Een vaardig en beroemd leermeester
David Knibbe gold als een van de kundigste predikers van zijn tijd
Op zondag 8 november 1701 preekte David Knibbe in de Marekerk te Leiden, dezelfde kerk waarin in 1819 ds. N. Schotsman tweemaal zou preken ter herdenking van de Dordtse synode van 1618-1619. De tekstkeuze voor de preek van ds. Knibbe was achteraf bezien opmerkelijk, Romeinen 5:14: "Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen Die komen zou." Tijdens de middagdienst werd hij getroffen door een beroerte, waaraan hij nog dezelfde avond overleed. De levensgeschiedenis van ds. David Knibbe biedt voldoende aanknopingspunten om hem na 300 jaar te gedenken.
Knibbe was niet alleen een krachtig en zelfs beroemd prediker, maar ook iemand die terecht naam gemaakt heeft door zijn onderricht in de predikkunde, de homiletiek.
Van geboorte was David Knibbe een Zeeuw. Hij werd op 13 juli 1639 geboren in de Zeeuwse hoofdstad, Middelburg. De namen van zijn ouders waren David Knibbe en Petronella Radermacher. Waarschijnlijk kwam David Knibbe sr. uit Vlaanderen en was de familie al eerder om des geloofs wil naar ons land uitgeweken.
De Knibbes waren welgestelde kooplieden, en evenals zo veel andere Vlamingen en later de hugenoten hebben ze veel betekend voor de economie van ons land. Die was toen in volle opbloei. Ons land wekte op allerlei gebied de verbazing, maar ook de afgunst van de mogendheden op. Handel, wetenschap en kunst maakten een verbazingwekkende bloei door. Op de verste oceanen wapperde onze driekleur. En in die tijd was het in de Spaanse Nederlanden, Vlaanderen en Wallonië, een en al stilstand en achteruitgang wat de klok sloeg.
Leiden
Over de jonge jaren van David Knibbe weten we nauwelijks iets. Wel weten we dat hij aan een van onze hogescholen theologie heeft gestudeerd. Welke hogeschool dat was is niet met zekerheid bekend: Leiden, Utrecht, of Groningen? We vermoeden dat het Leiden was, want zijn vrouw, Magdalene Vergenst, kwam uit een aanzienlijk en rijk Leids geslacht. Wellicht wijst dat erop dat Knibbe te Leiden heeft gestudeerd en in die studiejaren ook zijn vrouw leerde kennen.
De eerste gemeente van ds. Knibbe was Barsingerhorn, een dorp bij Schagen in West-Friesland. Daar werd hij in 1663 als kandidaat bevestigd. Die gemeente was in 1574 geïnstitueerd en Knibbe was er de achtste predikant. In 1667 leidde de weg naar Purmerend, waar hij maar een jaar gearbeid heeft, want op 28 juli 1667 werd hij bevestigd als predikant te Leiden. Daar was toen vanwege de toename van de bevolking een elfde predikantsplaats ingesteld, die door ds. Knibbe werd vervuld.
In Leiden heeft Knibbe 33 jaar gewerkt, tot aan zijn dood, met de volle inzet van zijn vele krachten en gaven. In de academiestad kwamen die gaven ook volledig tot hun recht. En hoewel hij nooit geroepen is tot het hoogleraarsambt, heeft hij door zijn weldoorwrochte preken en zijn geschriften toch veel invloed uitgeoefend op de theologische studenten, die dikwijls en graag onder zijn gehoor zaten.
Ambassadeur
David Knibbe gold als een van de kundigste predikers, zowel naar de vorm als naar de inhoud. Volgens een van zijn levensbeschrijvers was ook zijn uiterlijke optreden daarmee geheel in overeenstemming. Dat is een zaak waaraan heden ten dage wellicht niet door alle predikers voldoende aandacht wordt besteed. Een prediker zal zich zorgvuldig moeten wachten voor alle gemaaktheid en vertoon van hoogmoed. Door de rechte prediker wordt beseft dat hij op de kansel staat als "de mond Gods tot de gemeente."
Het besef "Gods mond" te zijn, moet leiden tot een zeer hoge opvatting van het preken, zelfs tot een zekere deftigheid in het optreden. Bekend is bijvoorbeeld van iemand als Smytegelt, die toch heel gemoedelijk preekte en in de trant van de kerkvader Augustinus als het ware doorlopend met zijn gemeente in gesprek was, dat er toch een bepaalde deftigheid van hem uitging. Dat hoeft elkaar niet uit te sluiten: gemoedelijkheid en deftigheid. Een prediker is gezant, ambassadeur van de Koning der koningen. Dat stelt eisen aan zijn optreden.
Homiletiek
Misschien zijn er die bezwaar aantekenen tegen homiletiek of predikkunde. Want, denkt men, is preken eigenlijk wel iets dat te leren valt? En zeker is het echte preken volslagen onmogelijk als niet de vreze des Heeren het hart van de prediker bezet, en als de Heilige Geest niet bekwaammaakt. Een bekend en geliefd prediker, wijlen ds. J. Fraanje te Barneveld, heeft het ronduit gezegd: Preken is niet te leren!
Een ander ging nog veel verder: "Ik studeer niet, ik bereid niets voor, maar aan de voet van de kansel bied ik me als een ledig vat aan de Heere aan, biddend om Zijn vervulling." In zulke uitspraken ligt een waarheid die nooit veronachtzaamd mag worden, namelijk die, dat zelfs de beste voorbereiding zonder de doorstraling door de Heilige Geest nog geen goede preek oplevert. Toch menen we dat een goede voorbereiding onder normale omstandigheden noodzakelijk is en behoort tot de heilige plicht van de prediker.
Wat Paulus schrijft over het bidden: "Ik zal met de Geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden", mogen we ook betrekken op het preken. In die trant heeft ook wijlen ds. I. Kievit geschreven. In de toen nog jonge Gereformeerde Gemeenten wees wijlen ds. W. den Hengst terecht op het gevaar van het "onmiddellijkheidsdrijven." Daarmee bedoelde hij een geringschatting van de middelen van Gods gewone weg in het bekwaammaken van Zijn knechten. God kan onmiddellijk werken, dus zonder gebruik te maken van middelen. Maar doorgaans werkt God middellijk, zowel in de natuur als in de genade.
Onze gereformeerde vaderen, die zo veel zegen hebben ontvangen op hun werk, de grote Schotten en de Engelse puriteinen, het waren bijna zonder uitzondering mannen van studie en ontwikkeling, mensen met een geheiligd verstand. Een prediker moet niet alleen iets te zeggen hebben, een boodschap hebben die hij brengen moet van Godswege, maar hij moet het ook weten te zeggen, zó dat de hoorders hem begrijpen.
Coccejanen
Ds. David Knibbe keerde zich tegen het woord-voor-woord verklaren van de tekst, waarbij men soms de aandacht voor de samenhang, voor de betekenis van de gehele tekst, uit het oog verloor. Dat gebeurde nogal eens bij de coccejanen. Wanneer men op die manier doorvloeide, raakte soms de centrale boodschap van het schriftwoord op de achtergrond en werd het meer een tentoonstellen van geleerdheid dan het "Zo spreekt de Heere!" Dikwijls was dat ook voor de hoorders erg vermoeiend. Met name de tussenzang was bedoeld tot, zoals het bij het opgeven ook werd gezegd, "verlevendiging der aandacht."
Knibbe was van mening dat de preek moet leiden tot kennis van de waarheid die naar de godzaligheid is, uiteraard onder inwachting van Gods onmisbare zegen. Hij verzette zich tegen een manier van preken die de verklaring grotendeels achterwege liet, en snel, te snel, overging tot de lering, de toepassing. Vanouds heeft het in heel de christelijke kerk vastgestaan dat een goede preek moet bestaan uit uitleg (explicatio) en toepassing (applicatio). De toepassing moet vanzelfsprekend opkomen uit de uitleg.
Catechismus
Het was ook Knibbe die, waarschijnlijk als eerste, bij het preken over de 52 zondagsafdelingen van de Heidelbergse Catechismus een of meer teksten uit de Bijbel daaraan ten grondslag legde. Ook de catechismusprediking diende naar zijn overtuiging ten volle woordbediening te zijn, waarbij Gods Woord niet op de achtergrond wordt geplaatst maar juist nader verklaard wordt, aan de hand van dit heerlijke belijdenisgeschrift.
Ds. Knibbe heeft zelf ook een catechismusverklaring geschreven: een uitnemend werk, dat het eeuwenlang heeft uitgehouden. Het vragenboekje van ds. Jacobus Borstius werd door Knibbe opnieuw uitgegeven. Prof. T. Hoekstra, de schrijver van de "Gereformeerde Homiletiek", heeft veel materiaal dat we bij Knibbe vinden, in zijn standaardwerk gebruikt. Bekend is dat ook ds. G. H. Kersten zeer gesteld was op het handboek van prof. Hoekstra.
De prediking is de hoofdtaak van de kerk, haar door de Heere Zelf opgedragen. Het ware daarom te wensen dat de prediking naar haar vorm en inhoud een vast agendapunt zou zijn op de vergaderingen van de kerkenraden. Dan zou wellicht allerlei 'kleingoed' daarvoor plaats moeten maken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2001
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2001
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's