Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther en het pausdom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther en het pausdom

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vermoeid en ziek ligt Maarten Luther, de reformator der kerk, te Eisleben, de plaats waar hij ook geboren werd, in de februarimaand van het jaar 1546 te bed. Op zijn sterfbed. De omstanders, zijn vrienden die hem op zijn reis naar hier hebben vergezeld, en vooral Justus Jonas, beseffen dat de levensstrijd van de hervormer ten einde loopt.
Elke avond vóór zij naar bed gaan, als zij hem welterusten zeggen, zijn het steeds dezelfde woorden die ze van hem te horen krijgen: „Vrienden, bidt ijverig voor onze Here God, dat het Hem in de zaak van Zijn kerk goed mag gaan, want het concilie te Trente en de paus zijn zeer toornig op Hem." Op de sterfdag, 18 februari, als allen rondom hem staan, horen ze hem een allerlaatst gebed uitspreken, waarin opnieuw op het pausdom gedoeld wordt. Luther dankt God die hem bekend gemaakt heeft met de openbaring van de Here Jezus Christus, die hij liefheeft en eert, maar „die de goddelozen vervolgen, schenden en lasteren". Volgens twee andere lezingen van dit gebed zou Luther inplaats van „goddelozen" gezegd hebben „de paus en de wereld" of „de paus en alle goddelozen". Het staat in elk geval vast, dat Luther in dit allerlaatst gebed met de „goddelozen" ook de paus op het oog heeft gehad.

Zo heeft hij dus tot het laatst, zelfs het allerlaatst toe geworsteld, gestreden met het pausdom. Ook toen hij en de zijnen zich allang van het pausdom hadden losgemaakt. De strijd tegen het pausdom is in het leven van de hervormer allerminst slechts een fase geweest. Ze was er aan het begin van zijn optreden, ze was er nog op zijn sterfbed. Ze is zijn levensstrijd geweest.
Wie dit overweegt zal erkennen, dat het alleszins de moeite waard is, dat w§ eens nagaan wat de diepste motieven van Luther in deze strijd geweest zijn. Een aanleiding hiertoe hebben we in het feit, dat dit artikel kan verschijnen in het oktobernummer van ons blad, en wel rond de Hervormingsdag.
Zich rond deze dag eens opnieuw realiseren, dat de Reformatie in de persoon van Luther het pausdom heeft afgewezen en nagaan op welke gronden dit is gedaan, lijkt ons in deze tijd van allerlei contacten met Rome bijzonder zinvol en nodig.

Luther is in de geschiedenis der kerk, ook in die der late middeleeuwen niet de enige die critiek, zelfs felle critiek op het pausdom heeft uitgebracht. We zouden in dit verband de scholasticus Willem Occam kunnen ncemen, in wiens school de jonge Luther gevormd is. Aanvankelijk heeft Luther veel van zijn critiek op het pausdom aan deze leermeester ontleend — aldus R. Seeberg (Dogmengeschichte Bd IV. 1. S. 347). Maar er waren ook anderen, die Luther weinig of nauwelijks heeft gekend. We denken aan Wiclif, Huss en Savonarola. Hun critiek op het pausdom was fel, maar meer praktisch dan principieel. Ze laakten, en volkomen terecht, de levenswijze der pausen; de hiërarchie zelf werd door hen niet aangetast, behalve misschien door Wiclif in de laatste periode van zijn conflict met Rome. Ook tijdgenoten van Luther hebben critiek geoefend op het pausdom. We denken hierbij vooral aan Erasmus.
Wie wel eens zijn Lof der zotheid (hfds.t 59) heeft gelezen, kan dit weten. Dc fijne spot van deze humanist trof niet alleen de domme monniken, maar ook het machtsmisbruik en het weelderig leven der pausen. Minder bekend maar in ons verband van groot belang is, dat Erasmus ook Ln een anonyme Dialoog zich tegen het pausdom, en wel speciaal de figuur van Julius II heeft gericht (zie A. Vloemans, „Erasmus", Zeist 1962, blz. 47). Zo lafhartig was de strijd van Luther tegen het pausdom nooit, hij streed steeds met open vizier — dat hebben ook r.k. historici hem moeten nageven! Hier komt dan nog bij, dat de humanist Erasmus in het aangezicht de pausen niet zelden gevleid heeft, en prebenden (dus geld) van ze in ontvangst heeft genomen, waar bij Luther eenvoudig geen sprake van is.

Luthers critiek op het pausdom ging veel dieper dan die van het Humanisme; ze was niet slechts cn ook niet in de eerste plaats gericht tegen de meer dan ergerlijke levenswijze der pausen, al heeft hij die ook onder vuur genomen, ze raakte het wezen van het pausdom. We doen echter goed de critiek van Luther niet slechts naar deze kant, die van het Humanisme af te grenzen. Er waren meer richtingen waar hij zich van onderscheidde en zelfs tegen afzette. Dat is ons wel heel duidelijk geworden bij het lezen van zijn grote (cn terecht beroemde) Commentaar op de Galatenbrief.
Herhaaldelijk polemiseert de reformator in dit meesterwerk tegen dc homines fanatici, de dwepers, waarmee hij speciaal de wederdopers op het oog heeft. In zijn exegese van Gal. 2 : 6 noemt hij Thomas Miinzer met name. Luther verwijt hem, dat hij en de zijnen wel de paus hebben bestreden, maar niet uit het enig juiste motief, nl. niet om Godswil (propter Deum). Hun strijd tegen het pausdom droeg volgens Luther een te persoonlijk karakter, ze bestreden de paus als persoon en óm zijn persoon (propter personam). Luther van zijn kant wil echter juist dat niet. Zijn polemiek is hem niet ingegeven door fanatieke papistenhaat. De persoon van de paus wil hij zoveel mogelijk respecteren. Letterlijk zegt hij: Als hij ons maar Christus liet. dan zouden wij hein in waarde laten; indien hij ons toegaf dat God uit louter genade door Christus zondaren rechtvaardigt, dan zouden we hem zelfs op de handen dragen.
Van belang is ook wat Luther schrijft in ditzelfde Commentaar bij Mdst 3:6. Weer bestrijdt hij de dwepers. In het bijzonder becritiseert hij hun methode in de strijd met paus en pausdom. Luther ging hen niet ver genoeg, zij zouden zijn werk verbeteren, men kan ook zeggen voltooien. Inplaatst van tegen het pausdom te preken, nl. de leer der rechtvaardiging door het geloof alleen, veroorzaakten ze overal opstand en onrust. Zij waren het die het pausdom omver zouden werpen, dit rijk van de antichrist! Wat hebben ze met hun activiteiten bereikt, vraagt Luther. Hij geeft zelf het antwoord: Niets! Ze hebben het pausdom eerder versterkt dan afbreuk gedaan. Met blinde haat en tumult bereikt men niets.

We komen nu als vanzelf tot de vraag wat Luther hier tegenover heeft gesteld. Ook hij heeft het pausdom afgewezen, ook hij heeft het bestreden, tot aan zijn dood toe, en bijna nog feller dan de wederdopers, de dwepers. Wie het niet geloven wil, die leze „Wider das Papsttum zu Rom, vom Teufel gestiftet" (Contra het pausdom te Rome, een instelling van de duivel), geschreven een jaar voor zijn dood, dus een van zijn laatste geschriften. Was het alleen maar een kwestie van methode waarin Luther in zijn strijd met het pausdom van de dwepers verschilde? Oók van methode, maar dat toch niet alleen.
Eerst iets over Luthers methode. Ze was er niet een van uiterlijk geweld (tumultus externus). Diep was Luther ervan overtuigd, dat hei pausdom alleen zou kunnen vallen door de Geest (solo Spiritu). Het enige middel waarvan hij gebruik wilde maken was de prediking van het Woord Gods, met name de prediking van het geloof, of van de leer der rechtvaardiging. U kunt dit met zoveel woorden lezen in de reeds genoemde exegese van Gal. 3 : 6. ,,Predikt tegen het pausdom en ziet dan eens wat er nog van over zal blijven! Ik heb aan het pausdom pit en kern ontnomen, er bleef niet meer dan een bast of schil van over."
Nauw verbonden met deze methode, de énige die Luther kon goedkeuren en die hij zelf in p r a k t i j k heeft gebracht, zijn leven lang, is vanzelfsprekend Luthers visie op het pausdom. Deze visie heeft Luther zich niet in één keer verworven; daar was hij de man niet voor. Door een langdurige, zeer persoonlijke worsteling won hij zijn reformatorische overtuigingen.. Zo ook ten aanzien van het pausdom. In de eerste jaren van zijn optreden ontkende hij niet een zeker menselijk recht (ius humanum), waarop het pausdom zich kon beroepen. Dat was al een hele stap. De paus maakt n.1. aanspraak op goddelijk recht (ius divinum). Dat Luther dit laatste hem betwistte, dat alleen al maakte hem in de ogen van Rome tot een ketter.
In allerlei vroege geschriften heeft Luther zijn lezers ertoe opgeroepen zich aan de pauselijke macht niet zonder meer te onttrekken. Alleen waar hij zich aanmatigt over de gewétens te heersen moet men hem weerstaan. Overigens onderwerpe men zich aan hem, hij heefl de macht van God. Het is immers God die de historie zo geleid heeft dat het pausdom is ontstaan. Zoals men andere vorsten moet gehoorzamen, behalve wanneer ze iets bevelen wat ingaat tegen Gods Woord, zo moet men ook de paus, die eveneens een vorst is, gehoorzamen. Aldra komt echter de jonge Luther tot het inzicht, dat dit toch niet zonder meer op gaat. AI in 1518/9 horen we andere geluiden. De paus is wel een vorst, maar geen rechtmatige. Hij en de bisschoppen staan niet gelijk met de keizer en d?'"vorsten, laat staan van boven hen, ze staan ónder de keizer en ónder de vorsten. Het pausdom rust ook nauwelijks of in het geheel niet in menselijk recht, het rust eerder in de toorn Gods. God heeft Zijn kerk willen s t r a f f e n met het pausdom; het is Zijn oordeel over ons.
Dit betekent voor Luther echter ook nu nog niet, dat men tegenover het pausdom geweld mag gebruiken. Gods straffen moet men dragen. De paus en zijn tyrannie, voorzover ze niet de gewetens raakt, moet men dulden zoals men ook de Turk en zijn tyrannie zou moeten dulden.

In deze jaren rijpt bij Luther ook steeds meer het inzicht in het ware wezen van het pausdom .Hij vindt het nergens in de H. Schrift; ook niet in Matth. 16. Erger nog is, dat het pausdom zelfs in strijd is met Gods Woord; en wel om meer dan één reden. Heeft niet het pausdom het evangelie opzij gedrongen, verduisterd? Wat bleef er in de pauselijke kerk nog van de prediking van het evangelie over? Vervolgens, ook de sacramenten zijn door het pausdom bedorven. De betekenis van de doop is tot nul gereduceerd; het avondmaal is verbasterd tot een offer, dus tot mensenwerk. Tenslotte, allemaal inzettingen en tradities van mensen heersen in de kerk. Op straffe van verlies van de eeuwige zaligheid worden allerlei wetten de mensen opgelegd. De gewetens worden gebonden aan het onderhouden van de wet. Heel de kerk is in gevangenschap gevoerd (zie „De Captivitate babylonica"). Er bleef niets over van de christelijke vrijheid.

Zo benadert Luther het wezen van het pausdom. Hij aarzelt nu niet langer de paus de antichrist te noemen. Maar hij huivert als hij er aan denkt — in welk een ontzettende tijd leven we! Het is de Eindtijd. Hier ontwaakt bij Luther een profetisch bewustzijn. Hij voelt en beseft het als zijn roeping, in dit Laatst dei- Dagen nog te roepen, te prediken. Hij heeft maar één vrees, n.1. dat hij daarin tekort zal schieten.

Het is goed dat we weten wat het woord „antichrist" bij Luther heeft betekend. In geen geval was het voor hem slechts een scheldwoord, zoals het in de mond van velen al vanaf de middeleeuwen tot heden toe geweest is. Daar was Luther een te groot man voor om lege scheldwoorden te gebruiken. Ergens in een van zijn geschriften las ik, dat hij niet dan met een grote schok zich bewust is geworden dat de paus de antichrist is, en dat hem dat door merg en been is gegaan. Als hij 2 Thess. 2 : 3v las, dan rees ongezocht en ongewild het beeld van het pausdom voor hem op, dan zag hij als het ware de paus te Rome als in levende lijve voor zich. Zit de paus immers niet „in de tempel Gods", verheft hij zich niet tegen God, is hij niet een afgod? Hij matigt zich immers macht aan, niet slechts over het lichaam en de tijdelijke goederen van de christenen — dat is nog tot daaraantoe, maar ook over hun ziel en zaligheid. Hij meent te beschikken over het eeuwig wel of wee van levenden en doden. Luther gruwt ervan, het pausdom is hem nu een instelling van de d u i v e l . . ..
Luther is in zijn later leven aan het pausdom volstrekt gaan wanhopen (zie E. Bizer „Luther und der Papst" 1958 S. 43 f.). Een wezenlijke hervorming van het pausdom achtte hij toen onmogelijk. Dit was geen pessimisme, maar blijk van een diepe visie op het pausdom, een visie die wij na hem zelden meer tegenkomen. Wil het pausdom zich handhaven dan moet zij gehoorzaamheid eisen; en aangezien ze niet (in de eerste plaats) een wereldlijke macht, maar een geestelijke macht wil zijn, moet ze op ongehoorzaamheid aan haar wetten en inzettingen niets minder dan het verlies der eeuwige zaligheid zetten; hiermee bindt ze dus principieel en onontkoombaar de gewetens der christenen, n.1. aan haar eigen wetten en tradities; waar tegenover staat, dat ze zaligheid belooft (beloven moet) aan allen die haar wetten en tradities onderhouden. Zo rust dus het pausdom op eigengerechtigheid, op gerechtigheid uit de wet, gerechtigheid uit de werken. Zou het pausdom ooit de gerechtigheid die uit het geloof is aanvaarden, dan zou op datzelfde moment het pausdom ophouden te bestaan, het zou zichzelf opheffen.

Vanuit deze visie op het wezen van het pausdom is het duidelijk waarom Luther, zoals reeds gezegd werd, alleen met de prediking van het geloof of van de leer der rechtvaardiging het pausdom tegemoet wilde treden.
Luthers strijd met het pausdom was een eerlijke en een diep bevlogen strijd. We durven weliswaar niet ontkertrién dat de manier waarop hij het pausdom soms bestreden heeft, d.w.z. de woordkeus die hij daarbij gebruikte (Luthers z.g.n. grofheid) niet voor navolging vatbaar is, maar men moet letten op de bedoeling, die was zuiver. Het ging hem zoals hij zelf 3 menigmaal heeft betuigd om de gloria Dei en om het heil der zielen. Hij voerde deze strijd propter Deum (om God), het ging hem niet om de persoon van de paus, al wist hij ook heel goed dat ambt en persoon niet te scheiden zijn. Meermalen heeft Luther zelf zich rekenschap gegeven van de diepste motieven van zijn strijd tegen het pausdom en dat behoeft niet te verwonderen als we ons nogmaals zijn sterfbed herinneren. Heel treffend heeft hij het zelf geformuleerd in een boekje uit het jaar 1520 („Von dem Papsttum zu Rom"). Uit liefde voor de schaapjes van Christus, zegt hij hier, verzet ik mij tegen de paus; dat is het ene motief en het andere is: Ik duld niet dat mijn Here Christus gelasterd wordt.

Met opzet hebben we ditmaal alleen naar Luther geluisterd; en ook gezwegen over hoe wij thans, meer dan vier eeuwen later, over het pausdom hebben te oordelen. Eén ding willen we echter in dit verband opmerken. Noch de fijne spot van het Humanisme (Erasmus), noch de grove haat van de dwepers (Münzer) kan onze reformatorische houding ten aanzien van het pausdom zijn. We zullen het pausdom, ook in zijn huidige gestalte moeten trachten te benaderen vanuit het hart van het evangelie, de leer der rechtvaardiging door het geloof alleen — wat helaas weinig gebeurt. Persoonlijk ben ik van mening, dat dan ondanks alles wat gewijzigd is ten goede (in zedelijk opzicht heeft het pausdom zich al sinds lang hervormd) èn ten kwade (primaat en onfeilbaarheid van de paus zijn dogmatisch vastgelegd) ons oordeel over het pausdom zich weinig zal onderscheiden van dat van Luther.
Enkele specifiek 16e eeuwse polemische uitdrukkingen laten we graag voor wat ze zijn, ook ontkennen we niet dat het de vraag is of we de paus zonder meer de antichrist kunnen noemen. Maar dat hij nog altijd praktisch èn dogmatisch zich stelt, in de plaats van Christus, en daarom naar bijbelse maatstaf een afgod moet worden genoemd, en dat zijn hele positie, zijn rijk en zijn kerk rust op eigengerechtigheid, de gerechtigheid die uit de werken en uit de wet is, dat staat voor ons vast. Daarom, het pausdom moet zich niet hervormen : het moet verdwijnen.'
Zodra we dat echter erkennen komt tot ons christenen uit de Reformatie en vooral tot de kérken der Reformatie wel heel krachtig het appèl om ook nog in deze tijd te prediken dc rechtvaardiging door het geloof alleen — waarmee we onszelf en Rome de beste dienst bewijzen.
Ook onszelf — ja, want wie zou durven ontkennen, dat ook bij, óns geboden, inzettingen en tradities niet menigmaal een belemmering vormen voor de vrijheid die er is in Christus Jezus?

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1963

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Luther en het pausdom

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1963

Protestants Nederland | 12 Pagina's