Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraagbaak voor de Nederlandse adel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraagbaak voor de Nederlandse adel

Mr. Otto Schutte: Ze zijn in ieder geval beleefd, hetgeen niet betekent dat dat elders niet meer voorkomt

12 minuten leestijd

Specialist in wapens, kenner van de genealogie van het blauwe bloed, vraagbaak voor de Nederlandse adel. En dat al 35 jaar. Nu is het mooi geweest. Mr. Otto Schutte, secretaris van de Hoge Raad van Adel, verlaat het Hoog College van Staat. Met enige tegenzin, maar de overheid dwingt hem te gaan. "De pensioengerechtigde leeftijd staat in dit land vast op 65 jaar, en daarmee is de zaak uit."

Het zonlicht valt frontaal het statige pand aan de Haagse Jan van Nassaulaan binnen. De gordijnen voor de hoge ramen van de werkkamer van mr . Otto Schutte zijn verwijderd. "Mijn opvolger is erg enthousiast en wilde de vitrages laten wassen", verklaart de vertrekkend secretaris van de Hoge Raad van Adel, met een stem waarin een spoor van wrevel doorklinkt.

Het grijze haar, de scheiding exact in het midden, zit onberispelijk. De grijze snor, in combinatie met een wat afgepaste stijl van spreken, roept associaties op met een ouderwetse officier. Tijdens het gesprek trekt hij bedachtzaam aan zijn pijp, om onverwacht op te staan en naar het belendende vertrek te wandelen. "Ik zeg even iets tegen mijn opvolger."

Als die opvolger, mr. E. J. Wolleswinkel, tot voor kort conservator bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, op gedempte toon wat met een vrouwelijke medewerkster overlegt, verlaat de scheidend secretaris opnieuw zijn zetel, om demonstratief de tussendeuren te sluiten. "Sorry, maar dit vind ik te lastig. Dit gepraat op de achtergrond stoort mij."

In 1968 maakte Schutte zijn entree bij de Hoge Raad van Adel. "Ik had rechten gestudeerd, moest vervolgens in militaire dienst en heb me daarna aangemeld bij de archiefschool. Dat is een cursus van anderhalf jaar en twee examens. Op grond daarvan heb ik een tijdelijke aanstelling op het Algemeen Rijksarchief gekregen. Toen kwam deze functie vacant, omdat mijn voorganger onverwachts overleed. Ik heb gesolliciteerd en de baan gekregen."

Voor de doorsnee burger is de Hoge Raad van Adel niet direct een orgaan dat het hart sneller doet kloppen. Het instituut houdt zich behalve met adelszaken bezig met vlaggen en met wapens van publiekrechtelijke lichamen, zoals gemeenten en waterschappen. Dit ten dienste van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarnaast adviseert de raad het ministerie van Defensie over emblemen voor de verschillende krijgsmachtonderdelen, en het ministerie van Justitie inzake veranderingen van adellijke namen.

Voor de praktische uitvoering van de werkzaamheden kan het vijfhoofdige college, dat wordt voorgezeten door een edelman, terugvallen op de secretaris. Die heeft op zijn beurt twee medewerkers ter beschikking.

Met de adel had Schutte bij zijn aantreden niets. "Wel had ik genealogische en heraldische belangstelling. Op dat terrein is de adel het best gedocumenteerd, in die zin was er een zekere affiniteit." De belangstelling voor genealogie nam in de achterliggende decennia een enorme vlucht. Door de niet aflatende stroom van gemeentelijke herindelingen bleef er ook in de heraldiek werk aan de winkel. "Sinds 1968 zijn meer dan 350 nieuwe wapens tot stand gekomen. Fuserende gemeenten kunnen met elkaar te rade gaan, er zijn provinciale commissies die zich met het ontwerp bemoeien, en daarnaast wordt de Hoge Raad van Adel meer dan eens geraadpleegd. Je kijkt dan eerst naar de wapens van de verdwijnende gemeenten. Die taxeer je op ouderdom en voorstelling. Vervolgens is de vraag welk karakter de nieuwe gemeente krijgt. Aan de stad Zaltbommel is een groot landelijk gebied toegevoegd. Dan moet je op basis van zaken als grondoppervlak en inwonertal gaan afwegen waarop het zwaartepunt ligt. Het zal niet zo zijn dat alle gemeenten een stukje van hun oude wapen in het nieuwe wapen terugvinden. Dan krijg je een te verbrokkeld geheel."

Niet alleen de interesse voor genealogie en heraldiek nam toe, ook de Nederlandse edelen mogen zich weer in positieve belangstelling verheugen. "Dat was bij mijn aantreden anders. Ik werd secretaris in de jaren zestig, de tijd van de studentenoproeren. Alles moest gelijkgeschakeld worden. Dat is niet direct een tijdsgewricht waarin een instituut als de adel grote populariteit heeft."

Of iemand werkelijk blauw bloed bezit, kan worden bepaald aan de hand van het filiatieregister van de Hoge Raad van Adel. "Soms hebben mensen hun bewijs van inschrijving nodig, bijvoorbeeld om lid te kunnen worden van de Johannieters, de Maltezers of de ridderschap van een van de provincies." Slechts een deel van de Nederlandse adel heeft zich bij een adellijke organisatie aangesloten. "Er is geen groot gemeenschappelijk forum. Ik heb in de loop der jaren heel wat adellijke personen leren kennen, maar het ging daarbij altijd om individuele contacten."

Het meest intensieve contact had Schutte met hen die tijdens zijn loopbaan in de Nederlandse adel werden opgenomen. In totaal ging het om zeventig personen, behorend tot 24 families. "Er zijn drie mogelijkheden waardoor je tot de adel kunt gaan behoren", doceert de jurist. "In de eerste plaats erkenning. Dat betekent dat je uit een adellijke familie stamt en daar nu door de kroon bevestiging van krijgt. In de tweede plaats is er de inlijving van mensen van buitenlandse adel, die verzoeken de parallelle titel te mogen voeren. De derde mogelijkheid is verheffing. Je bent burger en je wordt van adel."

Met de erkenning is het vrijwel gebeurd. "Alle families die ervoor in aanmerking kwamen, hebben erkenning gekregen." Met verheffing is het ook zo goed als gedaan. "Het enige waar we nog geregeld mee te maken hebben, is inlijving. Het is aan de requestrant om het bewijs van zijn adellijke afstamming te leveren, maar de controle ervan berustte in eerste instantie bij mij. Het vervelendste element in dit werk zijn de beroepszaken van mensen wier verzoek door de minister is afgewezen. In één geval heeft de requestrant gewonnen, in alle andere gevallen zijn ze opnieuw in het ongelijk gesteld. Die procedures kosten heel veel tijd, die uiteindelijk niets oplevert."

Door de aanpassing van de Grondwet in 1848 verdween de bepaling dat "de koning verheft in de adelstand." Met de afschaffing van het standenkiesrecht had ook de adelstand afgedaan. Sinds 1848 behoren de edelen tot de burger(lijke) stand, al worden hun persoonsgegevens door de Hoge Raad van Adel nog steeds in een register bijgehouden. De nieuwe formulering luidde: "De koning verleent adeldom." In 1983 sneuvelde ook die bepaling. Als uitvloeisel daarvan kwam in 1994 de Wet op de adeldom tot stand.

"Verheffen doen we niet meer, met uitzondering van leden van het Koninklij k Huis. Erkenning kan op de oude voet voortgaan, al speelt dat in de praktijk niet. Inlijving is nu alleen mogelijk voor hen die afkomstig zijn uit een land dat nog werkelijk adel kent. Daarmee zijn landen als Duitsland, Frankrijk, Italië en Oostenrijk afgevallen. Daar worden nog wel adellijke titels gevoerd, maar bestaat de adel niet meer als erkend instituut."

Persoonlijk betreurt Schutte het dat verdienstelijke burgers niet meer tot de adel kunnen toetreden. Tegelijk beseft hij dat de historie zich niet laat terugdraaien. "Sinds 1848 zijn er hier maar weinig verheffingen geweest. Het wordt steeds moeilijker om een inhaalslag te maken. In België hebben we het omgekeerde gezien. Daar zijn ze juist op grote schaal mensen in de adelstand gaan verheffen, tot op de huidige dag. De zuiderburen kijken tegen dit soort zaken wat anders aan dan de wat nuchtere Nederlanders. Ook de positie van de vorst heeft waarschijnlijk een rol gespeeld. Vanaf koning Willem III was de belangstelling voor adelszaken bi nnen het Nederlandse koningshuis bepaald niet groot.

Naarmate de tijd verstrijkt, wordt het bovendien steeds lastiger om te bepalen welke familie met kop en schouders boven het omringende volk uitsteekt. Veertig jaar geleden had je bepaalde families nog kunnen adelen op grond van hun verdiensten voor de industrie, maar op dit moment zit er nauwelijks meer een lid van de familie Philips in Philips en hebben alle Van Heeks de Twentse textielindustrie verlaten."

De omvang van de Nederlandse adel is volgens Schutte onbekend. "Een deel woont in het buitenland, een aantal personen heeft zelfs een buitenlandse nationaliteit gekregen, maar daarmee verlies je de Nederlandse adeldom niet. We schatten het totale aantal op zo'n 11.000 mensen. Ook Nederland's Adelsboek, een uitgave van het Centraal Bureau voor Genealogie, kan het exacte aantal niet geven. Het bijwerken van het hele alfabet duurt jaren. Als ze aan de Z toe zijn, is de A alweer verouderd."

Het feit dat vrouwen hun adellijke titel niet kunnen doorgeven, leverde rond het vaststellen van de nieuwe Wet op de adeldom de nodige discussie op. Moest het patriarchaat niet worden aangevuld met het matriarchaat? "Je kunt twisten over de gelijkberechtiging van man en vrouw", stelt Schutte vast, "maar het standpunt van de regering is in 1994 geweest: We moeten niet doen of we iets nieuws gaan organiseren. Er zijn ook geen stemmen opgegaan in de zin van: Schaf de boel maar af. Zelfs een relatief linkse partij als de PvdA beschouwt de adel als een historisch gegeven. Alleen partijen als GroenLinks vinden dit natuurlijk niet echt nodig. Nou goed, dat mag."

Verheffen is afgelopen, ontheffen is nog wel mogelijk?

"Royement, noem je dat. In de eerste helft van de 19e eeuw is dat nog wel voorgekomen. Uit de vorige eeuw is één geval bekend. De overheid staat er niet om te trappelen. Als de kinderen van iemand die om royement heeft verzocht en dat ook heeft verkregen de adellijke titel weer aanvragen, krijg je een lastige situatie. Bovendien hoeft iemand van adel die daar geen prijs op stelt in het maatschappelijk verkeer helemaal geen gebruik te maken van de titel of het predikaat. Je hoeft die niet in het telefoonboek of op de voordeur te zetten."

In hoeverre fungeerde u voor de Nederlandse adel als vraagbaak?

"Voorzover het zaken betrof die onder de Raad vallen. Als daarover informatie werd gevraagd, verstrekte ik die. We hebben hier een uitgebreide bibliotheek, dat trekt ook mensen aan. In de achterliggende 35 jaar zijn meerdere familiegeschiedenissen geschreven, ook sociologische artikelen over het merkwaardige fenomeen dat het de adel nog steeds lukt om sociale posities te bekleden die boven het gemiddelde liggen. Over de meest uiteenlopende zaken heb ik mensen, al dan niet van adel, te woord te staan."

Wat zijn vandaag de bekendste adellijke families?

"Dat weet ik niet."

Dat weet u ongetwijfeld!

"Nou ja, het is zo moeilijk te zeggen. Van Tuyll van Serooskerken, van Lynden, van Limburg Stirum en Schimmelpenninck van der Oije zijn bekende families, maar zo kun je er nog tientallen noemen. Ik maak liever geen keus."

Hoe staan de Nederlandse edelen er momenteel voor?

"Als je het adelsboek bekijkt, kun je vaststellen dat ze hun sociale positie in het algemeen redelijk weten te handhaven, zij het dat ze niet meer zo opvallend aanwezig zijn als vroeger. Het merendeel werkt tegenwoordig en heeft dat inkomen ook hard nodig."

Vroeger was de adel sterk vertegenwoordigd in het openbaar bestuur. "Er is een tijd geweest dat vrijwel alle commissarissen van de Koningin van adel waren. Officier was ook een typisch adellijk beroep. Dat is voorbij. Vandaag is een beroepsofficier een technicus. Bankiers kwam je vroeger onder de adel nauwelijks tegen. Dat is nu wel het geval. Ook in de industrie is de adel behoorlijk vertegenwoordigd. Sla de lijsten van commissarissen en leden van de raad van bestuur van multinationals er maar op na, daar zitten relatief veel adellijke mensen bij. Hetzelfde geldt voor de rechterlijke macht."

Wat betekent de adellijke titel voor de huidige generatie?

"De Nederlandse adelsvereniging hield zich vroeger erg op de achtergrond. Nu zit er wat meer leven in. Er is zelfs een internationale adelsclub ontstaan. Dat bewijst dat men het aardig vindt om elkaar te ontmoeten en met elkaars problemen geconfronteerd te worden.

In Nederland is een afsplitsing voor jongeren ontstaan. Dat duidt erop dat ook de jonge generatie waarde hecht aan de adeldom. De vereniging richt zich vooral op het versterken van de sociale contacten. Daar is niets mis mee, lijkt me. Deze groep doet dat rond het thema "adel", een andere groep in de samenleving rond het thema "gereformeerd", een volgende groep rond het thema "langer dan twee meter tien". Die keuzemogelijkheid vloeit voort uit de vrijheid van vereniging en vergadering die we in Nederland hebben.

Binnen de katholieke adellijke families in Nederland is de band altijd sterker geweest dan onder de protestantse families. Het aantal rooms-katholieke families is ook niet zo heel groot. Van Voorst tot Voorst en Van Hövell tot Westerflier zijn de bekendste. In het verleden was de rooms-katholieke overtuiging in maatschappelijk opzicht geen pré. Dat heeft deze families naar elkaar gedreven. Er werd veel onderling gehuwd. Dat zie je zelfs nu nog."

Bent u het instituut adel door uw werk anders gaan beoordelen?

"Dat kan ik niet zeggen. Het woord instituut suggereert gemeenschappelijkheid, maar naast het mogen voeren van een adellijke titel of predikaat er is weinig wat de adel bindt. Dezelfde verscheidenheid die je in het geheel van de samenleving vindt, tref je ook onder de adel aan. Wel kun je zeggen dat de telgen uit adellijke families in het algemeen wat meer regels op het gebied van stijl en wellevendheid hebben meegekregen."

Het zijn plezierige mensen om mee om te gaan?

"Ze zijn in ieder geval beleefd. Hetgeen niet betekent dat dat elders niet meer voorkomt."

Had u aan de edelmannen die in uw tijdperk leiding gaven aan de Hoge Raad van Adel goede werkgevers?

"Het waren heel verschillende mensen. Het vereist een zekere behendigheid om daarmee om te gaan. Jonkheer van Valkenburg was een assuradeur, met veel belangstelling voor genealogie. De tweede onder wie ik heb gewerkt, baron de Vos van Steenwijk, was vice-admiraal. Dat is een ander type mens. Daarna kreeg je baron Van Lynden. Die legde sterke nadruk op de morele verplichtingen die de adel met zich meebrengt. Van Valkenburg, die pas kort voor de Tweede Wereldoorlog is geadeld, had je over dat onderwerp niet moeten doorzagen. Momenteel geeft baron Schimmelpenninck van der Oije leiding aan het college. Met allen kon ik goed door één deur, laat ik het zo maar zeggen."

U neemt met enige weemoed afscheid van dit pand?

"Zeker, maar het is nu eenmaal zo. De pensioengerechtigde leeftijd staat in dit land vast op 65 jaar en daarmee is de zaak uit. Ik zag het aankomen."

Had u zelf graag van adel willen zijn?

"De kans dat ik het zal worden is nihil, dus waarom zou ik die vraag beantwoorden? Was ik het geweest, dan zou ik het, neem ik aan, aardig hebben gevonden. Nu ik het niet ben, is het ook best."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 2003

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Vraagbaak voor de Nederlandse adel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 2003

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's