorp moet hij aantekening houden in een speciaal daartoe bestemd zakboekje; van alle overtredingen moet hij proces-verbaal opmaken.
Tegenover de vele plichten staat maar een schamel salaris. Driehonderd gulden krijgt hij jaarlijks uitgereikt en dat is niet meer dan wat een ongeschoolde landarbeider krijgt.
Niet alleen de vele plichten en de geringe verdiensten maken het beroep van gemeenteveldwachter zwaar. Ook de sociale controle die in een kleine dorpsgemeenschap bestaat, is voor de veldwachter een enorme belasting. Een kleine misstap is snel gemaakt en kan grote gevolgen hebben voor de man, die in zekere zin als symbool van het gezag wordt gezien en van wie een voorbeeldige levenswandel wordt verwacht. Altijd zijn er wel dorpelingen te vinden, die bij de burgemeester aan de bel trekken om zich over de veldwachter te beklagen.
Meer dan eens komt de veldwachter in botsing met zijn eigen baas. De Zeeuwse veldwachter P. C. Bonkerk is zo iemand. Vijf jaar lang -van 1843 tot 1848- is hij veldwachter in het Noord-Bevelandse Colijnsplaat, uitgerekend in een tijd dat het land wordt geteisterd door ongekende armoede en de dreiging van een hongeroproer in de lucht hangt. Het gemeent ebestuur van het Zeeuwse dorp is er snel achter dat men niets aan de man heeft. Door zijn weinig ontzagwekkend voorkomen mist hij volgens de burgemeester het vereiste gezag bij de lagere volksklasse. Bovendien is de man laf. De burgemeester spreekt uit eigen ervaring, want toen een aantal behoeftigen van hem op een dag in 1845 op niet mis te verstane toon "uitdeeling van brood eischten", was Bonkerk in geen velden of wegen te bekennen en moest de burgemeester wel toegeven aan de eisen van de oproerkraaiers.
Bijbaantjes
Drie jaar later wordt Bonkerk ontslagen. Pensioen zit er voor hem niet in, omdat hij zich volgens de burgemeester "van den beginne af door zijne luiheid, lafheid en onbekwaamheid heeft gekenmerkt." Bonkerk is misschien een extreem geval, maar beslist niet uitzonderlijk. Zeker in de eerste helft van de negentiende eeuw regent het klachten over veldwachters, die te diep in het glaasje kijken, de kantjes ervan aflopen of bevelen van hun superieuren aan de laars lappen.
Klachten over openbare dronkenschap komen het meest voor. Zo geldt de veldwachter van Waterlandkerkje als "eene onverbeterlijke dronkaard", die zich bij tijd en wijle zo liederlijk gedraagt dat de burgemeester hem meer dan eens achter slot en grendel moest zetten. Zijn collega in het Zuid-Bevelandse 's Heer Abtskerke doet het trouwens niet veel beter. Na een aantal malen wegens openbare dronkenschap en ontucht te zijn geschorst, wordt hij uiteindelijk ontslagen.
Dat zo veel veldwachters niet naar behoren functioneren, heeft met een aantal zaken te maken. Hun takenpakket is zo uitgebreid, dat de meesten niet tegen hun taak zijn opgewassen. Hun verdiensten zijn dermate gering dat vrijwel alle veldwachters gedwongen zijn er bijbanen op na te houden. Een veldwachter die tegelijk postbode, havenmeester, klokkenist en organist is en hiernaast nog allerlei hand- en spandiensten voor de boeren in de omgeving verricht, is zeker niet ongewoon. Niet vreemd dus dat zijn werk als veldwachter hierdoor in het gedrang komt.
De uitgestrektheid van de plattelandsgemeenten maakt het werk er ook al niet gemakkelijker op. Aangezien geen enkele negentiende-eeuwse veldwachter de beschikking over een eigen vervoermiddel heeft, zoals een paard of een fiets, kan niet worden verwacht dat hij in staat is de orde te handhaven in een gebied dat even groot is als een moderne middelgrote stad.
Pas heel laat, aan het begin van de twintigste eeuw, dringt tot de overheid door dat verbeteringen in het ambt van veldwachter nodig zijn om de publieke veiligheid te waarborgen. Zijn salaris wordt fors opgekrikt. Rond 1920 verdienen de meeste veldwachters per jaar zo'n 1200 gulden - het viervoudige van wat ze een halve eeuw eerder kregen. Op de tweede plaats wordt het hun verboden allerlei nevenfuncties te vervullen. Ten slotte wordt ook de opleiding verbeterd. Wordt in de negentiende eeuw slechts geëist dat de man kon lezen en schrijven, een eeuw later ligt de educatieve lat beduidend hoger en moet de veldwachter een politiediploma op zak hebben.
Huisknecht
Is het te betreuren dat de huidige politieagent na 1945 de veldwachter vervangt? Aan de ene kant misschien wel, omdat met zijn verdwijnen een stuk sociale controle wegvalt. Vaak geboren en getogen in het dorp waar hij dient, kent de veldwachter de dorpsbewoners als geen ander. Hierin schuilt echter tevens een gevaar. De dorpsbewoners kennen hem ook en zijn zeker niet te beroerd om zijn reputatie door het slijk te halen, als ze bijvoorbeeld menen ten onrechte op de bon te zijn geslingerd.
Minstens even belastend als de controle van onderop, is het toezicht van bovenaf. De veldwachter staat rechtstreeks onder de burgemeester, die zijn ondergeschikte maar al te vaak als een huisknecht beschouwt aan wie hij allerlei karweitjes kan opdragen. Zo is het in Ouwerkerk (Schouwen-Duiveland) gewoonte dat de veldwachter boodschappen voor de burgemeester doet en dat zijn echtgenote het gemeentehuis schoonmaakt. Ook in andere Zeeuwse gemeenten zijn burgemeesters te vinden die 'hun' veldwachter niet alleen zagen als ordehandhaver, maar misschien nog meer als een persoonlijke knecht van wie ze onvoorwaardelijke trouw verwachten.
Aan deze willekeur komt met de invoering van een professioneel politieapparaat een einde. De persoonlijke controle maakt plaats voor bureaucratische anonimiteit. Of hierdoor het gevoel van veiligheid onder de burgers toeneemt, is natuurlijk de vraag.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 24 oktober 2005
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 24 oktober 2005
Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's