Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"Die taal wordt niet veel meer gehoord en ook niet veel meer verstaan"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"Die taal wordt niet veel meer gehoord en ook niet veel meer verstaan"

In gesprek met ds. H. Molendijk te Oosterland

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het waren twee woorden, die ik door de telefoon hoorde: "Kom maar". Zojuist had ik het erop gewaagd om in een enkele zin mijn vraag toe te lichten aan een overbezette predikant. Of er een interview met hem gehouden zou mogen worden, waarbij dan ook het gesprek gedeeltelijk zou gaan over zijn ontmoetingen met kinderen des Heeren in vroeger tijden. "Kom maar. Ik heb juist bezoek van een medebroeder in de ambtelijke bediening, maar een afspraak maken is gauw genoeg gebeurd. Deze week niet meer. Volgende week lukt ook niet meer. Die week daarop dan, bij leven en welzijn. Wat dacht je van woensdagochtend, tien uur? "

De formule van ons blad wordt zoveel mogelijk afgestemd op ons in kerkelijk opzicht gevarieerde lezersbestand. Daarbij is het zo ongeveer een gewoonte geworden om in het kerstnummer een interview op te nemen met een predikant. Nu was een dominee van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland of van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland aan de beurt. Dat kan dan de redactie wel zo willen, maar uiteraard is het de vraag of er een predikant bereid gevonden kan worden om een anderhalf uur van zijn ambtelijke tijd af te staan. Juist voorgangers uit de kleinere kerkverbanden beschikken over uitermate weinig tijd, gelet op het vele ambtelijke werk.

Geen haastwerk

Op de afgesproken tijd druk ik op de bel van de naast de kerk gelegen pastorie aan de Burgemeester van der Havestraat 66 in het Duivelandse dorp Oosterland. Naast de deur een ovaal naambord. 'H. Molendijk' staat erop. Zijn vrouw begroet me hartelijk; de dominee is nog even in zijn studeerkamer. Wordt daar opgeëist door een ambtelijke kwestie. "Mijn man kan zo moeilijk 'nee' zeggen ", hoor ik. Ik was daar blij mee... Feit is wel dat men de Oosterlandse pastor weet te vinden. Zeker na het overlijden van ds. D. Monster in Barneveld, eerder dit jaar. Sacramenten bedienen, consulentschappen vervullen, betrokkenheid bij het Kerkelijk Bureau in Barneveld als voorzitter daarvan, en nog vele, vele andere activiteiten meer, zoals deputaat psycho-sociale hulpverlening. Als even later ds. Molendijk de kamer binnenkomt, maakt hij ondanks alles een rustige indruk. Buitenkant? "Ik heb geprobeerd je af te zeggen vanochtend, maar je vrouw zei dat je al onderweg was. En nu maken we er geen haastwerk van. Eigenlijk is het wel even goed voor me om mijn gedachten te verzetten. We spreken af, dat je je niet gaat haasten, ik - wil er de tijd voor nemen."

Doorgeholpen

Ds. Hermen Molendijk (1940) werd in augustus alweer negen jaar geleden bevestigd in de volle bediening van Woord en sacrament van de circa 380 leden en doopleden tellende gemeente in Oosterland. "Tieneneenhalfjaar geleden heb ik voor het eerst een stichtelijk woord gesproken. Zo formuleerde ds. G.H. Kersten dat immers? Ik hoorde dat hij, wanneer een student hem vertelde dat hij hier of daar gepreekt had, meteen terechtgewezen werd. 'Preken doet een predikant, een student spreekt een stichtelijk woord', zo zei hij dan. Die eerste keer zou ik spreken in Ede. Ik was gelogeerd bij diaken A. van Steenbergen. Toen wij twee jaar geleden veertig jaar getrouwd waren, was hij op de receptie in De oude Duikenburg en tot mijn verrassing bracht hij, keurig gekalligrafeerd en ingelijst, de uitgeschreven teksten van die eerste zondag mee. Dat waren de diensten op 31 maart 1995-In de ochtenddienst sprak ik over Jesaja 53-10' een lijdensstof. 's Avonds ging het over Hebreeën 5'7~9-Of ik toen doorgeholpen ben? Ja! In het begin heb je soms nog wat minder schroom dan later, maar ook nu nog geldt voor elke preek dat ik geholpen moet worden. We moeten leren niets uit en van onszelf te kunnen, maar ons in alles zo steil en diep afhankelijk te gevoelen. En dat ook te blijven. "

Agenda

"De gemeenten vragen veel aandacht; er is heel veel werk. Dat is na het overlijden van ds. Monster alleen maar toegenomen. Een week zit soms helemaal vol. " Als we ds. Molendijk vragen hoe zijn agenda er uit ziet, wil hij dat wel vertellen. "Maandagavond preekte ik in Veenwouden, in Friesland. Dinsdag, gisteren dus, was ik in Wekerom. Daar heeft de Heere me toch weer zo willen helpen, ik hoefde er zelf niets aan te doen dan het alleen maar na te zeggen. Uit Psalm 27:4'-Ik werd bepaald bij wat David daar mocht zien, zowel in het voorhof, in het heilige als in het heilige der heiligen. Vanavond hoop ik in Dordrecht te preken, morgen de heüi-

ge Doop te bedienen in Barneveld en vrijdag in Eist voor te gaan. Dan slaap ik bij ouderling Philibert in Geldermalsen en dan hoop ik zaterdag naar de Toogdag van de Gereformeerde Bijbelstichting te gaan. Zondag tweemaal preken in de eigen gemeente, en maandag naar het Kerkelijk Bureau in Barneveld. Kilometers? Ja. Ik leg zon 50.000 kilometer per jaar af. Wat de zondagse diensten hier betreft: vroeger preekte ik driemaal per zondag. Dat is nu tweemaal, om tien en vijf uur. Driemaal werd teveel voor me. Ik moet eerlijk zijn: onvoorbereid de kansel opgaan, dat kan ik niet. Ik moet steeds weer onderzoeken, zuchten en overdenken. Welke psalmberijming we zingen? Datheen, hè. Zeeuws."

Overzee

Ds. Molendijk gaat met een zekere regelmaat ook voor in de gemeente Salford, in Canada. "Momenteel is dominee Klok daar. Die heeft er familie, hij gaat er elk jaar naar toe. De tweede keer, want Salford krijgt tweemaal per jaar een predikant uit Nederland over, rouleert dat tussen de predikanten Kort, Gerritsen en mijn persoon. Ik ben het komende voorjaar weer aan de beurt, Deo volente. Ik blijf daar dan tien dagen en preek dan zeven keer, bedien de sacramenten en ga de gemeente in. Alle leden bezoek ik. Dat stellen die mensen bijzonder op prijs, als de predikanten hen gezin voor gezin bezoeken."

Directiefunctie

Ds. Molendijk werd aan de Zinkweg geboren, een buurtschap tussen Oud-en Nieuw-Beijerland. Ook zijn vrouw is een Oud-Beijerlandse. Van huis uit behoorde ds. Molendijk tot de Nederlandse Hervormde kerk in Oud-Beijerland. Na zijn lagere schoolperiode ontbrak de lust om verder te leren, hoewel Molendijk intelligent genoeg was. Dat zou later blijken, hij bracht het zelfs tot een directiefunctie. Na eerst bij een tuinder en daarna bij een fruitkweker te hebben gewerkt, vervulde hij zijn militaire dienst. Daarna bekleedde hij een functie bij Cebeco tot hij bij een agrarisch toeleveringsbedrijf een functie kreeg aangeboden. Daar begon hij als vertegenwoordiger, later werd hij directeur. Na bij dit bedrijf drieëndertig jaar te hebben gewerkt, werd hij aangenomen als proponent bij de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

Petra

Het gezin Molendijk telt twee getrouwde kinderen, die elk vier kinderen kregen. Petra, hun derde dochter, overleed op twaalfjarige leeftijd. Ze raakte gehandicapt ten gevolge van mazelen. Dat gebeurde toen ze nog maar twee jaar was. Twaalf jaar is ze geworden. Het dochtertje van Jaïrus was óók twaalf... zij werd beter, Petra "werd weggenomen. Maar er mocht een gegronde hoop zijn dat dit meisje eeuwig de Heere volmaakt mag dienen. "Kobus van den Bovenkamp uit Veenendaal zei: 'Ze leeft nou!' Ook anderen van Gods volk kregen dat te geloven en de Heere gaf mijn vrouw en mij ook te zien dat ze goed weg was. Wij konden haar niet bereiken zoals de andere kinderen, maar de Heere zocht Petra op. Het was voor ons een zware tijd, de jaren van haar ziekte. Ze was zowel verstandelijk als lichamelijk gehandicapt. Op 25 augustus 1980 kwam haar levenseinde.

Toen ze gestorven was, heb ik tegen mijn vrouw en kinderen gezegd: 'De professor is uit ons gezin weggegaan'. Er was "veel honing aan de roede." Terugrijdend uit Oosterland later op de dag van het interview, passeer ik de afslag Oud-Beijerland. Zou haar graf nog te vinden zijn? Opzichter Moree van de algemene begraafplaats, zelf behorend tot de plaatselijke Gereformeerde Gemeente, loopt met me mee, recht op het graf aan. 'Zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het Avondmaal van de bruiloft des Lams' lees ik even later op een witmarmeren steen. Een bijna hoorbare stem op deze stille, keurig verzorgde dodenakker. Langzaam laat ik de woorden tot mij doordringen. Een geheiligd graf. "Dominee Moerkerken heeft haar begraven", had haar vader 's morgens verteld. Moree wist het nog. Haar sterven maakte alom diepe indruk. Aan het open graf sprak haar vader over de erfenis die voor Gods volk bewaard is.

Beter beleefd dan besproken

Molendijk was vijftien jaar, toen de Heere in zijn leven kwam. Hij moest inleven dat hij God kwijt was en ging als een ongelukkige jongen over de wereld. De prediking van de hervormde ds. E.J. Schimmel in Oud-Beijerland maakte een onvergetelijke indruk op hem. Twee jaar liep Molendijk in zijn ongeluk, toen brak er een tijd aan waarin hij zijn verlorenheid beleefde. Hij kwam met alles aan een eind, de Heere deed een afgesneden zaak. Tijdens een zendingsmiddag in Dordrecht, op zaterdag 15 juni 1958, werd het woord van ds. J.R.

Cuperus gezegend aan zijn hart. "Die man preekte over Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles wat ik geda heb; is Deze niet de Christus? ' Toen wer de weg der zaligheid ontsloten. Dag en uur weet ik nog, geen leed zal 't ooit uit rnijn geheugen wissen. Een openbaring van de Tweede Persoon in het volzalig Goddelijk Wezen. Of toen de zaak opgelost was? Nee. Ik wist wel van vertroostingen en bemoedigingen, van zoetheid, maar ik miste de ware Rust. Deelnemen aan het Heilig Avondmaal kon ik met dat alles niet. Aan de gerechtigheid Gods moest nog worden voldaan. Die weldaad aan mijn ziel werd mij op mijn achttiende jaar geschonken. Toen werd de Derde Persoon aan mij geopenbaard en mocht ik Abba, lieve Vader zeggen. De tijd is te kort om dat allemaal uitvoerig te vertellen en ik moet erbij zeggen dat het allemaal beter beleefd dan besproken kan worden. "

Kerkverwisseling

"Ik was 21 jaar toen ik het ambt van ouderling aanvaardde in de Nederlandse Hervormde gemeente van Oud-Beijerland en daarmee was ik de jongste ouderling in de Hervormde Kerk in Nederland. Negen jaar heb ik in het ambt gediend. Er waren toen nog ouderwets bekeerde mensen in die gemeente, mensen met een verzekerd aandeel. Vijf van hen waren ouderling in die gemeente. Toen wij trouwden, was ik 23 jaar. Op onze receptie kwamen zeven mensen van wie bekend was dat hun aandeel in Christus vast lag. Helaas verschoof de prediking naar een meer oppervlakkige en toen kon ik het daar onmogelijk langer uithouden. Ik bedankte als lid en bleef zondags thuis om een preek te lezen. Tot ds. A. Moerkerken het beroep naar Nieuw-Beijerland aannam. Zijn eerste zondag in Nieuw-Beijerland preekte hij over Zondag 38 van de catechismus. Toen hoorde ik hem voor het eerst. Er ontstond een band der liefde, die er tot de dag van vandaag is gebleven, ook al zijn de contacten wel minder geworden; we hebben het allebei erg druk. Maar ik heb twaalf jaar lang onder hem gegeten en gedronken. We bleven in die gemeente kerken tot kort nadat hij het beroep naar Gouda had aangenomen. Ook al tijdens de periode van ds. Moerkerken werden er soms preken gelezen waar ik beslist niet achter kon staan. Ik had de ouderlingen daarop al verscheidene malen aangesproken. Er brak een moment aan dat ik het er niet langer onder kon uithouden. Ik bedankte als lid en ging met mijn gezin over naar de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland in Nieuw-Beijerland. Dat was een aangrijpende stap voor ons. Maar we hebben er de hoge goedkeuring des Heeren over mogen ervaren."

Treffelijk werk

"Er lag nog een onvervulde belofte aangaande het ambt van herder en leraar. Ik was nog jong, twintig jaar nog maar, toen een oprecht bekeerde man uit Oud-Beijerland, Jan van Bezeij heette hij, mij eens aansprak over de opleiding tot predikant. Hij was bereid om een theologische studie te financieren. Ik heb hem toen eerlijk verteld geen roeping te hebben, 'k Wist heel goed dat het nodig is dat God tot deze arbeid roept. Werkzaamheden met het ambt, nee. Die had ik niet. Tot m'n 43e jaar. Toen bepaalde de Heere mij bij het treffelijke werk van een opziener, krachtdadig, uit I Timóthëus 3:1-Daar werd ik werkzaam mee gemaakt, hoewel het van mijn kant zo totaal onmogelijk was. Ik zal nooit meer vergeten dat de Heere mij op mijn vragen antwoord gaf, toen ik Hem om licht mocht bidden en Hem daarover miocht aanroepen. 'Mijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn Welbehagen doen', was het Goddelijk antwoord. Het ging niet onmiddellijk in vervulling, o nee. Het heeft tot mijn 55 jaar geduurd voor ik werd Toegelaten tot proponent. Daar ging een weg van veel strijd en vragen aan vooraf. Ik was toen nog lid van de Gereformeerde Gemeenten. In dit kerkverband werd de weg naar de Theologische School voor mij niet geopend. De Heere bewaarde me voor opstand, dat mag ik tot Zijn eer wel zeggen. Maar dat nam de vragen niet weg. En mijn roeping ook niet. Het was toen Gods tijd nog niet. Ik mocht ermee achter de Heere aankomen."

Toegelaten

"Maatschappelijk gezien kwamen er ook zorgen. Ik heb me in die tijd veel te veel aan mijn functie in het bedrijfsleven gegeven. Ik werkte bijna dag en nacht. Tot het verkeerd ging. Op een ochtend zei mijn dochter, die bij mij op kantoor werkte, dat rnijn mond scheef stond. Het bleek dat ik een lichte beroerte had gehad. Zeven maanden achtereen heb ik rnijn werk niet kunnen doen. Soms liep de bloeddruk op tot 200. Ook deze wegwas tegen vlees en bloed. En die roeping? Die was ik niet kwijt, o nee. Tot ik op een avond ds. J. Roos ging beluisteren in de Gereformeerde Gemeente in Nederland te 's-Gravendeel. Onder die preek, over Psalm 42:12, en onder zijn voorafspraak over Psalm 68:17 midden, kreeg ik te geloven dat de weg naar het ambt zou worden geopend. Daar zou God Zelf voor zorgen. Drie weken later vertelde ik het aan ouderling J. Bouman in Nieuw-Beijerland. Met de kerkenraad erbij volgde er een gesprek met de consulent, ds. T. Klok. Ik kreeg een attest en moest voor de Commissie van Onderzoek komen. De Heere is een Waarmaker van Zijn Woord en niet één van Zijn beloften zal ter aarde vallen: k werd toegelaten. Nadat ik een jaar lang de gemeenten rond gegaan ben, werd ik op 27 augustus 1997 door ds. Klok tot lerend ouderling van Oosterland bevestigd en op 18 augustus 1999 verbond ds. A.P. van der Meer me tot herder en leraar in dezelfde gemeente."

Vrouw Zwep

"Als ik over het oude volk ga spreken, denk ik terug aan zovelen van hen die we hebben gekend." Mevrouw Molendijk vult aan: "We hebben een hele bundel rouwkaarten bewaard, wat zijn er toch al veel de strijd te boven!" Samen halen ze herinneringen op. "Ik denk aan vrouw Zwep. Ze woonde in Elburg, aan de Nunspeterweg. Door ds. Moerkerken zijn wij met haar in contact gekomen. Het viel meteen goed tussen ons, vanaf de eerste ontmoeting. Ze durfde zeggen waar het op stond, zonder aanzien des persoons. Dominee H.C. van der Ent stond toen daar. Hij bezocht haar regelmatig. Toen hij in een preek eens niet zo bij zijn hart was, zei ze: 'Jongen, ga nou eens zitten, ik hoor toch zo graag over dat vrije welbehagen Gods preken!' Na haar overlijden kreeg ik een prekenboekje van ds. C. Kramp. Voorin had ze geschreven 'Dit is voor Hermen' . Een dierbaar aandenken aan haar. Op het eind van d'r leven zei de huisarts dat ze meer rusten, meer moest eten en minder moest spreken. 'Dokter, dit is m'n leven!' zei ze toen. Ze was soms niet mals. In de oorlog logeerde professor G. Wisse met zijn vrouw eens bij haar. Ze zagen al die potten met ingemaakt vlees in de kelder staan. 'Kijk eens wat een flessen met vlees!', zei mevrouw Wisse. 'Als je maar weet datje er niets van krijgt!' kwam haar reactie. Het is bekend dat Wisse zich nogal eens arm voordeed. Hij was eens in Elburg toen hij aan een visverkoper vroeg wat 'voor een arm domineetje een pondje paling kostte'. Dat kwam vrouw Zwep ter ore. 'Dominee toch, nu ga je door heel Elburg, en dat voor zo'n rijke professor!' Ze nam echt geen blad voor haar mond. Ze ergerde zich soms aan hem, maar als Wisse preekte, viel alles voor haar weg.

Toen ze hoorde dat er in Elburg een nieuwe begraafplaats zou worden aangelegd, regelde ze dat ze nog op de oude begraafplaats ter aarde zou worden besteld. Daar lagen haar ouders, daar was ook haar man begraven. Strijdlustig als ze soms kon zijn, zei ze eens: 'En als ik daar niet begraven mag worden, dan maar in mijn tuin!' Zo was ze."

Jaantje uut de dunen

Ik denk dan ook aan vrouw Tanis uit Ouddorp, 'Jaantje uut de dunen', zoals ze genoemd werd. Of op z'n Flakkees: 'Jaantje van dn duunkant'. Bij dat vrouwtje rook je als het ware de vreze Gods in haar huisje. Als je daar was, leek het alsof de tijd stilstond. Zij had ook een kind verloren. 'Jouw kind en mijn kind weten wat het is', zei ze dan. doelend op de heerlijke staat die haar kind en Petra deelachtig is geworden. Ik was er eens en las uit Gods Woord, uit Efeze 2. Onder het lezen zei ze: 'Even stil, daar even over praten' en dan begon ze uit het volle leven. Zij had er nog van het volk gekend die wij niet meer hebben meegemaakt. O, die verhalen! Over Frits Kastelein, die op een gezelschap was en een preek las. Na afloop vroeg hij of ze wisten van wie de preek was. Niemand kon het zeggen, maar wel dat het van een gedegen, godzalige schrijver, een oude leraar moest zijn. Kastelein keek de kring eens rond en zei; 'Die preek is van mij'. Zo ging dat soms. En de oude Jaap Grinwis, die man is zegenend gestorven. Met z'n handen uitgebreid. Ja, Jaantje kon veel vertellen. Over het oude volk, maar ook veel over haar eigen leven. En bovenal uit dat leven. Ze sprak vanaf haar zesde jaar en ze was 38 toen haar ziel gered werd. Toen dacht ze dat ze nooit meer zondigen zou. 'Maar Heere, ik heb nu toch geen zonden meer? ' vroeg ze. Toen kreeg ze die woorden: 'Laat uw klederen te allen tijde wit zijn, en laat op uw hoofd geen olie ontbreken' en ze werd erbij bepaald dat ze dagelijks tot die Fontein moest komen. Later zag ze wat de Heere bedoeld had, maar in de weg van heiligmaking bleef ze in zichzelf een onbekeerd mens. 'Ze maken van u een afgod' zei eens iemand tegen haar. Daar schrok ze toch wel van. 'Is 't waar? Dan moeten ze me morgen maar aan de hoogste boom ophangen!' Naar het tijdelijke leven moest ze er soms ook diep door. Ze had een handeltje in bloemenzaad, dat teelde ze. Op een zondag preekte ds. I. Kievit daar. Maandags ging hij weer weg, na eerst Jaantje bezocht te hebben. Hij had gemerkt dat ze een bepaald bedrag moest betalen en dat geld was er niet. Toen de dominee wegging, deed hij het hele bedrag in een koffiekopje en hij deed er een briefje bij waarop hij had geschreven: 'In het huis van de rechtvaardige is een grote schat'. Het gebeurde ook wel, dat ze geld kreeg om door te geven aan andere behoeftige, onverzekerde mensen. Zo had ze eens driehonderd gulden in de kast. 't Was op een zondagavond. Ze zat een preekje te lezen toen in haar afgelegen huisje twee zigeunerinnen binnenstapten. Jaantje had de deur nooit op slot, je kon er zomaar inen uitlopen. Die twee vrouwen keken eens rond, zagen verscheidene teksten aan de muur hangen. 'Hier Christus en daar Christus', schamperden ze. Maar Jaantje bleef stil zitten. Die vrouwen keken overal in, maar in de kast met de driehonderd gulden voor de onverzekerde vrienden zagen ze dat geld niet. Daar werden hun ogen voor gesloten. Haar schoonzoon, die niet zover bij haar vandaan woonde, had ook ongenood bezoek gekregen en bij hem was wel het een en ander gestolen. 'U moet voortaan ook de deur dichtdoen!', zei hij. 'Dat moet ik eerst aan mijn Vader vragen', zei Jaantje toen. Maar haar schoonzoon gafde inbraak door aan de politie. Die kwam bij haar op bezoek, met een boek vol foto's. Of ze die wilde bekijken, misschien zou ze die vrouwen op de foto herkennen. 'Wat een wonder, dat mijn foto er niet tussen staat', zei ze. Maar dat begrepen die agenten niet."

'Ik ken er wel zeventig!'

'Nu moetje niet denken dat het altijd goed ging op de gezelschappen. Ik weet van iemand die eens vertelde dat hij in de derde hemel had geblikt. 'Zwijg, man, en neem die Naam nooit meer op je lippen!' zei Kobus van den Bovenkamp toen. En bij Arie van den Herik in Sliedrecht begon een vrouw op het gezelschap met de vraag of hij dominee C. Smits ook kende. Toen zei Van den Herik: 'Laten we nu maar niet over dominees gaan praten, ik ken er wel zeventig, maar laten we over die grote Koning spreken'. Toen Van den Herik overleed, begon dominee M.C. Tanis de rouwdienst met deze woorden; 'Sliedrecht is leeg'. Ik denk ook aan vrouw Koelenga uit Rotterdam. Ze maakte eens een boekenkastje schoon, toen ze een klein, onooglijk boekje aantrof. Ze las: 'Het is droef en blij'. Zij deed nergens aan. Zoals ze dat een beetje deftig uitdrukte, ging zij regelmatig met een buurvrouw naar 'vermakelijkheden'. Ze vertelde die buurvrouw van dat boekje. Die zei dat ze dat niet moest gaan lezen, 'want dan word je gek'. Toch kreeg ze haar buurvrouw zover dat ze eens samen naar de kerk zouden gaan. Ze vroeg zich af of je voor de kerk entree moest betalen. Dat was bij de vermakelijkheden toch ook zo? De Heere werkte krachtig in het leven van mevrouw Koelenga. Toen haar moeder, die in Amsterdam woonde, eens een dagje bij haar zou komen, zag ze ertegenop. Ze was gewend geraakt om voor het eten te bidden en wat zou haar moeder daar van zeggen? Toen haar moeder dat zag, vertelde ze dat zij er veel verdriet van heeft gehad dat zij die weg verlaten had. Haar moeder was er wel bij opgevoed, maar had met de kerk gebroken. Tot de Heere ook in haar leven was teruggekomen. 'Dan gaan we vanavond samen naar de kerk', zei vrouw Koelenga tegen haar moeder. Dat was in Rotterdam-West, waar dominee K. Groen zou preken. Hij zag vanaf de preekstoel twee wenende vrouwen. Na afloop van die dienst zei hij; 'Roep die twee vrouwen eens terug, ik heb voor hen gepreekt vanavond'. De man van mevrouw Koelenga was weggevoerd, hij verbleef in Duitsland, 't Was in de oorlog. Toen hij na de bevrijding terugkeerde, had hij een andere vrouw dan toen hij wegging. 'Ik ga met je mee naar de kerk, maar zondagmiddag gaan we zeilen', zei hij. 'Nee man, de brug is opgehaald', zei zij. Later zei ze wel eens, haar leven overziende: 'De Heere heeft me overal buiten gezet, maar Hij heeft het goed gedaan!' De laatste dag van haar leven bezocht ze nog een gezelschap en daar waren wij ook bij aanwezig. 'Heb ik dat allemaal gezegd? 'vroeg ze verwonderd, toen er nog wat nagepraat werd. 'Dan is het buiten mij'. Zij heeft die laatste dag van haar leven rijk mogen getuigen. De volgende nacht is ze overleden. "

Janna Klok

"O ja, ik zou wel uren kunnen vertellen over dat oude volk. Er komen er steeds meer in mijn gedachten. Ik denk aan Janna Klok-Van Amerongen, een schoonzus van dominee Klok. Kobus van den Bovenkamp zei van haar vader, ouderling Jan van Amerongen van de Christelijke Gereformeerde kerk te Ede: 'Met die man heb ik de tweede reis meegemaakt'. Zulke praat hoor je niet veel meer, de mensen verstaan het ook niet meer. Uit het zielenleven vandaan. Haar moeder was ook een gekende, Hendrikje van Amerongen-Geurtsen. Toen ze op haar sterfbed lag, zei een dochter tegen haar: 'Moeder, u hebt altijd gezegd wat er moet zijn om te sterven: bloed aan de deurposten'. Weetje wat die vrouw toen zei? 'Kind, doe de bedsteedeurtjes maar dicht'. Meer niet. Maar 's middags gingen die bedsteedeurtjes weer open, de Heere was overgekomen. Ze was in de vrijheid gezet met Galaten 5^1 'Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen'. Toen is ze vredig heengegaan. En nog een geslacht terug, de grootmoeder van Janna Klok, dat is al meer dan tachtig jaar geleden, was ook een vrouw met genade. Maar ze stond in eigen waarneming nog voor de Rechtvaardigmaking. Daarover durfde ze niet te spreken, ze had geen vrijmoedigheid om eerder uit te komen. Maar toen het sterven werd, kreeg ze opening in de zaak en mocht ze zeggen: 'Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden De poorten der gerechtigheid; Door deze zal ik binnentreden. En loven 's HEEREN majesteit.' Dat waren haar laatste woorden. Bij dat sterven stonden twee bevestigde christenen, Kobus en Bart Homoet. Die Bart zei, haar kennende en gekend hebbende: 'De Heere heeft vrouw Geurtsen een genoegzame grond gegeven om te sterven. Zou ze blijven leven, dan zou ze tekort hebben'. Een toegerekende gerechtigheid was haar deel geworden. En zo zijn er wat van het volk des Heeren geweest. Het wordt leeg. Toch zal er altijd een overblijfseltje wezen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Oude Paden | 64 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Oude Paden | 64 Pagina's