‘De Heere weet een mens gelukkig wel klein te houden’
Oud-synodepreses ds. J. Westerink volgende maand met emeritaat
Hij is op dit moment de langst dienstdoende predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken en was tien keer lid van de generale synode, waarvan zeven keer als lid van het moderamen. Hij diende bijna een halve eeuw de kerken. Toch komt ook voor ds. J. Westerink (69) uit Urk het moment dichterbij dat hij met emeritaat gaat. Volgende maand is het zover. "Je hebt ook een roeping nodig om met emeritaat te gaan".
Bijna 45 jaar geleden werd de geboren Elburger bevestigd als dienaar van het Goddelijke Woord in de gemeenten van Haamstede en Kerkwerve. ”Ik moest daar nog echt predikant worden. De gemeente had veel geduld met zo’n jonge predikant en ik kreeg de tijd om me te ontwikkelen. De mensen hielden van ons en wij van hen. Als we nu weer op Schouwen- Duiveland komen, zegt mijn vrouw nog altijd: “We komen weer thuis.” We hebben er ook een tweede huis gekocht.”
Bijna veertig beroepen uit andere gemeenten volgden. Ds. Westerink bedankte er allemaal voor. Tot de roep uit Nunspeet te sterk werd. “Dat was een gemeente die een groeiproces doormaakte. Er kwamen veel verontruste gereformeerden over naar onze kerk, zodat al snel een tweede predikant nodig bleek. Het was een drukke tijd. We gingen eens veertien dagen op vakantie naar Zeeland, maar ik moest drie keer terug voor een begrafenis. Een andere keer stonden de mensen bij terugkomst al op de stoep op me te wachten. De komst van ds. J.H. Velema was een hele verademing.”
Boos
Na de Veluwse gemeente kwam in 1976 Urk-Maranatha in beeld. ”Dat was een bijzondere tijd. De mensen waren net uit de Gereformeerde Kerk gestapt uit bezorgdheid over de invloed van mannen als Kuitert en Wiersinga. Het bloed van de Heere Jezus was er volgens hen niet meer veilig. Ik heb in die tijd regelmatig gezegd tegen mijn ambtsbroeders: “Wie de waarde wil weten van een christelijke gereformeerde prediking, moet een rondje langs mijn gemeenteleden maken.” De mensen waren niet uit de kerk gestapt om een dominee, maar om het bloed van Christus. Later zeiden ze weleens: “In het begin waren we soms boos over wat u ons allemaal ontnam van wat we dachten te hebben. Maar we hebben er iets voor teruggekregen wat van eeuwigheidswaarde is.”
Ds. Westerink dacht altijd op Urk te kunnen blijven. Toch moest hij in 1987 naar de grote gemeente van Bunschoten, na er twee jaar eerder nog voor te hebben bedankt. ”De tijd in Bunschoten heeft mij geestelijke verdieping gebracht, al was het niet altijd gemakkelijk. Diep ingrijpend was het feit dat mijn ambtsbroeder ds. H.E. Sterk ernstig ziek werd en op 34-jarige leeftijd overleed. In dezelfde periode werd ook de hervormde predikant van Bunschoten ernstig ziek, zodat ik soms op één dag van de ene pastorie naar de andere fietste.”
Zijn prediking viel in Bunschoten niet altijd in goede aarde, weet ds. Westerink zich te herinneren. ”Dat hoeft niet op voorhand verkeerd te zijn. Als de prediking verzet oproept, word je gedwongen jezelf voor Gods aangezicht te onderzoeken of het je eigen woorden zijn of dat het Gods Woord is. Een dienaar moet immers kunnen zeggen: Zo zegt de Heere.”
Toch kwam ook voor ds. Westerink het moment dat het werk zijn kracht te boven ging. Een half jaar was hij uit de roulatie. Nadat hij weer de herdersstaf mocht opnemen, overheerste de verwondering: ”De Heere heeft mij niet nodig, maar wil mij toch nog gebruiken. Dat ik daarna weer de kracht heb gekregen om nog een aantal jaren te dienen, stemt tot verwondering.”
Na Bunschoten volgde in 1999 de stads- en streekgemeente Utrecht- West. “We hebben er een goede tijd gehad, de sterk vergrijsde gemeente verjongde weer. Heel wat jongeren vanuit allerlei kerkverbanden die in Utrecht studeerden, kwamen bij ons in de kerk en volgden er catechisatie.” Zowel het predikantsechtpaar zelf als de gemeente dachten dat Utrecht de laatste gemeente van ds. Westerink zou zijn. Toch ging de predikant ondanks zijn veertig dienstjaren nog niet met emeritaat, maar zag hij het als leiding van de Heere opnieuw een beroep van Urk-Maranatha aan te nemen. Opnieuw kwam er veel werk op hem af. Zo zat hij opnieuw in het moderamen van de synode en was hij betrokken bij de overkomst van een nieuwe groep verontruste gereformeerden, die de Ichthuskerk vormden. “Nu is het genoeg, al hoop ik van harte dat ik nog jaren mag blijven preken. Laatst konden onze gemeenteleden kerkbanken testen voor ons nieuwe kerkgebouw. Ik heb toen tegen de mensen gezegd: “Ik hoop dat ik er voorlopig nog niet op hoef te zitten.”
Vurige wens
De toenemende verscheidenheid in de kerken baart ds. Westerink veel zorgen. ”Toen ik 45 jaar geleden dominee werd, kreeg ik beroepen uit gemeenten waarvan ik nu niet eens meer een preekverzoek krijg. Het probleem van de gesloten kansels is een pijnlijke zaak waar niemand gelukkig mee is. Vanouds was er verschil tussen gemeenten met een meer voorwerpelijke en een meer bevindelijke inslag, maar overal werden de twee wegen verkondigd en de noodzaak van de waarachtige bekering. Het is mijn vurige wens dat onze kerken bij de Schriftuurlijkconfessionele prediking blijven met die ene Naam, de twee wegen en de drie stukken van ellende, verlossing en dankbaarheid. De kracht van onze kerken ligt vanouds in die persoonlijke en gunnende prediking.”
Ook op de verschillende synodale vergaderingen nemen de spanningen toe, erkent ds. Westerink. ”Ik denk aan het krappe meerderheidsbesluit van de synode in 1983 om geen gezangen in te voeren. Ik was het daar van harte mee eens, omdat ik vind dat de doorgaande lijn in de geschiedenis is dat we uit Gods eigen liedboek zingen. Maar er is daarna een moment gekomen dat we tegen elkaar zeiden: ‘’Om samen kerk te blijven, moet er iets gebeuren. De scheuren in de kerk van Christus moeten we niet nog groter maken dan ze al zijn. En al heb ik er zelf geen behoefte aan, de synode moet anderen niet langer de ruimte onthouden om bepaalde gezangen te zingen.”
Als het gaat om de vrouw in het ambt wil de Urker predikant niet van concessies weten. ”Gods Woord is er helder in dat daar geen ruimte voor is. Ik heb er dan ook moeite mee als gemeenten nauwe contacten onderhouden met kerken die daar wel ruimte voor geven.”
Ook de discussie over de homoseksuele praxis baart ds. Westerink zorg. ”Het is voor de kerken en ook voor de homofiele broeders en zusters van beslissend belang om Bijbelse lijnen te trekken en ons als kerken aan te houden. Anders kom je bij een discussie uit met vragen als: Is de Bijbel wel helemaal Gods Woord? Wie daar kanttekeningen bij gaat maken, raakt het karakter van een gereformeerde kerk kwijt. Ik hoop dat onze vergaderingen die grenzen in acht zullen nemen. We moeten samen blijven staan voor Schrift en Belijdenis.”
Ds. Westerink is verheugd dat op vergaderingen van de generale synode vaak een proces ontstaat waarbij de afgevaardigden de bereidheid tonen naar elkaar te luisteren. ”Dat komt omdat je een langere periode intensief met elkaar optrekt. Op classisvergaderingen is er ook een grote verscheidenheid, maar daar komen afgevaardigden er vaak niet aan toe elkaar open en eerlijk te bevragen waarom ze bepaalde keuzes maken.”
Pastoorse
Zelf was ds. Westerink ook tot drie keer toe synodepreses en vervulde hij diverse functies in het kerkelijke leven. Zo zit hij nu nog in de vertrouwenscommissie. Diverse publicaties heeft hij op zijn naam staan. Ook is hij door uitgeverij Groen gevraagd een commentaar te schrijven op het Bijbelboek Ezechiël. Maken zoveel zegeningen een predikant niet hoogmoedig? ”De Heere weet een mens gelukkig wel klein te houden.”
Zijn vrouw heeft hem al die jaren ook met raad en daad bijgestaan, benadrukt ds. Westerink. “Ze heeft een grote plaats in mijn leven, als ik alleen al denk aan haar zorg voor ons gezin, haar plaats als pastoorse en haar functioneren in de verschillende gemeenten. Niet voor niets zeiden de mensen in Utrecht bij ons afscheid: Dat de dominee weggaat, vinden we niet leuk. Maar dat hij zijn vrouw ook meeneemt, vinden wij het ergste.”
In zijn studeerkamer hangt de tekst ”In het kruis zal ik eeuwig roemen.” ”Ik zeg weleens tegen mijn vrouw: Het gaat opschieten voor ons, we zijn al op leeftijd. Dan is het een zegen dat we van elkaar mogen weten dat de Heere voor ons een nog betere dienst heeft bereid. Tegelijk hoop ik nog een tijdje op aarde Zijn Woord te mogen verkondigen. Het is een vreugde om de Heere te dienen.”
Collega's zeggen met het oog op zijn emeritering wel eens tegen ds. Westerink dat er veel ervaring gaat verdwijnen, terwijl de aanwas van jonge krachten niet voldoende is om leeggevallen plaatsen op te vullen. “Er is alle reden om de Heere te bidden om jonge mensen van wie gelden mag: Ze gaven zich eerst aan de Heere en daarna aan ons. Waar die overgave er is als vrucht van roeping tot het ambt, komt de ervaring ook wel.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 2008
De Wekker | 16 Pagina's