Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Er zijn wel bovenmeesters maar geen bovenwijzers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Er zijn wel bovenmeesters maar geen bovenwijzers

8 minuten leestijd

Vroeger stond er in de Hoger Onderwijswet: De onderwijzers van een gymnasium dragen de titel van leraar". Volgens de wet was het toen dus zo dat alle personen die bij het lager en middelbaar onderwijs (inclusief HBS) lesgaven toen moesten worden aangemerkt als onderwijzer. En alleen de "onderwijzers" van een gymnasium hadden recht op de, wettelijk vastgelegde, titel leraar. <br />

Het spraakgebruik heeft zich daar weinig om bekommerd. Weldra werden ook de lesgevenden aan de HBS leraar genoemd. Ook de mensen die aan ambachtsscholen (onze lagere technische scholen) werkten, werden als leraar bestempeld. In de jaren 40 bestond er nog een zekere weifeling of onderwijzers van Ulo-scholen als leraar moesten worden aangeduid. Maar daarna heeft de ontwikkeling zich voortgezet: ook de onderwijzers aan avondcursussen en schriftelijke cursussen heten thans leraar en zelfs die van een lagere school worden weleens leraar genoemd. Het woord leraar werd zo algemeen dat men de zin uit de Hoger Onderwijswet thans om zou kunnen draaien, en zeggen: „De leraren aan een lagere school (basisschool) dragen de titel van onderwijzer."

Daardoor ontstond echter een nieuw probleem. De leraren bij het voortgezet onderwijs, van wie er velen een wetenschappelijke vorming hebben ontvangen, waren in hun beroepsaanduiding niet meer te onderscheiden van iedereen die ergens les in gaf. Vandaar dat ze zich dikwijls aanduiden met de naam docent. Men kan de naam docent als beroepsaanduiding tientallen malen vinden in telefoongidsen en volgens het woordenboek van Koenen is een docent een „leraar, inzonderheid bij het voortgezet en wetenschappelijk onderwijs". (Vroeger alleen bij het wetenschappelijk onderwijs.)

Meester

Van de leraar komen we tot het onderwijs en de onderwijzer (of onderwijzeres). Vooral vroeger waren dit officieel klinkende woorden; in de omgangstaal noemde men onderwijs en onderwijzer liever school en meester. Maar in onze tijd klinkt onderwijzer gewichtiger dan meester; veel onderwijzers laten zich niet eens graag meester noemen, zij willen dat men onderwijzer zegt. Met deze voorkeur zullen ze er wel toe bijgedragen hebben het eerst zo officiële woord onderwijzer diep in het algemene spraakgebruik te doen inburgeren. Bij het woord onderwijzer zonder meer denken we meestal aan een van de gewone onderwijzers van een school, niet aan de hoofdonderwijzer, het hoofd der school, de bovenmeester of hoe men deze man verder noemen wil. Zo kunnen we weleens in de war komen als we lezen over de onderwijsgeschiedenis van de vorige eeuw. Want in de bepalingen uit die tijd werd het hoofd der school aangeduid als onderwijzer; de mensen die onder hem stonden, heetten officieel onderwijzer Van bijstand of hulponderwijzer. Deze hulponderwijzers behoefden alleen maar een hulpakte te bezitten. In de volksmond werden ze soms ondermeester genoemd. Er waren dus ondermeesters en bovenmeesters. Dit brengt me een oud grapje in gedachten. Want vroeger werd er weleens gezegd: „Wat is een onderwijzer? Dat is het tegengestelde van een bovenwijzer". Deze omschrijving was wel leuk, men kon er even om lachen, maar ze was beslist onjuist; dat hebben we hierboven al gemerkt. Want er zijn wel ondermeesters en bovenmeesters geweest, maar geen onderwijzers en bovenwijzers; bovenwijzers hebben gewoonweg nooit bestaan. Het voorvoegsel „onder" in onderwijzer wil ook helemaal niet zeggen „beneden, onder".

Dat is wel het geval in onderlip, onderofficier, ondermijnen en onderstrepen. Maar het „onder" uit onderwijzer komt van een ander oud Germaans woordje dat tussen, in betekende. Het heeft ook de betekenis van dit „in" behouden; dat kunnen we nog een beetje navoelen als we bedenken dat onderwijzen ongeveer hetzelfde is als inlichten, inleiden, inwijden. Welnu, onderwijzen is ook een soort van inleiden; het onderwijs vormt een (eerste) inleiding tot de wetenschap.

Wijzen
Nog veel zinrijker dan „onder" is „wijzen". Want onderwijzen is een vorm van wijzen; onderwijzen wil zeggen: de weg wijzen naar de wetenschap, zeggen op welke wijze (let op dit woord) men de wetenschap bereiken moet. Maar daarmee is de betekenis . van onderwijzen lang nog niet uitgeput. Want onderwijs houdt verband met wijsheid. Vroeger betekende wijsheid en wetenschap ongeveer hetzelfde. Toen kon men dus bij het onderwijs al iets van de wijsheid leren. (Tegenwoordig hoort men dit nog in uitdrukkingen zoals: „Daar kan ik geen wijs uit worden".) Tegenwoordig betekent wijsheid op zuiver menselijk niveau: een grote levenservaring waardoor men weet hoe men met mensen moet omgaan. In godsdienstig opzicht, voor de christelijke school, betekent wijsheid bovendien nog: weten hoe de mens God oprecht dienen moet. „De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid", lezen we in de Bijbel.

Natuurlijk ligt de wetenschap, en zeker de wijsheid, ver buiten het bereik van de lagere en middelbare school. Maar toch zal er telkens op de ware wetenschap en de ware wijsheid gewezen moeten worden; het leren van technische vaardigheden en theoretische kennis is niet genoeg. Om daar iets van terecht te brengen moet de onderwijzer een wijs man zijn. Behalve al de reeds genoemde woorden met wijs erin, hebben we ook nog bewijs, gewis en het wijsje, de melodie van een lied.

Examen

Een sleutelwoord op onderwijsgebied is in onze dagen „examen". Vroeger behoefde nog maar een betrekkelijk gering percentage van ons volk een of meer examens af te leggen. Maar dit is grondig veranderd, want door de verlenging van de leerplicht, de invoering van het middenstandsexamen en de grote belangstelling voor het rijexamen legt nu bijna iedere Nederlander in zijn leven weleens een examen af. Examen komt van het Latijn en het had in het Latijn twee betekenissen: a. bijenzwerm; b. wijzer, onderzoek (geen schoolexamen, want dat kenden de Romeinen niet.)

Bijenzwerm

Misschien denkt u dat de betekenis bijenzwerm thans van de aardbodem verdwenen is, maar dat is volstrekt niet waar. De Franse bijenhouders spreken ook nu nog van een essaim en hun Spaanse collega's van een enjambre; zowel essaim als enjambre is een verbastering van het Latijnse examen. Eigenlijk was in het Latijn de betekenis bijenzwerm de meest logische en de best verklaarbare. Want examen komt van het Latijnse werkwoord ex-agere (of exigere), d.w.z. uitdrijven, naar buiten drijven. En als bijen gaan zwermen lijken ze hypernerveus, dan lijkt het inderdaad of ze naar buiten gejaagd, uitgedreven worden. De naam examen is dus wel heel toepasselijk.

Examen betekende in het Latijn ook „wijzer" van een weegschaal. Daarmee onderzoekt men het gewicht, vandaar dat examen ook „onderzoek" is gaan betekenen. Deze term examen zijn we tegenwoordig speciaal gaan gebruiken voor allerlei schoolexamens en examens die een cursus afsluiten.

Behalve examens (examina) zijn er ook nog tentamens of tentamina. Tentamen betekent letterlijk proef; het is een soort van voor- of proefexamen, vroeger bijna alleen aan universiteiten. Tegenwoordig spreekt men op allerlei opleidingscursussen ook van tentamens, o.a. overgangstentamens om bevorderd te worden naar een hoger studiejaar. Een type tentamen dat in onze tijd erg in zwang is, zijn de absolverende tentarhens. Absolverend wil letterlijk zeggen vrijmakend; bij een absolverend tentamen wordt men onderzocht in een of meer vakken, bijvoorbeeld literatuur, taalbeheersing, klankleer, historische grammatica. Wie dan voor een of meer van deze vakken een voldoende heeft gehaald, behoeft daar geen examen meer in af te leggen, wat het examen verlicht. De examenkandidaat is dan van het desbetreffend onderdeel als het ware vrijgemaakt of geabsolveerd, vandaar de term absolverend tentamen.

Scholen

Wanneer ik nog iets ga zeggen over de namen van scholen dan kan het natuurlijk niet mijn bedoeling zijn een min of meer compleet overzicht te geven van ons huidige onderwijsstelsel. Dat is veel te ingewikkeld om in een paar regels afgedaan te kunnen worden. Maar wèl moet ik even de letters „avo" toelichten die men vooral tegenkomt in Havo en Mavo. Avo betekent algemeen vormend onderwijs; een Havo is hoger en een Mavo middelbaar. Tegenover het algemeen vormend onderwijs staan de verschillende technische scholen (vroeger ambachts-en huishoudscholen.). Boven MAVO en HAVO staat het VWO, of Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (Gymnasium en atheneum)  Het woord school gaat terug op het Griekse woord scholè, dat „rust" betekent. huishoudscholen). Boven Mavo en Havo staat hèt VWO, of Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (gymnasium en atheneum). Behalve over al deze technische benamingen wilde ik ook nog iets zeggen over het woord school zelf. Van hoog tot laag wordt alles school genoemd, van hogeschool tot kleuterschool, evenals technische scholen, avond- en rijscholen. ledere Nederlander krijgt op zijn tijd met een school te maken. Wat kan dat eenvoudige woord toch betekenen?

Grieks

Het is een cultuurwoord dat we te danken hebben aan het belangrijkste Europese cultuurvolk van de Oudheid, aan de Grieken. Nu betekende het Griekse woord scholè aanvankelijk niet studie, inspanning, maar rust, ontspanning. Scholè was dus voor een Griek een heel andersoortig begrip dan school voor een Nederlandse jongen of een Nederlands meisje.

Nu waren de Grieken cultureel sterk geïnteresseerde mensen. Als zij hun dagtaak voleindigd hadden, als zij dus van hun rust konden gaan genieten, verenigden ze zich in groepen en verdiepten zich uit liefhebberij in de „philosophia", hun voornaamste wetenschap. Deze beoefening van de wetenschap vormde hun ontspanning, hun rust. Vandaar dat ze de gebouwen waarin ze samenkwamen voor deze vrijetijdsbesteding de naam gaven van scholè. Iets van deze zelfde gedachte vinden we in het Nederlandse gezegde: „Mijn leren is spelen".

Het woord school komt zelfs in de Bijbel voor. In Hand. 19 lezen we dat Paulus predikte in de school van een zekere Tyrannus, (Paulus was toen in Korinthe, een Griekse stad.) Deze school of scholè was niet het gebouw van een gewone onderwijsinrichting, maar een zaal waarin ontwikkelde Grieken voortdurend samenkwamen om er ter ontspanning gemeenschappelijke wetenschap te beoefenen.

Maar omdat er in zo'n Griekse scholè gestudeerd werd, hebben de Romeinen later hun onderwijsgebouwen schola genoemd. En, via het Latijn of rechtstreeks uit het Grieks, is het woord school in alle Europese talen doorgedrongen. Maar al die Europese namen voor school gaan uiteindelijk terug op het Griekse scholè, d.w.z. rust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's

Er zijn wel bovenmeesters maar geen bovenwijzers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1983

Reformatorisch Dagblad | 34 Pagina's