„De preek waarin Christus ontbreekt is niet meer dan een vroom praatje"
Ds. W. Verhoeks: „Hij zal nog een keer met Zijn volk gaan pronken''
Preken is primair; dat gaat voor allerlei nevenfuncties. Daarom verdienen preken alle aandacht, ook in de voorbereiding, „Jazeker, de Heere werkt middellijk, en onder biddend opzien hebben wij te doen wat onze hand vindt om te doen". Voorbereiding is nodig, studie onmisbaar. „Ik zeg altijd maar: Het is niet met een vroom praatje goed te maken. Vooral catechismuspreken vragen studie, want die zijn ter onderrichting in de leer der waarheid. En al studerend krijg je er weer aardigheid in om de grondstukken na te speuren. Je hoeft niet aan de oppervlakte te blijven omdat het 'maar' dogmatiek is. Dan ga je juist de geestelijke zin daaruit putten.
„Nee, je kunt niet onvoorbereid de preekstoel op. Het hoeft ook niet. We hebben een schat aan oudvaders. Mensen met verstand begiftigd, doorkneed in de waarheid. Daar mogen wij gebruik van maken. We mogen niet zeggen: Ik zal wel zien.
De studie aan de Theologische School beschouw ik als een voorrecht, al gaat het op eenvoudige wijze. Hadden we maar meer onderwijs gehad. Anderzijds kun je natuurlijk niet de preekstoel op alleen met wat je hebt bestudeerd. De bediening van die dierbare Heilige Geest is ons nodig. Nee, op papier heb ik mijn preek nooit. Hooguit een thema en drie punten; zelden meer dan een klein kaartje. En als het dan een beetje loopt, dan zie je dat ding niet eens liggen".
De prediking behoort schriftuurlijk-bevindelijk te zijn. „Eerst moet de schriftuurlijke zin van een tekst worden verklaard, maar dan moet dat ook gelijk overgezet worden naar het geestelijke. Ruim spreekt Jesaja bij voorbeeld over de verlossing van het volk uit Babel. Dat mag je dan overzetten: hoe wij van nature in het Babel der zonde liggen en dat er ook een verlossing noodzakelijk is door die dierbare Geest en dat werk van die grote Hogepriester.
Allegorie? Of je er helemaal aan ontkomt weet ik niet, maar ik ben er niet zo voor. Je kunt zo gemakkelijk in teksten leggen wat er eigenlijk niet in hoort".
Als u de kansel beklimt, zult u in de prediking separeren. Er is, zoals u zegt, kaf en koren onder de toehoorders. Wat heeft u die beide groepen te zeggen?
„Je hebt in elke preek altijd de dood in de eerste Adam en het leven in de tweede Adam te brengen. Je gaat de bevindelijke gangen verklaren en als er dan onder mogen zijn die daar kennis aan hebben, zou daaruit nog een weinigje onderwijs, bemoediging, vertroosting, lering kunnen opkomen.
Maar je weet vanzelf ook dat er mensen onder zijn die dat missen. Hun ga je voorstellen dat er voor de grootste der zondaren nog verzoening te vinden is in dat bloed van Christus. En dat geen zondaar te oud of te stout is, of hij kan nog genade krijgen. Nooit zal iemand kunnen zeggen, als hij onbekeerd sterft, dat hij niet behouden kon worden omdat er geen Middelaar was".
Dus het werk van de Middelaar was ruim voldoende. Daaraan is geen beperking?
„Dat werk van de Middelaar was toereikend voor de zonde van heel de wereld. Maar Hij heeft Zijn bloed niet voor heel de wereld gestort; alleen voor Zijn uitverkoren volk. Maar het is toereikend, jazeker. Als er maar één zalig moest worden, kon Christus niet minder lijden. Maar als heel de wereld zalig zou worden, hoefde hij niet méér te lijden.
Want het was een voldoening aan het goddelijk recht. Maar de vrucht daarvan is voor de uitverkoren Kerk".
„Inderdaad, niemand kan zich beroepen op de verkiezing. Je mag niet zeggen: Als ik niet uitverkoren ben, kom ik er toch nooit. Dat is gewoon een gezegde uit vijandschap. De uitverkiezing is ter bewondering. Als er geen uitverkiezing was, zou er nooit eentje tot de zaligheid komen".
Ervaart u ook vrucht op de prediking?
„Ik ben daarin voorzichtig. Toch mag ik zeggen enige vrucht te zien. Hetgeen bedekt lag, is bij sommigen meer openbaar gekomen. Ik merk ook bij sommige jonge mensen dat ze verontrust zijn over hun staat der eeuwigheid. Ik zie ritselingen van het nieuwe leven en ook het doorbrekende werk ontbreekt niet helemaal.
Meer merk je overigens dat er onderhoudend werk is: dat de Heere Zijn werk in de harten van een bekommerde ziel onderhoudt, dat ze wel eens onderwijs op mogen doen, wel eens zoet vertroost mogen worden, wel eens wat lering mogen krijgen door de prediking. En dat is niet gering te achten. Maar dat echte doorbrekende werk, om nu eens wat meer opwas te mogen krijgen in Christus, daar hoor je zo weinig van".
Hoe centraal staat Christus in uw prediking?
„Helemaal centraal. Een preek waarin Christus ontbreekt is geen preek, dat is een vroom praatje; dat zeg ik vaak genoeg. En het is mijn innige begeerte om die Naam groot te mogen maken. Maar dan ga je niet alleen de Christus, maar ook enigszins de christen verklaren. Maar Christus staat boven alles".
Er is wel gezegd dat binnen de gereformeerde gezindte een verwereldlijking plaatsvindt, maar anderzijds een verwettelijking. Bent u het daarmee eens?
„Verwereldlijking, ja, daar kan ik inkomen. En dat trekt overal door, dat ervaren wij ook. We moeten gedurig waarschuwen: kortgeknipte haren..., nou ja, alles wat de uitleving betreft. In het openbaar, maar ook in de gezinnen gaat het vaak werelds toe. Een verjaardag bij voorbeeld, daar maken ze onderhand een bruiloft van. En de opsmuk in huis. Het ingetogen leven raakt meer weg. Maar dan ook het leven met de Heere, want dat kan nooit samengaan met een werelds leven.
Daarbij merk ik dat we het tegenwoordig allemaal zo weten. We proberen meer inspraak te krijgen en zouden zelfs een kerkeraad overvleugelen, bij wijze van spreken. Een hoop wijsheid en noem maar op. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling, waarbij de kerke Gods overheerst gaat worden. De wijzen gaan zwijgen in de poorten".
Komt dat alleen door de verwereldlijking binnen de kerken?
„Laten we het maar heel kort samenvatten: Alles is van de plek. Er gaat ook van de kerke Gods niks meer uit. De eenvoud raakt weg. We mochten allemaal maar wenende bevonden worden: Wij hebben God op het hoogst misdaan. Echt waar hoor.
Maar die andere kant, de verwettelijking. Wat wordt daarmee precies bedoeld? Wetticisme? Ach, dat heb je meestal wel gauw door. Dan kun je je op een star standpunt stellen. Dit mag niet en dat mag niet. Raak niet en smaak niet en roer niet aan, en toch onderdehand allerlei dingen rustig aan de hand houden. Dat zul je ook hier en daar wel vinden".
Dreigen we elkaar niet steeds meer te gaan overtroeven in uitwendige 'rechtzinnigheid' ?
„Ja, dat gevaar zit er zeker in. Neem nu eens de polio-epidemie. Een deel van de mensen heeft hun kinderen alsnog laten inenten. Maar een ander deeltje heeft dat niet gedaan. Zo gemakkelijk zou je een wettische overheersing kunnen krijgen over degenen die het wel gedaan hebben. Dat is óók niet zuiver".
Er lijkt een toenemende verzuiling waar te nemen. Naast studentenverenigingen als de CSFR en Depositum Custodi is nu ook Solidamentum opgericht. U juicht dat toe?
„Ach, ik verdiep me daar nooit zo in. Er zijn zo veel dingen waarvan ik zeg: Vort er maar mee. Een ieder heeft zo z'n speeldingetje; godsdienst met een aardigheidje, hoor, echt waar.
Anderzijds is het toch niet te misprijzen als een studentenvereniging haar grondslag duidelijk stelt. Daarmee brengen zij zich zelf, misschien wel goed in deze tijd, in een zeker isolement. Ze zien natuurlijk ook de steeds verdere verglijding.
Met een verwijzing in de grondslag naar 1953 wordt het wel héél scherp gesteld. Maar misschien is het wel nuttig als ze zeggen: Op die grondslag willen wij blijven staan. We praten tegenwoordig overal over „reformatorisch": dat begrip is onderdehand elastiek geworden, alles past eronder. En allemaal hebben ze een prachtige grondslag. Maar als je het werk ziet dat ze doen, dan denk je wel eens: Mensen, heb je nog wel een beetje een grondslag?"
Een uitzondering daargelaten, hebben de Gereformeerden Gemeenten in Nederland geen jeugdverenigingen of ander jongerenwerk. Zou daar geen behoefte aan zijn?
„Nou, ik hoor ze er niet over".
Er wordt niet naar gevraagd?
„Nee, en dan zeg ik: Laat het maar zo. als het is".
U bent er niet zo voor?
„Nee, ik ben er heel voorzichtig in. Vanuit de angst dat daar 'dominees' gekweekt worden, precies".
Toch zal uit die jongeren straks de gemeente gebouwd moeten worden, zullen ook de ambten vervuld moeten worden.
„Zeker, en dat mocht nu juist het gebed vermenigvuldigen. De jonge mensen vormen altijd een apart hoofdstukje in mijn gebed; in het verborgene, op de preekstoel, overal waar ik kom. Altijd bid ik of de Heere zich nog eens ontfermen mocht. Of de jeugd onder het beslag van de waarheid mocht komen. Dat de Heere nog eens af- en over mocht drukken. Dat het eens in de vrucht openbaar mocht komen".
U bent in Nederland met nog slechts twee predikanten. Studenten zijn er niet meer. Als u beiden wegvalt zullen de sacramenten niet meer bediend kunnen worden en zijn de Gereformeerde Gemeenten tot een sekte geworden.
„Ja, daarom mocht de nood maar eens opgebonden worden. Wij kunnen natuurlijk geen dominees en ouderlingen gaan maken. Toch moeten de ambten vervuld worden. We mochten er maar eens mee in de nood komen.
Anderzijds geloof ik, met al de zorgen, met al de schuld, met al het van de plaats zijn, dat de Heere z'n zorg nog over de gemeenten heeft. Ik geloof toch dat er op Gods tijd ambtsdragers zullen komen. Maar we mochten allemaal maar eens in de nood en in de schuld komen. Dan zal de Heere erover opstaan".
U ziet het dus als schuld?
„Ja net, ja net, ja net. De Heere moet zich meer en meer gaan onttrekken, omdat we Hem zo aan de plaats kunnen laten.
Maar we kunnen de nood bespreken, doch niet beleven".
In uw prediking verwijst u veel naar de oordelen, „die laag gaan over Nederland". Dat is u bijzonder op het hart gebonden ?
„Ieder kan gevoelen dat zoals het nu gaat, het beslist op de ondergang aanloopt. Zelfs degenen die aan God noch gebod doen zeggen: Dat kan zo nooit lang goed gaan. Nederland loopt voorop in het tolereren van de ongerechtigheid. We zijn zo diep weggezonken, dat er eigenlijk geen woorden meer voor te vinden zijn. In heel de wereld is geen land waar de Heere zo kennelijk gewerkt heeft, maar er is ook geen natie waar de mens der zonde zich zo vrij uitleeft. Er is geen schaamte meer, er is geen ootmoed meer, de vreze Gods is weg. We kunnen wel zeggen Ikabod, de eer is weggevoerd.
En dan zie je Nederland reddeloos, het volk onderdehand redeloos en de regering radeloos. En dat de Heere het overgeeft aan de verwoesting. Het bloed van de uitgevoerde abortussen roept om wraak. In de Wet op de lijkbezorging ligt tevens een verruiming van de euthanasiepraktijk. Het is niet anders dan moord en doodslag. En als we straks de Wet gelijke behandeling krijgen, worden we helemaal in een isolement gedreven. Trouwe mannen in de kerke Gods moet je wellicht een keer in de gevangenis op gaan zoeken".
Toch hebt u hoop voor de Kerk?
„De kerke Gods kan wel eens in de oven gebracht worden; dat zal bloed en tranen kosten. Maar ik heb onlangs nog gezegd, en dat is voor mij persoonlijk hoor: Ik heb toch hoop dat God Zijn kerk niet laat liggen waar ze nu ligt. In verbreking, onder as en in donkerheid. Hij zal nog een keer met Zijn volk gaan pronken. En dan kon het wel eens het einde zijn.
Ja, de kerke Gods komt eruit. Ja, en dat zijn ook degenen die nog toegebracht moeten worden".
Waar zit die Kerk?
„Ik denk dat de Heere ze overal nog heeft zitten. Ik beperk dat niet tot alleen Nederland, want dan was het magertjes".
___________________________________________________________
's Morgens werkt ds. W. Verhoeks in zijn eigen gemeente Ederveen. 's Middags en 's avonds zijn het hoofdzakelijk zijn 27 consulent-gemeenten die aandacht vragen. Zes dagen per week. En zondags wordt minstens tweemaal de kansel beklommen: „ m'n lust en mijn leven. Tien jaar heeft de Heere me uit- en doorgeholpen. Nooit ben ik ziek geweest, elke dag mag ik er weer op uit om m'n werk te doen; dat is toch een groot voorrecht".
Maar de tijdsdruk eist zijn tol. „ Wij kunnen eigenlijk nooit eens zeggen: Nu heb ik eens echt werk kunnen maken van mijn preken. Het schiet er gewoon bij in. Wat je kunt, doe je. Dat ben je verplicht aan je gemeente. Je moet altijd fris zijn. Maar je zou graag zo veel meer willen bestuderen.
Anderzijds mag je soms ook ervaren dat de Heere er van afweet. Als Hij juist onder de prediking Zijn Woord ontsluit, zodat de geheimen zich daaruit openbaren en ik alleen maar door hoef te geven. Da 's waar hoor. Als je dat bij ogenblikken niet had, dan zou je je geen raad weten. Als ik het met mijn verstand moest doen, was ik binnen een kwartier uitgepraat".
De wieg van W. Verhoeks stond in een klein boerendorpje onder Leiden. Voor zijn werk in de Wageningse Schimmelpenninck-fabriek verhuisde hij naar Rhenen. Daar geraakte hij in 1953, nu veertig jaar geleden, met het grootste deel van de gemeente buiten het verband van de Gereformeerde Gemeenten. „Ik voelde me als een kind dat wordt losgescheurd van zijn moeder".
In 1983 nam kandidaat Verhoeks een beroep aan naar de Zeeuwse gemeente Arnemuiden: „Rondborstig volk. Als je erin valt zit je goed. Doe je dat niet, dan kom je er nooit meer in ". Acht jaar later (1991) verhuisde de predikant naar het Veluwse Ederveen. Liggingsverschil is er niet tussen beide gemeenten. „De waarheid die we daar brachten, brengen we hier ook. In Arnemuiden had ik een eenvoudige gemeente, die heb ik hier bij vernieuwing. Daar ben ik blij om. Het is nog niet werelds in de kerk; er is weinig opsmuk.
Het aantal leden van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland groeit langzaam, maar gestaag. Per 1 januari 1993 wees de statistiek 9109 leden en 10223 doopleden aan, verdeeld over 55 gemeenten. Een van de drie predikanten, ds. J. Roos, bearbeidt de vier Amerikaanse en Canadese gemeenten. Beide predikanten in Nederland zijn de zestig jaar gepasseerd, student Van der Kuijl heeft zijn preekconsent moeten inleveren en nieuwe studenten zijn er niet. „Maar toch heb ik wel eens mogen geloven dat God Zijn oog over onze gemeenten laat gaan, hoor. En dat Hij die gemeenten niet aan de verwoesting zal overgeven".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's