Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ‘hoog geheim’ van Gerrit Achterberg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ‘hoog geheim’ van Gerrit Achterberg

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pasen is het feest van het geopende graf. Christus, dié in het graf leek onder te gaan, bleek - en blijkt! - machtiger te zijn dan de satan en de machten van de hel. Hij overschreed de grens tussen leven en dood vice versa, heen en terug. Daarom is Pasen het feest van de grote Overwinnaar, die de dood aan zich onderwierp. En de kinderen zingen:

Nu jaagt de dood geen angst meer aan, Want alles, alles is voldaan, Die in ’t geloof op Jezus ziet. Die vreest voor dood en helle niet.

Een mens overschrijdt die grens tussen leven en dood slechts in één richting. Een mens is gedoemd te sterven. Alleen op Gods tijd, als Christus wederkomt, zullen de 'graven geopend worden en zullen de doden opstaan. Het is een mens niet gegeven zélf', op eigen initiatief, terug te keren in het leven.

Toch is er een dichter geweest die dit onmogelijke heeft geprobeerd. Een dichter die geen genoegen kón en wilde nemen met het feit dat de dood onverbiddelijk is en scheiding brengt tussen mensen die elkaar liefhebben. Deze dichter is Gerrit Achterberg.

Gerrit Achterberg was een eenvoudige boerenzoon, geboren op een boerderij te Neerlangbroek bij Doorn. Hij leefde van 1905 tot 1962. Het gezin waarin hij opgroeide, kunnen we rekenen tot de Gereformeerde Bond. De bijbel had er gezag en er heerste een diep besef van zonde en schuld. De klassieke taal van de Statenvertaling en de regels van de berijmde psalmen zijn de dichter in dit gezin zó eigen geworden, dat beide onmisbare bouwstenen hebben opgeleverd voor zijn poëzie.

Hoewel het omgaan met koeien en paarden hem beter lag dan het omgaan met kinderen - na zijn dood in 1962 verklaarde zijn broer nog: 'Gerrit was eigenlijk zo'n goede boer' - , ging hij in 1920 naar de Jan van Nassaukweekschool te Utrecht. Hij slaagde in 1924 en werd onderwijzer te Opheusden. In die tijd gaat hij dichten en weldra volgen publikaties in diverse tijdschriften.

Zijn poëzie is van het begin af voor.de meeste lezers vreemd geweest. Verreweg het grootste deel van zijn gedichten cirkelt om de dood die vernietigt. De dood en alles wat daarmee samenhangt was Achterbergs grote problematiek.

Gerrit Achterberg had een bijzondere geestesstructuur. Hij wenste het volmaakte, het onbezoedelde, op déze aarde. Hij wilde de eeuwigheid in het tijdelijke. Maar altijd en overal constateerde hij disharmonie: ziekte, aftakeling, verderf, haat en armoe, verrotting en verwordingsprocessen. Een mens op aarde, zo ervoer hij, kent slechts momenten van geluk, geen blijvend geluk. Maar met zijn eigensoortige mentaliteit wilde hij het vergankelijke, de disharmonie, niet accepteren. Deze houding heeft hem enerzijds gebracht in allerlei crisissituaties: tijden van ernstige conflicten en depressies. Dit moest wel leiden tot een leven vol tragiek. Anderzijds is deze geestesstructuur de stimulerende factor geweest voor een aantal grandioze gedichten die veelal tot thema hebben dat de dichter over de dood heen in contact wil treden met een 'u', die soms - maar lang niet altijd - een vrouw is, en die hij in dit leven terug wil brengen. Al in zijn eerste bundel schreef hij: 'De dood staat tussen u en mij.' De grens van de dood uitschakelen is uiteraard een onmogelijke opgave en daarom moest Achterberg iedere keer weer een gedicht schrijven om het onmogelijke a.h.w. toch mogelijk te maken.

De poëzie van Gerrit Achterberg getuigt niet alleen van een worsteling met de dood, maar ook van een worsteling met God. Wie als mens grenzen wil overschrijden die hij niet kan en mag overschrijden, komt in conflict met God. Een gedicht als Over de Jabbok waarin Jakobs worsteling met de Engel als achtergrond fungeert, getuigt duidelijk van die worsteling. Ik meen dat we de christelijke poëzie van Achterberg in het licht moeten zien van de scherpe tegenstelling tussen overmoed en deemoed. Die overmoed, de grensoverschrijding waartoe ieder mens op zijn terrein geneigd is, openbaart zich bij Achterberg in zijn verwoede pogingen de dood te elimineren. En deze dichter heeft moeten leren - endat is een levenslang proces geweest - , dat de dood een straf is op de zonde. Ook heeft hij moeten leren dat alleen Christus in staat is de dood te overwinnen en dat alleen degenen die van Christus zijn, nieuwe mensen mogen heten die eenmaal mogen leven op de vernieuwde aarde.

Te midden van zijn vele niet direct christelijke gedichten treffen we ook verzen aan die volledig thuishoren binnen de christelijke poëzie. Een bekende bundel is: En Jezus schreef in 't zand. Uit deze bundel kies ik voor dit artikel rond Pasen twee gedichten. Het eerste heet Reiziger 'doet' Golgotha.

REIZIGER ‘DOET’ GOLGOTHA

I

Zij hebben Hem, zonder zich af te vragen of Hij het kon verdragen, met nagels aan een kruis geslagen.

En toen Hij daar te lijden hing, - een spijker is een lelijk ding - zei Hij: Vader, vergeef het hun.

Zei Hij: ze weten niet wat ze doen. Het was hun er immers om te doen, om eens te zien, wat of Hij nu zou doen!

Zo heeft Hij nog voor hen gebeden, en in Zijn sterven aan hen meegegeven een alibi voor hun geweten.

En ik stond in de verte quasi wat te praten met 'npaar onnodige, onnozele soldaten.

Ze deden immers tóch, wat ze niet konden laten.

Maar Hij beriep zich op het allerlaatste: de hatïden van Zijn Vader; - nog vóór Pasen

moest ik me naar mijn schip in Jaffa haasten.

II

Toen heb ik-'t was op Cyprus - in de krant gelezen:

J. V. N., Christus geheten, is, na voor drie dagen gekruist te wezen, zoals onze geachte lezers weten, niet in Zijn graf gevonden: het was open.

Hardnekkige geruchten lopen, dat Zijn discipelen de wacht beslopen, toen deze sliep, en zo het lijk ontvreemdden.

Geëxalteerde vrouwen echter meenden, dat zij Hem zagen wandelen door de beemden;

Maria moet gestameld hebben: Heere! Er zijn ook vissers, die beweren: Hij heeft met ons gegeten bij de meren.

Maar dit is van bevoegde zijde wedersproken.

Men late zich geen knol voor een citroen verkopen.

III

Rome. - Het anker valt. Wij varen thuis. Ik spoed mij naar de thermen, word ontluisd van reis en roes en in mijn eigen huis bij vrouw en vuur en radio gezeten, ben ik alras Christus en kruis vergeten. ... Toen heeft een S.0.S. mijn ziel doorreten:

'Mijn Geest wordt uitgestort op alle vlees.

Wie niet vóór Mij is, is tégen Mij ge-. weest.' Èeint een Geheime Zender wit en hees.

Weer onder zeil, over de eenzaamheden van oceanen die mij van U scheiden, Christus, wil mij verschijnen aan den einder.

Persoonlijk vind ik dit gedicht een van de mooiste paasgedichten die in onze taal geschreven zijn. Op een knappe wijze brengt Achterberg in dit vers Christus' dood en opstanding naar onze tijd toe. De 'ik' in dit gedicht is een type van de jachtige mens die in feite op een afstand blijft staan: misschien is hij wel even een beetje onder de indruk van de lijdende Christus aan het kruis, maar weldra slorpt het leven hem op: 'Nog voor Pasen/moest ik me naar mijn schip in Jaffa haasten. ' Het middengedeelte van het gedicht is een nuchter krantenbericht: hierin worden de vrouwen 'geëxalteerd' genoemd, d.i. overspannen, en het eindigt met de raadgeving: 'Men late zich geen knol voor een citroen verkopen.' Dit krantebericht vertolkt de visie van de nuchtere, sceptische mens, die in alle tijden voorkomt: laat je niet voor de gek houden, geloof niet in sprookjes, gebruik je verstand! In het derde gedeelte is de 'ik' door de vele dingen die hem in beslag nemen, door de gezelligheid thuis en misschien ook beïnvloed door het nuchtere krantebericht 'alras Christus enkruis vergeten'. Totdat... een S.O.S., een Geheime Zender, hem aangrijpt tot in het diepst van zijn bestaan, een krant die door alle verzet, nuchterheid en achteloosheid heenbreekt. Die kracht is de Heihge Geest. En zo eindigt dit gedicht met de bede: 'Christus wil mij verschijnen aan den einder'.

Vooral twee dingen vallen in dit gedicht op. Allereerst de vermenging van verleden - de eerste eeuw, de Romeinse tijd - en heden, de 20e eeuw. Naast elkaar vinden we: de kruisiging, het open graf, de thermen (Romeinse badhuizen) én krant en radio. Achterberg had

daar een bedoeling mee. Hij wilde ermee uitdrukken dat de mens van nu voor precies dezelfde beslissing staat als de mens van tóen: vóór of tégen Christus. In de tweede plaats valt het taalgebruik op. Dat lijkt voor sommige lezers soms misschien wel wat oneerbiedig: geëxalteerde vrouwen, men late zich geen knol voor een citroen verkopen, e.d. Achterberg bedoelde dit beslist niet oneerboedig! Hij legt deze woorden de nuchtere journalist in de mond, zeg maar de nuchtere mens die zich niet wil laten beetnemen.

In Achterbergs taalgebruik speelt ook nog iets anders mee, namelijk een bepaalde opvatting van het dichterschap. Hij had een afkeer van het traditionele, geijkte gedicht.'Altijd heeft hij - zoals elke goede dichter doet - geworsteld met zijn materiaal; de taal. Zo putte hij voor zijn poëzie bijvoorbeeld uit de taal van de Bèthawetenschappen, maar ook uit de taal van alledag, dé taal van de man pp de straat. Ook dit aspect vinden we terug in Reiziger 'doet' Golgotha. Ik geloof dat Achterberg met dit gedicht een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de vernieuwing van het christelijke gedicht. Hij bereikte dit zowel door de inhoud - het combineren van heden en verleden - als door de vorm: het vaak verrassende taalgebruik. Daardoor brengt hij het Paasgebeuren heel dicht bij ons en stelt ons de vraag: Lezer, anno 1979, bent u vóór of tégen Christus?

Achterberg had overigens meer pijlen op zijn boog. Hij kon ook gedichten schrijven die minder sterk afweken van het traditionele vers. Hiertoe behoort o.a. Bekering, waarin hij schrijft over de 'tweede geboorte', die een mens tot een 'nieuw wezen' maakt.

BEKERING

Gij hebt het hoog geheim doorbroken, Heere Jezus, tussen ons en de Vader, naar Uw Woord mogen wij zonder zonde zijn en nieuwe wezens, wat er ook in ons leven is gebeurd.

Ik deed, van alles wat gedaan kan worden, het meest misdadige — en was verdoemd. Maar Gij hebt God een witte naam genoemd, met die van mij. Nu is het stil geworden, zoals een zomer om de dorpen bloeit.

En moeten ook de bloemen weer verdorren: mijn lenden zijn omgord, mijn voeten staan geschoeid.

Uit Uwe Hand ten tweeden maal geboren, schrijd ik U uit het donker tegemoet.

Hoewel weggegroeid van het milieu van zijn ouderlijk huis, is Achterberg nooit losgekomen van God. Dit verklaart dat hij tot de intieme vrienden behoorde van de bekende Veluwse predikant ds. J. T. Doornenbal, - die in 1976 te Oene overleed. Het is bekend dat Achterberg daar veel kwam, vooral in de laatste jaren van zijn leven, en zelfs meeging de gemeente in op ziekenbezoek en dergelijke. Dominee Doornenbal heeft in hem altijd de zoeker naar God gezien. Aan de 'centrale dogmata van het christelijk geloof' heeft hij altijd - zij het met veel strijd - vastgehouden, schreef hij eens aan C. Rijnsdorp.

De worsteling met God, de dualiteit tussen verzet en overgave, proeven we ook xnReiziger 'doet' Golgotha. De slotregel is een gebed: 'Christus, wil mij verschijnen aan den einder.’

Ik kan ook wijzen op de regels in Bekering die op een diep schuldbesef wijzen: 'Ik deed, van alles wat gedaan kan worden, het meest misdadige-en was verdoemd'. Wie dit schrijft is niet los van het christelijk geloof en is niet los van God. Achterberg was een zoeker en uit persoonlijke getuigenissen weten we dat deze zoeker gevonden heeft.

Gerrit Achterberg overleed op 17 januari 1962. In zijn grafsteen staat een grafschrift gebeiteld dat hij zelf daarvoor had geschreven:

Van dood in dood gegaan, totdat hij stierf.

De namen afgelegd, die hij verwierf. Behoudens deze steen, waarop geschreven:

De dichter van het vers dat niet bedierf.

Hij stierf na een leven met veel tragiek: hij was van dood in dood gegaan. Maar door zijn verzen - die voor een deel behoren tot de beste die ooit in onze taal zijn geschreven - leeft hij voort: 'De dichter van het vers dat niet bedierf.' Ook zijn christelijke gedichten leven voort. waarin hij op zijn wijze getuigt van de Vorst van Pasen, die de dood overwon. Onvergetelijk zijn vooral de twee regels waarmee Bekering begint en waarin Achterberg het hele christelijke geloof samenbalt:

Gij hebt het hoog geheim doorbroken, Heere Jezus, tussen ons en de Vader, ...

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het ‘hoog geheim’ van Gerrit Achterberg

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1979

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's