Gebed
"Waarover ik een gezant ben in een keten"
Efeze 6:20
Paulus geeft in al zijn zendbrieven, maar in het bijzonder in de aanhef van de brief aan de Galatiërs, te kennen dat hij een geroepen apostel is. Geroepen door Jezus Zelf. Daarom zegt hij ook dat hij een boodschapper is in Christus' naam. Hij vraagt de gemeente of zij voor hem wil bidden, opdat hij gesterkt mocht worden in de vervulling van de dienst waartoe hij door God was gezonden.
Het is in Paulus te prijzen dat hij alle middelen aanwendde tot uitvoering van zijn last. Hiertoe is het gebed van Gods kinderen een uitstekend middel. Salomo bad om een wijs en verstandig hart om het volk te richten. Was dit nodig in het regeren van het volk, hoeveel te meer is het nodig in de regering van de kerk en de bediening van het Evangelie. Omdat Paulus een gezant van God was, verzoekt hij daarom dan ook met recht de gebeden van de gelovige Efeziërs, opdat zijn bediening gezegend mocht worden.
Als Paulus spreekt van de roeping tot het geloof, zo vermaant hij diegenen die tot de kennis van Christus zijn gekomen dat zij het Evangelie waardiglijk zullen wandelen. Moeten alle gelovigen in het gemeen zo wandelen, veelmeer betaamt dat de leraars van Jezus Christus, die een bijzondere roeping bij uitnemendheid hebben. Hierom vermaant Paulus Timóth eüs dat hij een voorbeeld in liefde, geloof en reinheid zal zijn.
Jacobus Hollebeek,
predikant te Amsterdam
(De Geestelycke Krijghsman, 1662)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's