Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en geloof en omgekeerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en geloof en omgekeerd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ten aanzien van de verhouding wedergeboorte en geloof wordt mogelijk te weinig verdisconteerd dat het geloof een gave van God is (Ef. 2 : 8) en een vrucht van de Heilige Geest (Gal. 5 : 22).
Als dit laatste ten volle wordt gehonoreerd, blijkt een 'verstandelijke of schoolse' (scholastieke) positiebepaling van de een ten opzichte van de ander tekort te doen aan de volheid van het Schriftgetuigenis in deze.
Wanneer in Joh. 3 Jezus in het gesprek met Nicodemus de wedergeboorte ter sprake brengt en de laatste daaromtrent totaal onkundig blijkt te zijn, verwijt Jezus hem een leraar in Israël te zijn en blijkbaar tóch deze dingen niet te weten! Hij had ze dienen te weten want de wedergeboorteleer gaat terug op de oudste heilsgeschiedenis van het volk Israël, zoals beschreven in Num. 21, waar de door gifslangen gebeten stervende Israëlieten mochten zien op de verhoogde koperen slang (vs. 8 'en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven'). Het zien op de verhoogde koperen slang deed de stervende Israëliet 'van boven af' als herboren worden!
En dit betrekt Jezus op zichzelf: 'En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden...'. En dan onderwijst Jezus deze onwetende leraar in Israël dat het geheim van de wedergeboorte schuilt in het geloof: 'opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe'. Vandaar dat de Reformatie het heil opnieuw 'greep' in de bekende drieslag: alleen door de Schrift, alleen door genade en alleen door het geloof. En kennelijk niet: alleen door de wedergeboorte...!

Dordtse Leerregels
In de Dordtse Leerregels valt het op, dat de begrippen 'wedergeboorte' en 'bekering' door elkaar heen gebruikt worden. Ze fungeren daar en dan als markering van 'het begin' van het heil in de mens, terwijl in de theologie van de Reformatie deze begrippen vooral (!) functioneren in het kader van de heiligmaking. Als er in latere ontwikkelingen van de reformatorische theologie onderscheid wordt gemaakt tussen 'wedergeboorte in engere zin' als 'begin' van het nieuwe leven en 'wedergeboorte in bredere zin' als voortgaande vernieuwing in het leven der dankbaarheid, dan lag bij de Reformatie het accent (!) op de 'wedergeboorte in bredere zin'.
Vanuit deze 'wedergeboorte in bredere zin' moest dan de 'wedergeboorte in engere zin' blijken!
Deze reformatorische 'sporen' zijn duidelijk terug te vinden in de N.G.B. art. 24 (van de heiligmaking des mensen en de goede werken), namelijk: 'Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor (!) van het Woord van God en de werking van de Heilige Geest hem wederbaart (!) en maakt tot een nieuw mens, en doet hem leven in een nieuw leven...'. Alleen zó spreekt de N.G.B. van 'wedergeboorte'. Duidelijk wordt hier de wedergeboorte beleden na het geloof! En de Heid. Cat. spreekt in dit spoor van 'de waarachtige bekering des mensen' (vr. 88) in het derde stuk, namelijk 'Van de dankbaarheid, die men God voor de verlossing schuldig is', dus eveneens in het kader van de heiliging.
Dat Dordt hier kiest voor de conceptie van 'bekering en wedergeboorte in engere zin' houdt verband met het front maken (!) tegenover de remonstranten. De stelling dat de werking van Gods genade beperkt zou blijven tot de prediking des Woords met daarin (!) de verlichting van de Heilige Geest, zodat het verder aan de mens zou worden overgelaten zich al dan niet te bekeren, moest worden afgewezen. Het gaat Dordt nu niet (!) om een beschrijving van het leven van de gelovige op zich, maar het is er haar om te doen elk (!) initiatief of medewerking inzake het heil van de kant van de mens af te wijzen.
Deze nadrukkelijke concentratie op het begin van het nieuwe leven is voor Dordt een invulling of onderbouwing van het geloof van de uitverkorenen als toegespitste definiëring tegenover de remonstrantse geloofsopvatting. Daarom achtte zij het nodig van het eerste werk van God in het hart van de zondaar een brede en duidelijke omschrijving te geven. Dordt zag zich genoodzaakt te accentueren, dat er een algehele vernieuwing van de mens nodig is, ook van zijn wil.
Het is van groot belang er op te wijzen, dat deze 'wedergeboorte-theologie' van Dordt (Art. III, IV) in het bredere kader staat van de verzoening ofwel de rechtvaardiging van de goddeloze alleen door het geloof (Art. II). Deze wedergeboorteleer mag hieruit geen moment worden geïsoleerd (!), want in dat geval zou ze worden gemanipuleerd, om vervolgens op een oneigenlijke wijze te gaan functioneren en in haar tegendeel zou omslaan als rechtvaardiging van de vrome! Deze ontaarding brengt met zich mee dat dan 'de vrome mens' via introspectie wordt opgeroepen het heil in Christus te aanvaarden uit kracht van zijn 'vroom' geworden wil, waarbij dan ondertussen zowel de roomse rechtvaardigingsleer als het remonstrantse 'deel krijgen aan het heil' hun beslag hebben gekregen.

                 * * *

Het is merkwaardig dat deze nadruk op de wedergeboorte ten koste van de rechtvaardiging door het geloof zowel te vinden is in de rechterflank van de gereformeerde gezindte als in de evangelische beweging van Amerikaans-methodistische oorsprong (vgl. 'born again'), waardoor wellicht hun subtiele onderhuidse verbondenheid doorzichtig wordt en waarbij op een uiterst significante wijze ook hier weer de uitersten elkaar blijkbaar raken.
Wanneer de Dordtse wedergeboorteleer dan ook wordt losgemaakt uit haar bredere kaders, dan wordt ze verzelfstandigd en verwordt ze als geïsoleerde 'theologie van de wedergeboorte' tot 'filosofie', met alle dodelijke gevolgen van dien voor het geloofsleven en voor het gemeenteleven.

Nadere Reformatie
Als men zich in deze beroept op bepaalde ontwikkelingen in de Nadere Reformatie, dan moet men wél bedenken dat ook deze ontwikkelingen in ieder geval hebben bedoeld het genadekarakter van het geloof nader te definiëren. Met name A. Comrie (Philosophiae Doctor) deed daartoe een uitgewerkte poging door ten aanzien van het geloof onderscheid te maken tussen wezen en welwezen van het geloof en tussen dienovereenkomstige 'hebbelijkheid' en 'dadelijkheid' van het geloof. Het woord 'hebbelijkheid' was de - indien ooit, dan zeker vandaag - totaal onbegrijpelijke vertaling van de 'habitus' dan wel de houding of vorm waarin het ontluikende geloof zich manifesteerde. En met 'dadelijkheid' werd bedoeld dat het eerst door de ingestorte genade lijdelijk gevormde geloof nu ook metterdaad actief werd. Nog afgezien van het gegeven dat dit de roomse leer van de ingestorte genade (gratia infusa) wel heel erg nabij kwam, was de mogelijkheid aanwezig dat de 'afstand' tussen het sluimerende geloof en het actieve geloof in de theorie van deze theologie schijnbaar eindeloos opgerekt kon worden, zodat het de vraag werd of het er wel ooit van kwam dat het sluimerende geloof overging tot de daad van het daadwerkelijk omhelzen van de beloften van God en van Zijn Christus. In wezen behoefde dit eigenlijk niet, want het was toch al goed als de vorm of de houding van het geloof met de ingestorte genade een gegeven was. Hongeren en dorsten naar de gerechtigheid behoorden dan tot de 'houding' van het geloof, dat ondertussen Christus niet durfde aan te grijpen of te omhelzen, maar dit behoefde wezenlijk ook niet. Het eerste behoorde dan tot het wezen en het tweede tot het welwezen van het geloof. Het zou wellicht buitengewoon interessant zijn eens te onderzoeken in hoeverre het 'behaviourisme' als psychologische school van Amerikaanse oorsprong innerlijk verwant is aan genoemde habitusleer, waardoor veel van de huidige zogenaamde 'reformatorische' theologie en prediking wordt gekenmerkt, waarmee het zoveelste bewijs zou zijn geleverd dat 'reformatorischen' en 'evangelischen' in hoge mate eikaars spiegelbeeld blijken te zijn. Het ging er ondertussen Comrie voor alles om dat het geloof geen product was van de eigen 'remonstrantse' wil maar een gave van God, en daarom liet hij op zijn filosofische tekentafel de genade vooraf gaan aan het geloof, met dien verstande dat het geloof gelijk meekwam met de genade, maar die genade ging wél voorop. Deze 'therapeutische' ingreep diende dan wél met grote zorgvuldigheid te worden toegepast ten aanzien van 'de toepassing van het heil' en uiteraard van tijdelijke aard te zijn gebleven. Want wat bij Comrie nog een bewogen apologetische en pastorale spits heeft, is in veel 'reformatorische' prediking een ijzeren systeem geworden van 'hoe het allemaal gaat' inzake de toepassing van het heil. De noodlottige ontsporing vindt daar plaats waar men zich nu 'logischerwijze' binnen deze systematiek eerst en vooral heeft te fixeren op het begin van het geestelijk leven in plaats van op Christus als de Eerste en de Laatste! De eerste optie heeft alles te maken met een gestolde en geïsoleerde wedergeboorteleer en de laatste heeft alles van doen met de levende geloofsleer van de Reformatie, waarbij, naar een woord van Luther, de rechtvaardiging door het geloof het artikel is waarmee de Kerk staat óf valt!

Rode draad
Waren de hulplijntjes van de filosofische tekentafel van Comrie maar nooit als blauwdruk de gemeente ingegaan! Immers zó is de rode draad van de verzoening door voldoening grotendeels zoek geraakt in prediking en geestelijk leven of wat daarvoor moet doorgaan. Het remonstrantisme moest en moet te vuur en te zwaard worden bestreden, maar men kan zich af vragen of hier het middel niet erger is dan de kwaal of in ieder geval net zo erg, want lijdelijkheid en activisme zijn in wezen elkaars spiegelbeeld. Naarmate de leer van de 'wedergeboorte in engere zin' zich breed maakt, maakt zij de gelovige te breed voor de enge poort, waar deze alleen als goddeloze doorheen kan. Immers, ook déze conceptie van Dordt verwordt, losgemaakt uit het geheel van de Reformatie en de dienovereenkomstige confessie!

Rotterdam               C. A. van der Sluijs

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 2000

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Wedergeboorte en geloof en omgekeerd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 2000

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's