Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PIETER BODDAERT EN RUTGER SCHUTTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PIETER BODDAERT EN RUTGER SCHUTTE

4 minuten leestijd

S.D. Post, PIETER BODDAERT EN RUTGER SCHUTTE. Piëtistische dichters in de achttiende eeuw, 476 blz., ƒ 49, 50, Den Hertog B.V., Houten 1995.

Een lijvig proefschrift over een tweetal dichters uit de 18e eeuw die elk model staan voor het piëtistische klimaat van die tijd, en die beide gebruik hebben gemaakt van de Tale Kanaans als een soort code waaraan men elkaar als 'fijnen' kon herkennen, en die men ook in de verzen gebruikte, gedrongen als men werd door het pastorale verlangen mensen tot Jezus te brengen.

Eigenlijk lukt het de schrijver, ook naar eigen zeggen, niet om het begrip 'piëtistische dichtkunst' nauwkeurig te omschrijven. Piëtistische poëzie is iets anders dan religieuze poëzie, en zeker iets anders dan gereformeerde poëzie. Eerder is het een dichtvorm waarin de 'fijnen' uit de 18e eeuw zich hebben herkend, in hun gevoelens, opvattingen en sociologische bepaaldheid: de 'tale Kanaans'. Deze moet men echter niet te statisch duiden, als uitsluitend een weergave van wisselende gevoelsgesteldheden, maar ook waarderen in haar dynamiek en toekomstgerichtheid: vooral die op de hemel. Deze dichtvorm, bedreven door deze beide dichters, resp. jurist en predikant, staat buiten het officiële circuit, vindt daarin geen erkenning, en streeft daar ook niet naar. Van enige verwerking van de Griekse mythologie, een mode uit die tijd, houdt men zich verre. Wel geldt van beide dichters dat zij in het taalgebruik de zuiverheid van stijl op hoge prijs stellen en zich aan de in die tijd geldende regels willen houden. Vandaar bijv. de inspanning van Schutte om de kerk uit de greep van de psalmberijming van Datheen los te maken.

Het boek is sterk historisch van opzet, met grote nauwkeurigheid in de details. Het eerste deel handelt over Boddaert, over zijn eerste tijd in Middelburg, als advocaat, zijn promotie tot griffier van de admiraliteit, en zijn bekering onder invloed van Swanke. Typerend voor dit piëtisme is dat de gemoedsgesteldheid weliswaar grote aandacht ontvangt, maar dat dit niet verhindert dat heel het leven nauwgezetheid ademt. Boddaert openbaart zich als een gereformeerde piëtist wanneer de strijd tussen de door Saumur beïnvloede theologen met hun arminiaanse neigingen en hun voorop-stellen van het geloof met mannen als Holtius en Comrie losbrandt, die het primaat uitsluitend aan de wedergeboorte gunnen. Boddaert blijkt echter tè irenisch om duidelijk ingekaderd te kunnen worden.

Schutte is veel minder heftig in zijn aandringen op bekering, wat waarschijnlijk samenhangt met zijn karakter en geestelijke ontwikkeling, meer coccejaan ook dan voetiaan. Na Rossum, Zaltbommel en Dordrecht valt hem (invloed van de diaconie die graag volle kerken en coUectezakken zag) Amsterdam toe. Als predikant heeft hij zich daar niet sterk geprofileerd, wel als dichter. De leukste stukken van dit boek worden o.i. gevormd door de tekening van de verschillende stromingen die tot de psalmberijming van 1773 hebben geleid. Samen met Voet was Schutte toen al aan een eigen psalmberijming bezig, en hij heeft kans gezien zowel zijn invloed te laten gelden bij het Haags Genootschap als bij de Utrechtse Werkgroep als bij Laus Deo, hoewel het hem toch aan officiële erkenning ontbroken heeft.

Zo profileert de schrijver twee dichters. Wanneer de schrijver aan het eind van zijn studie tot een systematische analyse komt, stokt het allemaal een beetje. Deze mannen waren geen theoloog. Ook onthoudt de schrijver zich van een litterair waarde-oordeel over hun poëzie, hoewel hij wel kwijt wil dat Schutte litterair op hoger plan staat, maar dat Boddaerts gedichten piëtistischer zijn. Waardoor dit boek meer dat van een secure historicus blijft met betrokkenheid op de poëzie van de Tale Kanaans, dan een litteraire studie.

Z.

S.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Theologia Reformata | 340 Pagina's

PIETER BODDAERT EN RUTGER SCHUTTE

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Theologia Reformata | 340 Pagina's