Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GEVAAR VAN DE VALSE LIJDELIJKHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GEVAAR VAN DE VALSE LIJDELIJKHEID

9 minuten leestijd

Het gevaar, wat ik daarboven noemde is helaas in het midden van onze kerk geen denkbeeldig gevaar. En in de Geref. Gemeenten en onder de Oud Gereformeerde groepen is dit gevaar nog minder denkbeeldig.

Ja, ik geloof zelfs dat de invloed van de valse lijdelijkheid vanuit die gescheiden kerken ook hier en daar doordringt in onze Bondsgemeenten.

Er is bij enkele predikanten en godsdienstonderwijzers een pogen om in hun prediking dat lijdelijkheidsstandpunt ten toppunt te voeren. Sommigen in de gemeente vinden, dat iets dergelijks een summum van gereformeerdheid mag , heten.

Ik hoop van harte, dat de Heere de Bondsgemeenten voor een dergelijke prediking bewaren mag.

Misschien zullen er lezers zijn, die mij vragen, wat ik dan toch wel met die valse lijdelijkheid bedoel.

Tot valse lijdelijkheid komt men als vanzelf, als men in de prediking altijd maar uitgaat van het leerstuk der eeuwige verkiezing. Het heil is immers alleen voor de uitverkorenen. Als men niet uitverkoren is, gaat men toch verloren. Het baat u niets, of ge bidden en smeken zoudt en driemaal op een zondag naar de kerk zoudt gaan. Als nietuitverkorene valt men er buiten.

O, wat is het verkeerd, om met het leerstuk der eeuwige verkiezing te beginnen. Dan komt men bij de menselijke onmacht terecht en zo ook meteen in de hoek van de valse lijdelijkheid.

Hoe vaak heb ik mensen horen tegenwerpen op mijn huisbezoeken, als ik met hen sprak over de noodzakelijkheid van bekering : , , Dominé, dat heeft een mens niet van zichzelf; dat moet hem door de Heere uit genade geschonken worden !"

Nu begrijpe men mij goed. Ik heb dat laatste nooit tegengesproken. Ik ben er mij diep van bewust dat een mens, die zalig wordt, alléén zalig wordt door genade. Als men een kort antwoord moet geven op de vraag, wat gereformeerd is, dan kan dit het beste worden weergegeven door te zeggen, dat de zaligheid van de zondaar alleen een vrucht is van de souvereine genade Gods. Niet het schepsel, maar alleen de Schepper ontvangt daarvan de eer.

Al onderschrijf ik dit gaarne ten volle, meen ik echter ook te moeten zeggen, dat de mens, die verloren gaat, verloren gaat door eigen schuld.

De Heere Jezus heeft tegen Jeruzalem niet getuigd, dat ze zich niet konden laten bijeenvergaderen, maar Hij legde het voor hun voeten: Gij hebt niet gewild!

Elders lezen we, dat de Heere klaagt dat Israël niet wilde dat God over hen Koning zou zijn.

Omdat er dus sprake is van onwil en schuld, is er ook plaats voor de vermaning tot bekering. De Heilige Schrift spreekt dan ook gedurig van het: , , Bekeert u!" In Psalm 19 lezen we, dat de wet des Heeren de mens bekeert, en Jeremia heeft zich op de heup geklopt en het uitgeroepen: Heere, bekeer Gij mij, en dan zal ik tot U bekeerd zijn.

De mensen van de valse lijdelijkheid willen van de eis Gods heimelijk maar zo weinig mogelijk meer horen. Ze durven geen openlijke kritiek te hebben op Johannes de Doper, die predikte: „Bekeert u !", maar ik denk toch dat ze het veel beter zouden hebben geacht, als Johannes de Doper het vanuit de eeuwige verkiezing liever zo zou hebben geformuleerd : , , Och, mocht ge u eens komen te bekeren!"

Of zoals het wel eens is uitgedrukt: , , Mocht het nog eens komen te gebeuren !"

Zo doet de Heilige Schrift het echter niet. De Schrift spreekt ons steeds toe als verantwoordelijke, schuldige schepselen. De Schrift zet niet de onmacht, maar de onwil voorop. De Heere is dan ook steeds bezig om bij de zondaar dat schuldbesef op te wekken. De Heere laat ons niet toe om in valse lijdelijkheid af te wachten of er nog eens iets met ons zal gebeuren, maar Hij wil ons juist uit onze valse lijdelijkheid ópschrikken, als het ons uit Zijn Woord ons tegenklinkt: , , Gij zijt die man!"

Er wordt wel eens gemeend, dat het prediken van de eis Gods tot bekering, zal leiden tot werkheiligheid. Ik herinner mij levendig, dat een mijner gemeenteleden, die mij de eis tot bekering had horen prediken, tegen mij dit bezwaar inbracht, dat ik de mensen , , aan het werk zette".

Ik kan mij indenken, dat de oribekeerde liever onder de prediking zit van een valse lijdelijkheid, dan dat hij moet aanhoren dat God hem toespreekt om uit de doodsslaap op te waken!

Wij zien dat proces van de valse lijdelijkheid verder doorwerken op allerlei terrein. Het openbaart zich zelfs op het terrein van het gebed.

Ik weet, dat ik hiermee een heel teer terrein betreed. Maar toch meen ik te moeten opmerken, dat er door de lijdelijkheidsmensen ook in het gebed bepaalde accenten worden gelegd.

Tegenwoordig ben ik een zwerver geworden in de kerkelijke wereld. De ene zondag sta ik op die, en de andere zondag weer op een andere predikstoel. Ik leer allerlei delen van 'onze kerkelijke wereld weer beter kennen. Groot verschil merk ik op in de gebeden, die vóór de dienst des Woords in de consistoriekamers en in de bestuurskamers van de evangelisaties worden gehouden. De ene broeder zal de Heere bidden : , , Heere, geef Uw dienstknecht het licht in uw heilig Woord. Verlicht zijn ogen. Geef genade, dat zijn dienst gezegend worde. Sta aan zijn rechter- en linkerzijde".

Let wèl, ik schrijf dit met eerbiediging. Een andere broeder doet het weer wat anders: , , Och, mocht ge Uw dienstknecht bijstaan ! Och mocht ge zijn hart verlichten! Och, mocht Ge staan aan zijn rechter- en linkerhand".

Beide broeders hebben hetzelfde bedoeld.

Wat zou nu echter het meeste- Schriftuurlijk zijn?

Wat zegt Paulus. Och, mocht ge eens bidden zonder ophouden, of: bidt zonder ophouden.

Och, mocht ge de Geest niet uitblussen, of : blust de Geest niet uit.

Wat zegt David: Mocht Gij mij eens ontzondigen met hysop, of zegt hij rechtstreeks : Ontzondig mij met hysop.

Deze voorbeelden zouden met honderden te vermenigvuldigen zijn om te toewijzen, dat de term van het , , Och,

mocht", het moet afleggen.

En die keren, waarin 't woord , , och" -wordt gebruikt, zoals h'.v. in Psalm 119 VS. 5 : , ^Och dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren", hebben we niet te doen met een dode orthodoxe klacht, maar met een levende klacht van een zondaar, die met ledige handen tot God vlucht en de genade Gods inroept.

Zou dat veelvuldig gebruik van die  dode klacht van het „och mocht" ook geen uitvloeisel zijn van het feit, dat men alles begint te bezien vanuit de eeuwige verkiezing en dat men van de zedelijke verantwoordelijkheid niet meer wil weten.

Hoe predikte Christus tot de zondares, die aan Zijn voeten lag ? Is Hij met haar begonnen over de vraag of ze uitverkoren was of niet? Heeft Christus die vraag gedaan aan de moordenaar aan het kruis of aan Zacheüs, of aan Levi, de tollenaar ?

Neen, en nóg eens neen.

Wel heeft de Heiland bij al die zondaren het schuldbesef opgewekt en hen trapsgewijze doen verstaan, dat al hun gerechtigheden maar waren als een wegwerpelijk kleed, zodat ze alleen maar zalig konden worden door de genade, door de schuldbedekkende gerechtigheid van de Heere Jezus. En als deze geredden en gezaligden zich beginnen af te vragen, waarom de Heere hen had staande gehouden op de brede weg met voorbijgang van vele anderen, dan, maar ook pas dan ontsloten zich de bronnen der vertroosting van Gods verkiezende genade in Christus.

Dan mochten ze ingaan in Gods heiligdommen om de vrije gunst te aanschouwen, die eeuwig Hem bewogen had om te redden en te zaligen. Alleen in die zin mag de eeuwige verkiezing het cor ecclessiae, het hart van de kerk, worden genoemd als de ware kerk in die praedestinatie de enige oorzaak van hare redding vindt.

Sommigen gaan in hun lijdelijkheidsstandpunt nog veel verder. Ze zijn tegen Christelijke politiek, tegen Christelijke scholen, tegen Christelijke kleuterscho-. len tegen jongelings- en meisjes ver eni- 'gingen. Men zegt: De Heere alleen moet het doen.

Ik ontmoette, in een van de gemeenten die ik heb gediend een man wiens zoon een losbandig leven leidde. Die man meende erg , , zwaar" te zijn in de leer, maar inderdaad was hij zeer , , licht". Toen ik poogde om zijn zoon op catechisatie te krijgen en hem opwekte om ter kerk te gaan, merkte de vader op, dat het best met zijn zoon terecht zou komen. Zelf had hij ook zo losbandig geleefd, maar de Heere had hem toch opgezocht. Hij hoopte, dat het ook zo met zijn zoon zou gaan.

Zie lezers, daar hebt ge weer een eigenschap van de valse lijdelijkheid: men veracht de weg der middelen. 't Zendingswerk en verder alle arbeid op het terrein der Christelijke barmhartigheid vindt in de leringen van de mensen van de valse lijdelijkheid niet de minste belangstelling. , , Dat is immers aillemaal maar mensenwerk", zo heet het dan

Ik vroeg eens aan 'n man uit oudgereformeerde kringen, wat er bij hen gedaan werd voor het zendingswerk. Het enige, wat ik ten antwoord kreeg was dit, dat het Gode mocht behagen om nog eens een ware zendeling te roepen.

Was dit nu maar een levende klacht geweest, dan zouden de daden er stellig op zijn gevolgd. Toen ik diezelfde man twintig jaar later weer diezelfde vraag deed, kreeg ik weer het zelfde antwoord: Mocht God nog eens een zendeling uitstoten.

Ik heb gemeend, die man te moeten zeggen, dat men nu in zijn kringen dan tenminste maar eens moest beginnen om geld bijeen te brengen teneinde bijbels aan te kopen in de Indonesische talen en die te laten verspreiden.

Weg met alle valse lijdelijkheid. Valse lijdelijkheid leidt tot een dode orthodoxie, die met al zijn gewaande vroomheid God de schuld geeft van het feit, dat het met de zondaar zo gesteld is.

Ik ontmoette iemand met wie ik sprak over de noodzakelijkheid van bekering. Het antwoord luidde: Ik zou me wel gaarne willen bekeren, als de Heere maar wilde. Zie lezers, zulke taal is goddeloos.

De mens, die verloren gaat, gaat verloren door eigen schuld.

Wat een dure roeping hebben alle ambtsdragers om toch de valse lijdelijkheid niet in de hand te werken, maar er ernstig tegen te waarschuwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET GEVAAR VAN DE VALSE LIJDELIJKHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's