Willem Cornelis Lamain
Wachter over het huis Israëls
„Veel tijd wordt er in beslag genomen door het leeren van de taal. Het lezen gaat zachtjes aan, maar het spreken is nog niet erg. t Is inderdaad een zeer zware taak, en dan alles na zoovele jaren van herderloosheid zoo verworden, ook wat de gezinnen betreft in de gemeenten. Zo schreef op 26 juli 1947 ds. W.C. Lamain in een brief aan ds. G.H. Kersten te Rotterdam. De aanleiding? „Daar de dag nadert dat U met de Uwen Uw geboortedag hoopt te gedenken, willen wij u ook van harte filiciteeren; ook Mevrouw die dat dezer dagen wenscht te doen.
Het was zeker niet de eerste brief die vanuit de pastorie aan Plainfield Avenue nummer 1935 uit Grand Rapids naar Nederland werd gezonden. En na deze brief zijn er nog enkele duizenden over de oceaan gevlogen gedurende de 37 jaar van het overzeese verblijf van de predikant. Ze gingen soms van hand tot hand. Ze werden voorgelezen op bijeenkomsten van de vrienden in het oude vaderland, zoals ds. Lamain met een zekere weemoed zijn geboorteland noemde. Ze vormden stof tot artikelen en boeken. En er was geen onder ons bekende uitgever of hij had wel iets van ds. Lamain in zijn fonds.
Van zowel vaders- als moederszijde telde zijn voorgeslacht niet vele rijken en niet vele edelen. Vader Lamain was schoenmaker en volgde daarmee zijn vader en grootvader. Willem Cornelis, geboren in Kamperland op vrijdagavond 8 januari 1904, zou uit het geslacht Lamain de eerste dienaar van het Goddelijk Woord worden.
Ongetwijfeld had hij iets van het karakter van zijn vader. Voor velen had Lamain senior een hartelijk woord. Hij hield zich als zadel- en schoenmaker niet uitsluitend bij zijn leest, maar zat ook in het schoolbestuur, was ouderling en scriba van de Gereformeerde Kerk in zijn woonplaats, was correspondent van nieuwsblad De Zeeuwen had aandelen in een autobusonderneming. Moeder Lamain was grootaandeelhouder in het gezin, waarvoor zij uitnemend zorgde. De vijf kinderen ondervonden royaal haar zorgzaamheid.
Diep en hoog
Als kind kende Willem Lamain diepe overtuigingen dat hij niet kon sterven zoals hij geboren was. Zijn ogen werden geopend voor zijn zonden en schuld en zijn gescheiden leven van God. Er was een besef van het heilige recht der strenge rechtsgedingen. Zijn Godsgemis was zowel een onpeilbare diepte waar hij nooit door kon als een hoge berg waar hij nooit overheen zou kunnen komen. Maar in deze onmogelijkheid was er troost, want hij mocht verstaan dat God het weggedrevene zoekt. En toen hij negen jaar was, werd het: God heb ik lief.
Het kon niet anders, of hij kreeg ook Gods volk lief. En de bevindelijke prediking. Samen met zijn vader zat hij eronder. De ene keer onder het gehoor van ds. Laurus Boone in een boerenschuur te Kamperland, een andere keer in het kerkje in Kortgene onder ds. Kersten. Onvergetelijk werd hem een dankdagpreek van ds. Kersten in die plaats. Onder deze prediking wilde hij horen. Zestien jaar was hij toen hij zijn keus bepaalde, twee jaar later werd hij door ds. Minderman als lid bevestigd. Inmiddels was het zijn begeerte om predikant te worden, een begeerte die hij al vanaf zijn jeugd gevoelde. Hij zette de eerste stap op weg naar het ambt op 5 april 1923. Op de kerkenraad openbaarde hij wat er in zijn hart was gewerkt. Vervolgens spraken de classis en de Particuliere Synode zich erover uit. Dat hij tussen deze beide kerkelijke vergaderingen (als niet-ambtsdrager) een leesdienst in Scherpenisse en een advents- en drie kerstpreken in Bruinisse hield, bracht hem in strijd. Maar daaruit werd hij onmiddellijk verlost vanuit 1 Thessalonicensen 5 vers 24 en middellijk door hoofdstuk 32 uit de Redelijke Godsdienstvan à Brakel. De weg naar de studie werd geopend.
Student
Van ds. Den Hengst te Leiden kreeg hij onderwijs. Een Theologische School was er nog niet. Toen ds. Den Hengst ziek werd, staakten de lessen. Een enkele keer nam ds. Kersten de taak over. Als hij uit Yerseke naar een vergadering van de Tweede Kamer moest, waren er wel eens enkele uren beschikbaar om Lamain wat bij te scholen. Dat gebeurde dan op een bankje in een park in Leiden of Den Haag, in de open lucht. Er volgde een examen. De afgesproken drie uur werden gereduceerd tot drie kwartier. De uitslag was bevredigend en Lamain kreeg toestemming om te proponeren. Dat was in 1925. Gemiddeld ging hij vier- of vijfmaal per week voor, door het hele land. Onvergetelijke ontmoetingen waren het gevolg van het rondreizen. De zegen ontbrak niet. „We moeten ons hele leven maar leren om student te blijven, zo schreef hij eens.
In 1929 werd kandidaat Lamain beroepbaar. Uit twaalf beroepen leidde de weg naar de Leidse kansel. Van zijn kosthuis in Voorschoten verhuisde hij naar de pastorie in Leiden, waar hij in weduwe Janna van Gilst-Verburg, de moeder van ds. Van Gilst, een trouw verzorgster kreeg. Toen deze taak in 1930 haar toch te zwaar ging vallen, vertrok zij. Een halfjaar later trouwde ds. Lamain met Aagje Goverdina Tromp, dochter van een diaken te Lisse.
Tale Kanaäns
Na drie Leidse jaren moest afscheid worden genomen van de gemeente, de kerkenraad, de vele vrienden en in het bijzonder van ds. G. van Reenen, die als emeritus in Leiden woonde. De herdersstaf werd neergelegd in de sleutelstad en opgenomen in de Maasstad. In Rotterdam-Zuid braken bewogen jaren aan. Het was midden in de crisisjaren en de gemeente bestond grotendeels uit leden van de arbeidende klasse. Nu kon de predikant gemakkelijk wat missen voor een ander. Zo trok hij tijdens een bezoek zelfs zijn schoenen uit om ze weg te geven, zodat hij op zijn sokken in de auto naar huis ging.
Na Rotterdam voerde de weg naar Rijssen, waar hij in het midden van de oorlog zijn ambtelijke arbeid aanving. Daar kreeg de predikant te maken met een dialectbarrière, in zijn volgende gemeente zou het een taalbarrière worden. Dat nam niet weg dat hij door de tale Kanaäns Gods volk kon stichten, aan beide zijden van de oceaan. In de wijde omgeving ging de predikant voor in de prediking, soms met een carbidlantaarntje om op de kansel de tekst te kunnen aflezen, soms afstanden fietsend van 110 kilometer per dag.
Rijssen telde twee gemeenten: Esch en Wal. Elke zondag ging hij driemaal in Wal en eenmaal in Esch voor. Hij hield vier verschillende preken, omdat er waren die alle diensten bijwoonden. Graag had hij beide kerken verenigd gezien. Daarheen wees ook zijn intredepreek uit Zacharia 11 vers 7. Het is niet gebeurd.
Vreemd land
Op 21 februari 1947 vulde het gezin Lamain (vader, moeder en zeven kinderen) drie hutten van de Veendam, een passagiersschip van de Holland Amerika Lijn. Elf dagen op de golven en een zeeziek gezin weerhielden de predikant er niet van om tweemaal drie diensten te leiden voor een aandachtig gehoor. Ontroerend is het te lezen hoe ds. Lamain het ervoer toen hij eindelijk het vasteland in zicht kreeg, na huizenhoge golven, slingeringen en rukwinden. „Wat zal het alles voor Gods kinderen zijn, wanneer zij voor eeuwig de levenszee verlaten mogen om de oever der eeuwigheid te mogen betreden. Om in te gaan in de stad waar geen rouw noch gekrijt meer zijn zal en waar ook geen slingeringen meer zijn zullen.
Met de vanuit zijn jeugd zo betekenisvolle woorden uit Ezechiël 3 vers 17 werd hij aan zijn nieuwe kudde verbonden. Twee gemeenten in Grand Rapids, aan de Division Avenue en de Ottawa Avenue, hadden hem gezamenlijk beroepen. Wat in Rijssen niet mocht lukken, vond in Grand Rapids wel plaats: er kwam een vereniging tot stand. Het werd één gemeente met één kerkenraad. De winst was onder meer dat het aantal kerkenraadsvergaderingen tot de helft werd teruggebracht.
De gewonnen tijd werd door ds. Lamain niet in ledigheid doorgebracht. Integendeel. Amerika en Canada zijn getuige geweest van zijn bijna onvermoeibare inzet voor kerk en school. Reisde hij eerst veelal per auto en trein, later kende hij de vluchtschemas van de vliegtuigen bijna van buiten.
Ieder vrij uur werd besteed aan zijn uitgebreide correspondentie en artikelen voor The Banner of Truth en De Saambinder. Voorzien van pakkende titels als: Liever verteren dan verroesten, Verhuizen en in dezelfde straat blijven wonen, Wel van Jezus, maar Jezus Zelf niet, Een reiziger die nooit betaalt, en toch niet geweerd kan worden. In een onnavolgbare stijl schreef hij over de Heere en Zijn dienst, knechten en volk. Mede daardoor waren de kerkgebouwen tot de nok gevuld als hij overkwam om in ons land voor te gaan, soms meer dan twintig maal in nog geen veertien dagen.
Prediking
De preken van ds. Lamain stonden in het teken van ootmoed en afhankelijkheid. Nu is er wel een verschil tussen de preken die hij in Amerika hield en die tijdens bezoeken in ons land. In de laatste hadden herinneringen aan vroeger tijden en personen een grote plaats en won de bevindelijke waarheid het nogal eens van de tekstverklaring. Maar in een serie preken over Openbaringen, die in Grand Rapids zijn opgenomen, is wel degelijk sprake van Schriftverklaring die gelijke tred houdt met schriftuurlijke bevinding.
Hij preekte met een diepe bewogenheid, steeds weer wijzend op Christus aan de ene kant en de bedrieglijkheid van het arglistige hart aan de andere kant. Het was zijn hartelijke begeerte om God op het hoogst te verhogen en de mens op het diepst te vernederen. Het waarschuwende element in prediking en persoonlijk gesprek kwam voort uit zijn liefde tot de zielen die aan hem waren toevertrouwd. Dat besef drukte hem menigmaal.
Niet zelden haalde hij in zijn preken teksten aan. Hij had er van ds. Den Hengst ongeveer zeshonderd uit het hoofd moeten leren. Daarvan heeft hij zijn hele verdere leven veel gemak gehad. Ook citaten uit oudvaders vlocht hij door zijn preken heen. Geliefd waren passages uit Hugo Binning, Thomas Sheppard en Joseph Irons. Als hij zich weer eens even tijd had gegund om een boek ter hand te nemen, was dat in de eerstvolgende preken te horen.
Pastoraat
In zijn pastorale omgang ging hij recht op de man of vrouw af. Toen een belijdend lid zijn lidmaatschap wilde opzeggen, sprak ds. Lamain hem niet tegen, maar zei dat hij dat dan aanstaande zondag maar doen moest, voor in de kerk, op de plaats waar hij ooit zijn ja-woord had gegeven. Dat trof de juiste snaar. De man zag zijn fout in en bleef lid.
De nauwe omgang met Gods geoefende volk, van zijn jeugd af, hadden hem als het ware voelsprieten gegeven om het ware werk te onderscheiden van het nabijkomende. Bemerkte hij dat men op onhoudbare gronden rustte, dan wond hij er geen doekjes om, maar vermaande in liefde en bewogenheid. En delend in het genoegen van Gods volk mocht hij zich met dat erfdeel blij beroemen. Geen afstand was hem te ver om een kind van God te bezoeken, of het nu hier was of in de States.
De belofte dat hij in goede ouderdom ten grave zou worden gedragen, ging in vervulling. Na een leven vol wederwaardigheden overleed hij op 30 november 1984, tachtig jaar oud. Zijn gegronde hoop op een eeuwige heerlijkheid werd vervuld. Op 4 december hield ds. H. Hofman uit Kalamazoo de rouwdienst die aan de begrafenis op Fairplains in Grand Rapids voorafging.
Betekenis
Ds. Lamain spreekt nog nadat hij gestorven is. Hij heeft een schat aan preken nagelaten, als overjarig koren. Voedsel dat niet over datum is, maar houdbaar blijft. Niet alleen op kansels van het kerkverband waarin hij zon grote plaats heeft mogen innemen, maar ook in andere kerkverbanden worden zijn preken gelezen. Immers, Lamain was interkerkelijk. Meer dan eens ging hij buiten het eigen kerkverband voor. Hij was een vriend en metgezel van allen die Gods Naam ootmoedig vrezen. Een samenbindende persoonlijkheid, maar nooit ten koste van de waarheid, die naar de Godzaligheid is.
Het onlangs verschenen Leven en werk van ds. W.C. Lamain stond in oktober 99 bovenaan de Boeken Top 10 in het RD. Begrijpelijk en tevens verblijdend. De vraag dringt zich echter op of van een dergelijke aftrek ook sprake zou zijn geweest als het een van zijn prekenbundels zou betreffen... Ook mogen we niet om de vraag heen of we in deze levensschets aan de persoon van ds. Lamain voldoende recht hebben gedaan. Gebreken en fouten, die hij zeker had, zijn niet aan de orde geweest. We kwamen ze niet tegen in de bronnen die we geraadpleegd hebben.
Ds. Lamain had ze wél, fouten en tekorten. Immers, ook hij was een mens vol tekortkomingen. Maar die liggen op Fairplains in Grand Rapids. Die zijn het graf in gegaan. De achting voor deze leraar heeft ons ervan weerhouden ze uit te meten. De eeuwigheid zal de vele vruchten op zijn leven en arbeid openbaren. Hij was met recht een vreemdeling in een vreemd land en heeft als een profeet onder ons gediend. Ds. Lamain is dat vreemdelingschap vergeten. Hij is nu in het Vaderland.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 april 2000
Terdege | 104 Pagina's