Aardkorst onder onze voeten is ongeveer 35 km dik
Doel van de geologie is te onderzoeken door welke processen de aardkorst gevormd en samengesteld is
Het Nederlandse landschap is een van de onderwerpen voor het examen binnen het vak aardrijkskunde op havo en vwo. Je ontkomt er dan niet aan om met de opbouw en de samenstelling van de aardkorst bezig te zijn, om verschijnselen en veranderingen die zich aan de oppervlakte van die aardkorst voordoen te kunnen verklaren.
Het is de geologie die zich als wetenschap bezighoudt met het onderzoek van de aardkorst. Hoe dik is die aardkorst? Dat is van plaats tot plaats verschillend. In grote lijnen kunnen we echter zeggen dat de dikte onder de continenten ongeveer 35 km is en onder de oceanen varieert van 5 tot 10 km. De aardkorst is dus de buitenste zone van de aarde.
Het doel van de geologie is te onderzoeken door welke processen de aardkorst de huidige samenstelling en vorm heeft gekregen. Dat is de algemene geologie. Het woord geologie werd het eerst gebruikt door Richard de Bury, in 1473. Hij wilde met dit woord de tegenstelling tot uitdrukking laten komen die er bestond tussen de aardse (geologie) en de hemelse (theologie) wetenschap.
Gletsjers
Tot 1822 werden allerlei geologische verschijnselen verklaard als zijnde de gevolgen van de zondvloed. In dat jaar werden de resultaten bekend van een onderzoek, door een Zwitser gedaan, naar het zich verplaatsen van gletsjers en de krachten die hierbij een rol spelen. Hij vond het onwaarschijnlijk dat de grote keien waarmee bij voorbeeld de hunebedden zijn gemaakt door de kracht van water (dus tijdens de zondvloed) de afstand Scandinavië-Nederland konden afleggen. De enige verklaring die hij ervoor had, was dat ook in Nederland gletsjers geweest moeten zijn.
Dezelfde gletsjers zouden dan ook de stuwwallen, zoals de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi, gevormd hebben. Gaan we nog een stapje verder, dan komen we bij de ijstijden terecht, want er zijn geen gletsjers in ons land zonder koude perioden te veronderstellen.
Naast de algemene geologie, die zich dus uitsluitend bezig houdt met de herhalende werking van de processen waardoor gesteenten waaruit de aardkorst bestaat worden gevormd, veranderd en verplaatst, is er ook de historische geologie. Hierbij gaat het om de feitelijke geschiedenis van de aarde van plaats tot plaats en van tijdstip tot tijdstip.
Tijdtafel
We zouden kunnen zeggen: De algemene geologie let op de gemeenschappelijke eigenschappen van bij voorbeeld afzettingen of gebergten die op verschillende momenten en op verschillende plaatsen op dezelfde manier zijn gevormd, de historische geologie plaatst dit in een totaalbeeld van wat op aarde op een bepaald moment gebeurde.
Het is ook de historische geologie die voor het raamwerk heeft gezorgd van de geologische tijdtafel. Het overgrote deel van die tijdtafel is speculatief, slechts een zeer klein deel kan verantwoord ingevuld worden.
Twee veel gebruikte methoden voor het samenstellen ervan zijn:
1. De methode van de relatieve ouderdomsbepaling. Hierbij wordt de ligging van de verschillende aardlagen ten opzichte van elkaar bekeken. Uitgangspunten hierbij zijn:
•jongere afzettingen liggen boven op oudere.
• een oud erosievlak is jonger dan de onderliggende gesteenten, •instromingsvormen zijn jonger dan de gesteenten waarin zij voorkomen.
• gesteenten met breuken zijn ouder dan de breuken zelf.
2. De methode van de radioactieve ouderdomsbepaling. Deze methode werkt met behulp van radioactieve mineralen, die in een bekend tempo uiteenvallen in andere stoffen. Men zegt op deze manier de absolute ouderdom van de aarde te kunnen bepalen.
De relatieve ouderdomsbepaling gebeurt aan de hand van fossielen; die komen alleen voor in afzettingsgesteenten. De meeste radioactieve mineralen zijn te vinden in stollingsgesteenten. Het aan elkaar koppelen van deze ouderdomsbepalingen kan dus ^leen gebeuren op plaatsen waar stollings- en afzettingsgesteenten met elkaar in verband te brengen zijn, zoals wanneer vulkanische gesteenten tussen sedimenten worden gevonden. Zoals gezegd vertonen beide methoden veel gebreken. Er zijn ook geen twee geologen te vinden die het op dit terrein helemaal met elkaar eens zijn. Wanneer we het over die geologische indelirtg hebben, wordt bijna automatisch gedacht aan de evolutietheorie. Deze theorie gaat uit van een geleidelijke ontwikkeling van het leven, waarin geen plaats is voor God als de Schepper. Evolutionisme is een theorie zonder bewijzen. Zo stelt deze theorie dat de aarde al vele miljoenen jaren oud moet zijn. Het is het creationisme dat zich fel verzet tegen de aanhangers van het evolutionisme. De creationisten willen vanuit een bijbelse levensovertuiging wetenschap bedrijven. Ter verklaring van de landschapsvormen en samenstelling van de aardkorst gaan zij uit van de schepping, de zondvloed en eventuele andere rampen. Daarbij hebben zij er talloze argumenten voor dat de ouderdom van de aarde hooguit ongeveer achtduizend jaar kan zijn. Dat is de doodsteek voor de evolutietheorie..
Een christen-geoloog heeft een heel andere doelstelling dan zijn evolutionistische collega. Het 'voorspellen' van het verleden van het scheppingsgebeuren ziet hij niet in de eerste plaats als zijn opdracht. Het gevolg hiervan is dat de historische geologie vooi; een christen kan afvallen en hij zich als geoloog hoofdzakelijk dient bezig te houden met de algemene en toegepaste geologie, waarbij studies worden gemaakt van verwering, erosie, tectoniek, hellingsprocessen, werking van ijs enzovoorts.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1989
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1989
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's