Islam is fel gekant tegen zending
Indonesiër beschuldigt Nederlandse zendelingen in Egyptische islamitische krant
„Christenen geven vooral hulp aan arme moslims. Ze maken het juist voor hen aantrekkelijk zich te bekeren. Daarnaast bevorderen christelijke zendelingen een vrijheid die aan geen grenzen is gebonden”. Dat zegt de Indonesiër Fouad Fakri el-Din over de Nederlandse zending in zijn land. Hij uit zijn beschuldiging in een interview met de islamitische krant “el-Shaab” in Egypte.
Drs. G. Boone, een historicus die zich heeft gespecialiseerd in de Nederlandse zending in Indonesië tot 1948, vindt het beeld van Fouad Fakri el-Din eenzijdig. Hij schreef aan “el-Shaab” daarom een commentaar.
Fouad Fakri el-Din heeft veel contacten in verschillende Arabische landen. In 1945 kreeg hij zijn kandidaatsbul aan de Azhar-universiteit in Egypte.
Fouad Fakri el-Din was diplomaat, doceerde aan verschillende universiteiten in Indonesië en enkele Arabische landen en schreef een paar boeken over de islam.
Hij beweert dat tijdens de islamisatie van Indonesië „geen geweld is gebruikt en geen druppel bloed is gevloeid”. Vandaag is 85 procent van de 180 miljoen tellende bevolking van Indonesië moslim.
Verhinderd
El-Din verwijt de Nederlandse koloniale autoriteiten de verbreiding van de islam in Indonesië te hebben verhinderd. „De Nederlandse bezetting heeft de verbreiding van de Arabische taal, de taal van de koran, die alle moslims verbindt, in de weg gestaan. De Nederlanders verboden verder studenten naar het Midden-Oosten en vooral naar de Azhar-universiteit in Cairo te gaan. Daar bloeide het verzet tegen koloniale mogendheden. Nederland eiste van Indische stadenten een loyaliteitsverklaring. Degenen die niet tekenden, kregen geen beurs meer. De Egyptische regering heeft toen de financiering van de beurzen van getroffen studenten overgenomen”, stelt de Indonesische wetenschapper.
Drs. Boone vindt echter dat El-Din ten onrechte geen onderscheid maakt tassen de politiek van de koloniale overheid en de zendingsorganisaties. „De Nederlandse regering wilde neutraal blijven in religieuze zaken. De zending werd niet bevorderd en werd alleen toegelaten als er geen politiek nadeel te verwachten was. Als zendingswerk onrust opleverde, werd het verboden. Wel was de overheid bereid na 1900 de bestaande inheemse christengemeenten te steunen en hun predikanten te betalen”.
De historicus vindt ook dat El-Din de verkeerde indruk wekt dat de beurzen werden stopgezet omdat de koloniale overheid anti-islamitisch zou zijn. „De Nederlandse overheid vreesde dat met een stadie aan de Azhar de antikoloniale houding van de studenten werd gesteund. De koloniale autoriteiten vonden het geen probleem om islamitisch onderricht te steunen maar de financiering van politiek verzet ging hen te ver. Fouad Fakri el-Din heeft gelijk dat deze maatregel religieuze gevolgen had. Maar hij presenteert het ten onrechte als het hoofdmotief’, aldus drs. Boone.
Negatief
El-Din is erg negatief over de christelijke zending in Indonesië, die volgens hem over zeer veel geldt beschikt. „De wortels van de zending in Indonesië liggen in Nederland. Dat land heeft scholen gesticht om de groei van het aantal christenen in Indonesië te bevor deren. De christelijke zending heeft haar best gedaan om in de wereld van de islam in te breken. Ze proberen vooral degenen met oppervlakkige ideeën van de islam te bekeren. Dat doen ze door bijvoorbeeld hulp aan arme moslims te geven, die ze daarmee verleiden om de islam te verlaten. Zendelingen gebruiken hun geld ook om invloed te krijgen”, meent de islamitische Indonesiër. Hij onderbouwt zijn beschuldigingen overigens niet.
Het verhaal van deze moslim is overigens wel illustratief. Islamieten verdenken christelijke organisaties er vaak van dat ze onder de dekmantal van de hulpverlening zending bedrijven. De westerse aandacht voor overbevolking zien ze alleen maar als een middel om de groei van de islam tegen te houden.
Uit het artikel van “el-Shaab” blijkt een sterke antipathie tegen christelijke zending. Zending is in islamitische landen verboden. Het behoort tot de taak van de overheid in deze landen om de islam tegen de zending van christenen of anderen te beschermen. Individuele moslims zullen niet nalaten hun overheden daarop steeds weer te wijzen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1996
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1996
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's