Reflexen
W. Verboom
EEN BOEIENDE CONFERENTIE IN ZUID-AFRIKA
In deze Reflexen wil ik allereerst stilstaan bij een conferentie die onlangs in Zuid-Afrika werd gehouden en waaraan ik zelf deelnam, samen met heel wat andere theologen uit ons land. Het betreft de conferentie van het IRTI, (International Reformed Theological Institute). Nadat twee jaar geleden de eerste conferentie was gehouden in Boedapest (Hongarije), volgde nu de tweede bijeenkomst van 11 t/m 15 juni in de Kweekschool, het gebouw van de theologische faculteit te Stellenbosch. Het IRTI is een vereniging van gereformeerde theologen (meest dogmatici) uit heel de wereld. Zij vormen een platform om elkaar rondom belangrijke thema's in kerk en theologie te ontmoeten.
Het thema van de conferentie was Ecclesiology and the Education of ministers. De achtergrond van de keus voor dit thema was de vraag hoe we in een veranderende cultuur en in verschillende context kerk zouden kunnen zijn. In verband daarmee zouden dan de vragen naar het hoe en wat van de theologische opleiding van de studenten ter sprake kunnen komen.
De volgende aandachtspunten werden geformuleerd: Hoe zal de positie van de kerk in de komende decennia zijn? Welke predikanten zijn daarin nodig? Welke konsekwenties heeft dit voor de opleiding van de aanstaande predikanten?
Zoals gezegd speelde de context van meet af aan mee, daar de culturele-en geestelijke verschillen van de kerken waartoe de deelnemers behoorden groot waren.
Het geheel van de conferentie was zo opgezet dat er elke dag enkele plenaire hoofdlezingen werden gehouden. Daarnaast gaven deelnemers, zoals A. van Egmond, K.E. Biezeveld, G.G. de Kruijf uit ons land en iemand als Juhasz uit Roemenië workshops over deelonderwerpen. Zelf hield ik een workshop over het onderwerp The church in process of learning.
De hoofdlezingen werden gehouden door Prof. Dr. A. v.d. Beek, de voorzitter van IRTI, Prof. Dr. J.C. Adonis, Prof. Dr. C. Wethmar, Prof. F. Theron, en Prof. Dr. Ferenc Szücs.
De lezingen
Prof. dr. A.v.d. Beek hield de openingslezing, getiteld Church as communio Christi.
Daarmee zette hij de toon van de conferentie, door wetenschap en vroomheid met elkaar te verweven. Bij de vraag naar het wezen van de kerk gaat het ten diepste om onze relatie met Christus als het Woord Gods. Bij kerk moeten we niet meteen denken aan het institutaire van de kerk, nog veel minder aan de gedachte dat de kerk een doel in zichzelf zou zijn, maar we moeten denken aan wat de NGB zegt dat de kerk is: een vergadering van de ware Christ-gelovigen (art. 27). De kerk is een gemeenschap van mensen die leven in gemeenschap met Christus en zo met elkaar als leden van zijn lichaam.
Deze christologische toonzetting van de ecclesiologie betekent niet dat het werk van de Vader en de Heilige Geest buiten spel blijven. De ecclesiologie staat in een breder trinitarisch kader. God openbaart zich in de Gekruisigde en Opgestane Christus. De Geest schept de gemeenschap met Hem.
Van de Beek grensde deze geestelijke gemeenschap van de kerk af tegen de Rooms-Katholieke sacramentele visie op de kerk.
Overigens betekent deze kerkopvatting geen exclusivisme. De kerk richt zich als corpus Christi ook op de wereld. Deze telt ook mee.
Kerk zijn als cummunio Christi betekent kritisch staan tegenover elke ideologie. Ook de 'ideologie' van de theologia gloriae. Laat de kerk haar identiteit bewaren en deze belijden door te leven van de belofte dat God bij ons wil zijn in een gebroken wereld. Calvijn benadrukte de mortificatio (het kruis). Daarna komt de vivificatio. (Institutie III). In deze tijd zal de kerk met een woord van Luther moeten leven 'sub specie contrariae'.
Een tweede lezing waar ik op in wil gaan werd gehouden door de sprankelende theoloog te Stellenbosch, namelijk prof. dr. Flip Theron. Zijn lezing was getiteld: 'The church as a paroikia and "higher critical'' theological training'. De kerk is naar bijbelse begrippen ten paroikia, een gemeenschap van vreemdelingen. Dat is ook voor de ecclesiologie in onze tijd een wezenlijke notie. De kerk heeft weet van pelgrimage in deze wereld. Ook de theologie heeft hier weet van als zij op academisch niveau wetenschap beoefent. Temidden van het cogito van Descartes en het duhito van Hume stelt kerkelijke theologie het credo centraal. Hiermee onttrekt zij zich niet aan haar opdracht, maar verstaat zij haar verantwoordelijkheid. Inhoudelijk betekent deze verantwoordelijkheid dat er een kritisch element in de theologische opleiding zit. Het is het kritische van het kruis (Noordmans). Men kan ook zeggen: het kritische van de drie sola's: sola fide, sola gratia, sola scriptura. Dat schept de mogelijkheid om 'hoger kritisch' te staan in de academie en de wereld. In dit spoor dienen studenten toegerust te worden tot hun taak in de
kerk. In vertrouwen op en in navolging van Jezus Christus. Zo kent de kerk als paroikia in onze tijd de geest van Luther; die beleed: hier sta ik, ik kan niet anders.
De derde lezing die aandacht vraagt hield prof. dr. Johannes C. Adonis. Deze hoogleraar aan de universiteit te Kaapstad hield een boeiend en indringend betoog over het onderwerp The position and task of the Uniting Reformed Church in a changing South Africa.
In 1994 verklaarden enkele kerken in Zuid-Afrika dat zij in staat van vereniging waren (Uniting, niet united). - Dat is een daad van moed en geloof geweest na de lange periode waarin de kloof tussen blank en zwart steeds groter werd. Adonis ging uitvoerig in op de historische ontwikkelingen van de apartheid. In de vorige eeuw raakten in de Dutch Reformed Church de blanke moederkerk en de zwarte dochterkerk hun gelijkwaardigheid kwijt. De blanken voelden zich superieur aan de zwarten. In de Dutch Reformed Missionary Church verliepen de historische ontwikkelingen anders. Daar was veel meer oog voor de gelijkwaardigheid van blank en zwart. Enkele jaren geleden stelden afgevaardigden van de kerken de zogenaamde Belhar-belijdenis op. Daarin wordt beleden dat kerken die zich willen laten leiden door het geloof in Jezus Christus niet langer uit kunnen gaan van etnische-en raciale ongelijkwaardigheden. Over de betekenis en de status van de Belhar-belijdenis is veel te doen. Aanvaarding ervan betekent voor de blanken een bekentenis van schuld vanwege heresie en idolatrie. Adonis' lezing en zijn aandeel in de discussie die volgde vormden een bewogen pleidooi voor bijbelse gelijkwaardigheid en een opkomen voor de groepen die verdrukt worden.
Tenslotte wil ik nog ingaan op de evenwichtige lezing van prof. dr. C. Wethmar: Ecclesiology and Theological Education: a South Africa Perspective.
In zekere zin zou je deze lezing een bezinnend vervolg kunnen noemen op de vorige, waarbij de vragen naar de nieuwe kerkelijke-en academische structuren in een nieuw Zuid-Afrika aan de orde kwamen. In deze nieuwe situatie gaat het er om te komen tot een dialoog tussen de verschillende tradities. De ecclesiologische bezinning dient uit te gaan van het Woord, waarin een kritische factor ligt opgesloten. Ecclesia reformata semper reformanda. De kerk is een onderdeel van de geloofsbelijdenis. Wie op kwantitatief menselijke handelen mikt in plaats van op kwalitatief goddelijk handelen kiest een verkeerd uitgangspunt.
Theologie dient vanuit de kerk beoefend te worden. Sinds het Verlichtingsdenken baan brak staat dit uitgangspunt onder druk. De kerk heeft dan ook de neiging om de band met wetenschap en universiteit maar los te laten en eigen seminaries te creëren. Toch is dat onjuist. Kerkelijke theologie dient de uitdaging te aanvaarden om temidden van andere wetenschappen te staan.
De opleiding van predikanten dient tot eer van God en tot welzijn van mensen
te geschieden. Vanuit dit algemene uitgangspunt noemde Wethmar vier kenmerken waaraan de theologische opleiding van aanstaande predikanten moet voldoen.
1. Een confessioneel karakter van de opleiding. 2 Een eigen plaats voor spiritualiteit. 3. Een oecumenische gerichtheid. 4. Aandacht voor de hermeneutiek.
Tot zover een korte impressie van enkele hoofdlezingen. Wanneer ik op de bijeenkomst terugkijk dan geeft het veel voldoening om met theologen uit allerlei kerken en uit zeer verschillende situaties zo grondig theologie beoefend te hebben. Je merkt in de onderlinge contacten dat iedere kerk in haar eigen situatie met problemen worstelt. Al is het niet de secularisatie zoals in West-Europa, dan is het wel de verhouding met de Islam. De vragen naar het hoe en wat van het gemeente zijn in de komende tijd met daaraan verbonden de vraag naar het hoe en wat van de opleiding zijn van het grootste belang. Hoe nodig is het dat predikanten een academische vorming ontvangen om leiding te kunnen geven. Maar eveneens werd duidelijk dat in de opleiding de geestelijke vorming onmisbaar is. Studeren zonder de existentiële geloofsbetrokkenheid is droogzwemmen. Juist vanuit een persoonlijke betrokkenheid van studenten en docenten op het geloof kan een academische/geestelijke habitus worden ontwikkeld die zo belangrijk is in de praktijk van het predikantschap. Er liep door heel de conferentie heen een gouden draad van die persoonlijke existentiële geloofsbetrokkenheid. Dat kwam sterk tot uiting in de morgenwijdingen en de dagsluitingen. Onvergetelijk was de laatste dagsluiting, die werd gehouden door ds. Z. de Graaf over het zaad dat gezaaid wordt in de aarde en de mens die het gezaaid had slaapt en staat op, nacht en dag en de het zaad ontkiemt en draagt vrucht en... hij weet zelf niet hoe. (Markus 4 : 26 t/m 29)
VERZOENING
Het tweede onderwerp, waarop we graag de aandacht vestigen is de verzoening. In de afgelopen tijd kwam dit thema (weer) in het nieuws. Allereerst door de assemblee van de Europese kerken in het Oostenrijkse Graz, waarop dit onderwerp aan de orde werd gesteld. Daarnaast trok het boek van prof. dr. C.J. den Heyer te Kampen over de verzoening de aandacht. Op het eerste gezicht hebben deze twee gebeurtenissen niet zoveel met elkaar te maken. Toch zou ik graag een verbindingslijn tussen beide willen trekken.
Graz
Van 23 tot en met 29 juni j.l. werd de tweede oecumenische assemblee van de Europese kerken gehouden (de eerste was in 1989 te Bazel). Als plaats van samenkomst was Graz uitgekozen, een plek dicht bij Oost-Europa. Hier kwamen 700 officiële afgevaardigden van allerlei kerken in Europa bijeen. Behalve de
Rooms-Katholieke kerk waren ook de Anglicaanse kerk, verschillende Protestantse kerken, de Oud-Katholieke kerk en voor het eerst ook de Oosters-Orthodoxe kerken, samen verenigd in de KEK (Konferentie van Europese Kerken) aanwezig. Behalve de 700 officiële afgevaardigden waren ook nog 10.000 andere deelnemers naar Graz gekomen. Dat de kerken uit Oost-Europa zich betrokken wisten bij de assemblee bleek wel uit het aantal deelnemers. Alleen al uit Roemenië waren 1200 personen aanwezig. Uit ons land woonden 250 mensen de bijeenkomst in Graz bij.
Het thema van de conferentie luidde: Verzoening, gave van God, bron van nieuw leven. Dit hoofdthema was opgesplitst in zes sub-thema's, namelijk de oecumenische opdracht van de kerken (1), de dialoog met andere godsdiensten (2), sociale gerechtigheid en de bestrijding van armoede (3), de verzoening tussen de volkeren(4), de inzet voor het milieu (5), de rechtvaardige verhouding met andere delen van de wereld (derde wereldlanden) (6). Een veelvoud van onderwerpen dus. Door middel van toespraken, hearings, discussies, fora, in diverse vorm waren de deelnemers met de onderwerpen bezig.
Wat via de media over de assemblee werd gepubliceerd gaf aan, dat de spits van de bijeenkomst lag bij de kwestie van de onderlinge verhouding tussen de volkeren, tussen bevolkingsgroepen en mensen, zoals b.v. de verhouding tussen mannen en vrouwen alsook de relatie tot asielzoekers.
Ook vanuit ons land voerden enkele personen het woord. Nogal wat aandacht kreeg de toespraak van L. Hoogenbrink, de secretaris van de Herv. Raad voor overheid en samenleving. Hij voerde een pleidooi voor meer betrokkenheid v£in de kerken bij de Europese eenwording. Hij noemde de EU de belangrijkste en succesvolste verzoeningspoging van deze eeuw. De kerken moeten zich daar niet afzijdig van houden c.q. laten houden, maar op de ontwikkelingen ingaan als een opdracht vanuit het Evangelie.
Aan het eind van de bijeenkomst is een slotdocument - met de bescheiden term: werkdocumeni - geformuleerd en aangenomen. Daarin staat centraal dat de kerken geloven in een Europa, waarin geen eerste-en tweederangsburgers, - staten, - kerken en - rassen zijn.
Op zondag 29 juni werd het geheel besloten met een viering in het stadspark. Bisschop Kurt Koch uit Bazel leidde de dienst en preekte over Johannes 20 : 19-23. In zijn preek zei hij onder andere: Voordat we uitgaan in de wereld is de doorbraak in ons eigen hart nodig'. Dr. Blei schreef in Woord en Dienst van 26 juli 1997: Het slotlied 'Grote God, wij loven U' was zowaar ook in het Nederlands op de liturgie afgedrukt. Direct daarna zette het begeleidende orkest het 'Amen' in. Swingend, ritmisch. Het werd met handgeklap gezongen en eindeloos herhaald. Wie zo iets heeft meegemaakt, vergeet het nooit meer' (p. 5).
Overigens draagt het slotdocument, zoals te verwachten was, het karakter van een compromis. Bepaalde onderwerpen staan er zelfs helemaal niet in. Het geeft aan hoe moeilijk het is om in de doolhof van verschil in cultuur, visie en geloofsbeleving tot een gezamenlijk belijden te komen. Er waren ook echte teleurstellingen. Zij die gehoopt hadden op een ontmoeting tussen de paus met de Russische patriarch Aleksej zagen hun hoop vervliegen. Daarnaast had de patriarch Bartholomeüs van Constantinopel er van afgezien om naar de assemblee te komen. Wat ook door velen uit het westen betreurd werd was het geringe oecumenische verlangen in Oost-Europa. Er werden zelfs harde woorden gesproken aan het adres van de kerken van het westen die zich zouden schuldig maken aan proselytisme (zieltjeswinnerij). Het geheel overziende moet gezegd worden dat de assemblee te Graz laat zien hoe moeilijk het is om de bijbelse opdracht tot verzoening handen en voeten te geven in de concrete maatschappelijke en kerkelijke situatie van elke dag. We moeten niet uit het oog verliezen dat west en oost enorm uit elkaar gegroeid zijn. Dat raakt ook het geloof van de kerken. Zowel in de theologische visie op de kerk en op de menselijke verhoudingen als wanneer het gaat om de geloofsexpressie zijn er diepgaande verschillen. Wat voor de een waarheid is, is voor de andere onwaarheid. De eenheid die de een begeert wijst de ander af. Leidinggevenden van de assemblee hebben dat zelf meer dan geen ander aangevoeld. Vandaar de uitdrukking: verzoening: gave van God (Versöhnung, Gabe Gottes). In dit verband trof me wat de anglicaanse bisschop George Carey van Cantebury zei. Hij citeerde Robin Gill, schrijver van het boek De mythe van de lege kerk: 'Aanbidding en viering is het centrum van de kerk, voorafgaand door evangelisatie en gevolgd door sociale actie' {W& D 97/14. p. 8). Mensen zijn niet zo geneigd om zich met een ander te verzoenen. Dat weet iedere pastor, die aanloopt tegen jarenoude vetes in de gemeente. Theologisch geformuleerd: de verzoening van mensen onderling vindt alleen plaats als mensen hebben leren leven van de verzoening met God. Wanneer Paulus het wonder van vrede tussen mensen bezingt in Efeze 2, de vrede tussen Israël en de volkeren , dan bezingt Hij ten diepste de Bron, waaruit deze vrede voortkomt. Namelijk Jezus Christus, de Gekruisigde en Opgestane Kurios. In de belijdenis: 'Want Hij is onze vrede', klopt het hart van de verzoening met God en de vrede tussen mensen onderling.
Dogmatisch gezegd: de verzoening tussen mensen onderling staat in het kader van de heiliging, als vrucht van de rechtvaardiging, de verzoening met God. De verzoening tussen God en mens(en) is de pijler waarop de verzoening tussen mensen onderling rust. Het tweede, de verzoening onderling in de bijbelse zin, zal er niet zijn zonder het eerste.
Het hart van het christelijk geloof is de bediening van de verzoening, zoals verwoord in de klassiek-gereformeerde belijdenisgeschriften (o.a. HC, 5, 6; NGB,
16). Calvijn gaat er uitvoerig op in in de uitgave van de Institutie van 1559, II, 15 t/m 17. Het is de belijdenis dat Jezus Christus ons met God verzoend heeft door zijn plaatsvervangend lijden en sterven. Schitterend wordt dit geloof vertolkt in het klassiek-gereformeerde avondmaalsformulier:
Christus heeft alle gehoorzaamheid en gerechtigheid der Goddelijke wet voor ons vervuld; voornamelijk, toen Hem de last van onze zonden en van de toom Gods het bloedige zweet in de hof uitgedrukt heeft; waar Hij gebonden werd, opdat Hij ons zou ontbinden; daarna ontelbare smaadheden geleden heeft, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden; onschuldig ter dood veroordeeld is, opdat wij voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden; ja, zijn gezegend lichaam aan het kruis heeft laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan hechten zou; en heeft alzo de vervloeking van ons op zich geladen, opdat Hij ons met zijn zegening vervullen zou; en heeft zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid en angst der hel, met lichaam en ziel, aan het hout van het kruis, toen Hij riep met luider stem: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? opdat wij tot God zouden genomen worden en nimmermeer van Hem verlaten worden; en heeft eindelijk, met zijn dood en bloedstorting het nieuwe en eeuwige Testament, het verbond der genade en verzoening besloten, toen Hij zei: Het is volbracht.
De verzoening en Den Heyer
Nu is er in de loop van de eeuwen steeds kritiek geleverd op de leer van de verzoening door voldoening. Te denken valt aan de visie van de Socinianen in de 16e eeuw of aan de ethische verzoeningsleer (Ritschl) in de vorige eeuw. In 1972 schreef Herman Wiersinga zijn boek over Verzoening als verandering, waarin hij breekt met de klassiek-gereformeerde verzoeningsleer. Onlangs is daar een nieuwe publicatie aan toegevoegd, namelijk het boek van prof. dr. C.J. den Heyer te Kampen, getiteld: Verzoening, bijbelse noties bij een omstreden thema (1996).
Den Heyer is nieuw-testamenticus en liet al eerder van zich horen, b.v. in zijn boek Opnieuw: Wie is Jezus? In zekere zin ligt zijn nieuwe boek in het verlengde van het vorige. Den Heyer is van mening dat we meer over Jezus als historische persoon weten dan tijdenlang is verondersteld. Hij komt dan tot een tekening van de persoon van Jezus, die afwijkt van wat de geschriften van het Nieuwe Testament over Hem zeggen. De geschriften van het Nieuwe Testament zijn geloofsexpressies van auteurs c.q. van verschillende groeperingen uit de Vroeg-christelijke Kerk. Op blz. 23 schrijft hij: 'Op aarde wandelde niet de Christus van de twee-naturen-leer die doelbewust op weg was naar het kruis op Golgotha om daar het zoenoffer voor de zonden der mensheid te brengen'. En op blz. 8 zegt hij: 'Het
noodzakelijk geachte historisch onderzoek creëert op hetzelfde moment een moeilijk te overbruggen kloof tussen de historische Jezus en het traditionele beeld van Christus zoals dat in de klassieke christologische dogma's wordt getekend'. Zoals bekend onderwerpt Den Heyer vervolgens de meest cruciale Schriftplaatsen over de verzoening aan een historisch-kritisch en exegetisch onderzoek en komt tot de conclusie dat niet alleen Jezus zelf, maar ook velen in de Vroeg-christelijke Kerk het geloof in het verzoenend lijden en sterven niet kenden.
Enkele voorbeelden van Den Heyers exegese wil ik nu voor het voetlicht halen.
Op de bladzijden 65 t/m 68 bespreekt hij de uitdrukking in 1 Kor. 5:7: Want ook ons Paaslam is voor ons geslacht, namelijk Christus'. Zijn conclusie op blz. 68 luidt: Als Paulus in zijn brief aan de gemeente van Korinthe 'Christus ons paaslam' noemt, bedoelt hij daarmee niet op een metaforische wijze Christus als een offerdier voor te stellen.
Nu schrijft Michaelis echter in Kittel's Th W z NT, deel V, S. 899-900:
Die Beilaufigkeit, mit dem der Paulus den Satz: lo naaxo. r|(ia)V ktv9r] XpiotOs 1 K 5, 7 schreibt, laszt vermuten, dasz dieser Vergleich der Korinthischen Gemeinde bekannt war. Er ist in den Tat dem NT gelaufig (1 Pt 1, 19; J 1, 29.36; 19, 36 - ^ I 342-344; vgl. Apk 5, 6.9.12; 12, 11) und wird auf Jesus selbst zurückgehen; da aa)|Aa/ai^a = KOT / irms ebenso wie eycxvweaQai Termini der Opfersprache sind, ist zu schlieszen, dasz Jesus sich in den Abendmahlworten (Mk 14, 22-24 Par) mit dem Pasalamm verglichen und damit seinen Tod als Opfertod bezeichnet hat. Dieser Vergleich ist der Kern einer reichen urchristlichen Passa-Typologie, die in dreifacher Ausgestaltung begegnet: a. Lk 22, 16 (..) bezeichnet Jesus das Mahl der Heilszeit als das erfüllte Passa b. 1 K 5, 7 f wird die Gemeinde, für die Christus als Passalamm geopfert ist, mit dem ungesauerten Teig verglichen. Damit wird zum Ausdruck gebracht, dasz Christsein bedeutet: schon jetzt im erfüUten Passa stehen. c. 1 Pt. 1, 13-21 werden die Getauften dem mit gegürteten Hüften (v 13) auf die Wanderung (v 17) ausziehenden, durch das Blut des fehllosen und fleckenlosen Lammes erlösten (v 18f) Gottesvolk verglichen. Sowohl 1 K5, 7f wie 1 Pt 1, 13-21 steht die Passa-Typologie im Dienste der Ermahnung, dort zur Reinigung der Gemeinde und der Herzen, hier zur Heiligung und zum Wandel in der Furcht'.
Michaelis plaatst de typologie van het paaslam dus evenals den Heyer in de heiliging, maar handhaaft m.i. terecht de typologie of metafoor zelf.
Een ander voorbeeld: Op blz. 124 schrijft Den Heyer: In de oud-testamentischjoodse offercultus speelt bij de realisering van verzoening een offerdier een belangrijke rol. Het wordt niet aan God geofferd om de toom van God over de zonden van het volk te stillen. Zo wordt wel vaak gedacht, maar dat is eerder een
heidense dan een bijbelse gedachte.
Ik zou deze zinsnede graag plaatsen naast hetgeen Dr. A. Noordegraaf schrijft over de toom van God in Kennen en Vertrouwen, 1993, p. 43-44, waarin hij duidelijk laat zien dat de toom van God tegen de overtreding van zijn wet een bijbelse realiteit is. Terwijl Den Heyer het stillen van Gods toom een heidense gedachte noemt, spreekt Noordegraaf veel helderder als hij zegt:
'Gods toom is geen demonische furie zoals wij die aantreffen bij Germaanse godsvoorstellingen en Griekse schikgodinnen, maar is de keerzijde en de uiterste spits van zijn heilige liefde. Om dat onderscheid te benadrukken sPREKEN we met voorliefde over Gods heilige toorn. Wij belijden dat wij in zijn heilige toom in aanraking komen met zijn reactie op onze ongehoorzaamheid: Gods diepe gekrenktheid over zijn vertrapte liefde en zijn opzoekende liefde waarmee Hij ons nochtans vasthoudt'.
Als ik het boek van Den Heyer goed lees, dan vermoed ik dat zijn moeite met de gedachte dat God zondaren verzoent door het offer van zijn Zoon aan het kruis samenhangt met een breder kader van geloofsvoorstellingen. Hangt de soteriologie niet ten nauwste samen met de Godsleer, de mensleer, de zondeleer? Op blz. 136 zegt Den Heyer:
'Ik vraag echter wel begrip voor al diegenen die zich in de bewoordingen van oude belijdenissen en dogma's niet meer kunnen vinden. De eerlijkheid gebiedt mij te erkennen dat ik zelf behoor tot die categorie gelovigen. Ik ken de oude en vertrouwde geloofswaarheden, maar ze kunnen mij niet meer ontroeren of inspireren. De woorden en beelden hebben aan betekenis ingeboet. De spanning is langzamerhand weggeëbd'.
Ik denk dat hier wegen fundamenteel uiteengaan. Wat voor de een het hart van het geloof is zegt de ander eigenlijk niets meer. Ik denk dat we in de discussie hierover het moeten hebben over de emst van de zonde. Wanneer ik, geschrokken door mijn overtreding van Gods liefde-wet een uitweg zoek om verder te leven, dan zou ik niet weten hoe het verder moet zonder de verzoening van mijn schuld tegenover God door een Ander. Wil ik vaste grond onder de voeten hebben om te geloven dat God mijn zonden vergeeft, mij aanvaardt zoals ik ben, dan kan dat alleen maar als op een rechtvaardige wijze de relatie tussen God en mij hersteld wordt. We moeten niet onderschatten wat we met z'n allen (en ook ik heel persoonlijk) God aandoen. We kunnen niet met God in het reine komen zonder dat de schuld der zonde naar recht wordt uitgedelgd. Ik zou niet weten hoe al die mensen die gebukt gaan onder hun schuld tegenover God getroost zouden kunnen worden zonder geloof in het wonder dat Jezus Christus in hun plaats de toom van God droeg. Zodat zij door het geloof in Hem op een rechtvaardige wijze vrede ontvangen met God. We kunnen bij gedaan onrecht niet over het recht heenstap-
pen. Zo min als we tegen een incest-slachtoffer kunnen zeggen: je moet er niet meer over praten, zand er over, zonder dat het onrecht gestraft wordt en recht gedaan wordt, zo min kunnen we met God verzoend zijn zonder dat aan zijn recht voldaan en het onrecht geboet wordt. De handhaving van het recht van God hangt trouwens ook onmiddellijk samen met de handhaving van het recht in de wereld.
Den Heyer suggereert dat de gedachte dat de toom van God gestild wordt hetzelfde zou zijn als de gedachte dat God wil bloed zien (blz. 124). Is dat geen karikatuur van het geloof in de verzoening door voldoening? Als iemand zegt dat God bloed wil zien dan roept dat bij mij heftige emoties op. Ik associeer de uitdrukking met een wraakzuchtige god, zonder medelijden. Dat godsbeeld is verwerpelijk. Maar dat wordt ook niet bedoeld als gezegd wordt dat de toom van God gestild wordt door het offer van Christus. Het onbegrijpelijke van Gods handelen is niet dat Hij bloed wil zien, maar dat Hij zelf in zijn Zoon bloed geeft. En het bloed is het leven. Hij geeft zich zelf om mij te behouden. Wanneer we dan gaan vragen: aan wie wordt betaald, aan God? , aan de duivel? , dan gaan we verder dan de Schrift doet, zoals G. Boer al stelde in zijn boek De prediking van de verzoening (1968). Ook de Heidelhergse Catechismus zegt niet dat de schuld aan God betaald wordt, maar dat aan zijn gerechtigheid genoeg gedaan wordt, (antwoord 12)
In Graz werd duidelijk dat verzoening tussen mensen onderling alleen maar mogelijk is vanuit de verzoende, herstelde relatie met God. Ook dan blijft dat een opgaaf die alleen als gave van God kan worden vervuld. Maar zonder verzoening met God zal het zeker niet gaan. Alleen als ik zelf de liefde van God door de verzoening van mijn leven door Jezus Christus heb ervaren, komt de ander in het vizier. Dan kan het niet anders of ik ga hem of haar zien als mens met wie God wil dat ik verzoend leef.
Het kruis van Christus stelt al ons doen en laten in de crisis. Maar door de crisis over al het onze ontstaat er een weg naar elkaar.
In 1998 zal de derde kerken dag in ons land gehouden wordt en wel in Kampen. Dan zal het thema van Graz worden uitgewerkt in het onderwerp Uit op verzoening.
Ik wacht vol spanning op de kans die daar geboden wordt om de bijbelse verzoeningsleer uit te werken naar de verzoening in de weerbarstige praktijk van onze hedendaagse cultuur.
PREKEN
Het derde onderwerp waar ik bij stil sta is het resultaat van de preekwedstrijd die in het afgelopen voorjaar door het dagblad Trouw werd georganiseerd. Ik veronderstel dat de feiten bekend zijn. In totaal werden 270 preken ingezonden die
beoordeeld werden door een jury onder voorzitterschap van de staatssecretaris van justitie, Mr. E. Schmitz. De jury nomineerde vijf preken als de beste, gelet op stijl, retoriek en andere toetsbare criteria. Aan de vijf genomineerden werd als extra opdracht gegeven een preek te schrijven over een van te voren opgegeven gedeelte uit de Romeinenbrief. Op zaterdag 14 juni j.l. hielden de vijf geselecteerden hun preek in een geheel gevulde Grote Kerk in Naarden. Op grond van inhoud, vormgeving en voordracht werd Drs. Jacobine Geel, theologe en IKONradiojoumaliste aangewezen als de beste van de vijf. Zij ontving de eerste prijs.
Het is niet mijn bedoeling om na alles wat over de mogelijkheid en onmogelijkheid van een preekwedstrijd gezegd is, achteraf nog eens een duit in het zakje te doen. In plaats daarvan wil ik graag enkele opmerkingen maken bij de inhoud van de preken, zoals deze te vinden zijn in het boekje De preek van het jaar, uitgegeven door Kok Kampen, met een inleiding van Anne van der Meiden.
Alle vijf preken behandelen een bijbelgedeelte uit het Oude Testament en wel als volgt:
Dr. N. de Bok over Prediker 11 (preek 1) Dr. P. van Hoof over Exodus 20 : 12 (preek 2) Ds. B. Fidder over Spreuken 8 : 30 en 31 (preek 3) I> rs. J. Geel over Genesis 14 : 1-24 (preek 4) Drs. A. van der Leij over Hooglied 8 : 6-7 (preek 5).
Ik geef nu eerst een korte samenvatting van de preken en lever vervolgens enig Commentaar.
Preek 1 over Prediker 11
In het boek Prediker gaat het om ware wijsheid als het oog hebben voor de samenhang der dingen (de tijdelijkheid) en wel in relatie met de Schepper. Toch, hoe men zich ook inspant om de samenhang te ontdekken, we zijn niet in staat om de dingen te doorgronden. Dat geeft een gevoel van teleurstelling. Maar dit betekent voor Prediker niet dat we nu maar de handen in de schoot leggen, maar dat we tot een laatste overgave aan de Schepper komen. Het woord 'ijdelheid', dat in dit verband als steeds terugkerend trefwoord voor komt kan uiteindelijk worden ervaren als 'vrolijke vergeefsheid', of 'draaglijke lichtheid'. In de liefde vindt de wijsheid zijn sterkste en teerste vorm.
Preek 2 over Exodus 20 : 12
Het vijfde (c.q. het vierde) gebod over het eren van vader en moeder is een schamierwoord in de Decaloog. Het verleden, de verbinding met de ouders, bepaalt het handelen in het heden en de toekomst. In de praktijk van vandaag is dit gebod - op te vatten als leefregel - een terrein vol voetangels en klemmen. Wat kunnen kinderen te lijden hebben onder het doen en laten van hun ouders. Dat maant ons tot voorzichtigheid in ons oordeel. In onze tijd is eren van ouders zoiets
als ze verstaan, ook als dit verstaan, dit begrijpen van hun omstandigheden niet tot liefde voor hen leidt. (blz. 42)
Preek 3 over Spreuken 8 : 30 en 31
In deze preek wordt de Wijsheid als vrouwelijk persoon (Chokma, Sofia, Sofietje) sprekend ingevoerd als Gods dochter, Gods troetelkind. De preek parafraseert Spreuken 8 door Chokma te laten vertellen over haar afkomst van God en haar verhouding tot Hem. Ook maakt ze ons deelgenoot van haar taak om bij mensen te wonen en hen wijsheid te geven. In het bijzonder is zij thuis bij Jezus. Door Hem worden mensen uitgetild boven dood en leven, die als de twee magnetische velden ons bestaan beheersen, (blz. 53)
Preek 4 over Genesis 14 : 1-24
Abram ervaart in deze pericoop God als een opdracht: hartstocht voor gerechtigheid. Hij zegt nee tegen de koning van Sodom, Bera (schurk) als deze hem voorstelt de oorlogsbuit van de vijanden uit wier handen Abram zijn neef Lot had bevrijd te nemen. De ontmoeting met Melchizedek, koning der gerechtigheid, leidt hem tot deze radicale keus. Hoe lastig en moeilijk is het voor ons deze opdracht, deze stem te verstaan.
Preek 5 over Hooglied 8:6-7
Deze preek handelt over sexualiteit als liefdesexpressie. Het Hooglied bezingt deze menselijke gave. Er zijn in de liefde in Hooglied dhc lagen te onderscheiden. De eerste laag is het zinnelijke, de tweede laag is de eigenliefde, de zelfkennis en de derde laag wordt gevormd door het toevertrouwen aan de ander (met het hart). Deze drie lagen horen bijeen. De liefde is de basis van ons bestaan. 'Van grond en vuur, vuur van liefde, zult Gij ons maken' (blz. 68).
Commentaar
De vijf preken munten stuk voor stuk uit in originaliteit wat de inhoud betreft. De bijbelgedeelten die zij behandelen zijn verre van eenvoudig. Ik heb respect voor de 'eigen - wijze' waarop de Schriftgegevens in de preken zijn verwerkt.
Toch heb ik vragen. Allereerst op exegetisch terrein. Bij preek 1 struikel ik meteen al over de invulling van ijdelheid (h b 1) als 'vrolijke ijdelheid', terwijl het gaat om een aanduiding van leegheid, voosheid, doelloosheid. Bij preek 2 bots ik op de wijze waarop het woord 'eren' wordt ingevuld. Er wordt voorbijgegaan aan de betekenis van 'gewicht geven', d.w.z. het laten gelden van gezag. Het tweede deel van de tekst: 'Opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de Heere uw God geeft', is helemaal weggelaten. Bovendien staan er aanvechtbare uitdrukkingen in deze preek. Bijvoorbeeld dat het eren van ouders niet betekent dat je van hen dient te houden (blz. 39, 42) of ze te vergeven (blz. 42). Daar heb ik toch wel moeite mee. De exegese van preek 3 over Spreuken 30 en preek 4 over Genesis 14
is m.i. prima. Deze preken doen recht aan de tekst. De 5e preek over de liefde is nogal associatief en stelt het thema van het Hooglied voor als een puur subjectieve individuele relatie tussen twee geliefden. Hoewel ik terdege besef dat in de Bijbel nergens de sexualiteit als iets minderwaardigs wordt gezien, speelt toch in het boek Hooglied voortdurend op de achtergrond mee de unieke huwelijks-relatie tussen JHWH en zijn volk. Het heilshistorisch kader is in deze preek afwezig.
Wat betreft vormgeving en woordgebruik, vind ik de preken alle vijf nogal beschouwelijk en niet makkelijk toegankelijk voor het 'gewone' gemeentelid. Deze preken zijn wijsheids-overpeinzingen. Ik geef toe dat het hier niet om doorsnee preken gaat, maar dat neemt niet weg dat de praktische concretisering, die voor de gemiddelde kerkganger belangrijk is, nauwelijks aanwezig is.
In deze preken klinkt niet de taal van de gewone man of vrouw. De vertaalslag naar het taalveld van de weerbarstige werkelijkheid van iedere dag moet m.i. nog gemaakt worden. Dan denk ik nog alleen aan volwassenen.Maar als ik me probeer te verplaatsen in de leefwereld van kinderen en van jongeren, dan denk ik dat de meesten van hen na deze preken aangehoord te hebben zullen zeggen: ik begrijp er weinig of niets van; vertel me nu maar eens, wat ik er mee moet doen. De preken zijn dus niet bepaald kind-of jeugd-vriendelijk.
Ik dacht dat dit altijd een probleem was in kerkdiensten in de meer rechtse orthodoxe hoek, maar ik geloof dat daar soms meer geworsteld wordt om de boodschap van de Bijbel bij de kinderen en jongeren te brengen dan in deze preken, die meer aansluiten bij de moderne cultuur. Dat vind ik wel een ontdekking.
Vervolgens een opmerking van bijbels-theologische en hermeneutische aard. Opvallend vind ik dat op één preek na (preek 3) de lijn naar Jezus Christus niet of nauwelijks aanwezig is. Nu is het waar dat we ons er voor moeten hoeden om bij iedere tekst uit het Oude of Nieuwe Testament zonder meer de lijn naar de christologie te trekken. Dat kan geforceerd zijn en de tekst onrecht doen.
Toch is er een doorgaande lijn in de Schrift. De God van Israël is geen andere dan de God en Vader van Jezus Christus.Het christelijk geloof ziet Christus als het centrum van de Schrift en van daaruit ook als het centrum van de prediking. Een wezenlijke vraag is daarom watje onder een preek verstaat. M.i. is een preek geen beschouwing of lezing in een of andere vorm, maar het is het brengen en ontvangen van een boodschap van heil die tot ons komt 'van de andere kant'. En het heil dat God schenkt vindt zijn culminatiepunt in het verlossingswerk van Christus. Deze opmerking heeft weer met een andere gedachte te maken, namelijk dat wij deze boodschap van verlossing, van vrijspraak en genade in Christus zo hard nodig hebben. Juist in onze tijd. Mensen komen naar de kerk om daar bemoedigd te worden.
Hoe meer ik me identificeer met de hoorder bij het lezen van deze preken, hoe
meer ik het gevoel krijg: dit haal ik niet. Ik ben niet wijs, maar dwaas (preek 1 ), ik faal(de) als ouder en als kind (preek 2), ik luister niet echt naar Chokma (preek 3), ik buig zo gemakkelijk mee met Bera (schurk) als ik nee tegen hem moet zeggen (preek 4), ik raak verward in de drie lagen van preek 5. Kortom, ik haal het niet wat de Wet van mij eist in deze preken. Ik snak naar een preek waarin het Evangelie naar me toekomt. De boodschap van Gods liefde, waardoor ik me geaccepteerd voel door God en ik getroost en toegerust de kerk kan verlaten en het leven weer kan ingaan.
Zo krijgen de vijf preken voor mij een spiegelfunctie. Begeef ik me niet zelf iedere zondag tot het waagstuk van de prediking (Miskotte)?
Waarschuwenden voorbeelden
Er is nauwelijks een grotere geestelijke tegenstelling denkbaar dan die tussen de preken van de preekwedstrijd van Trouw en de preek die ds. F. Mallan, emerituspredikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, op verzoek heeft geschreven om in de gemeenten van dit kerkverband, die vaak vacant zijn en waar dan zondags een preek gelezen wordt, voorgelezen te worden. De preek is uitgegeven bij De Wachter Sions te Veenendaal.
In deze preek horen we een oproep tot boete van een bejaarde predikant, die zich teleurgesteld uitlaat over de zonden die in de wereld, maar ook in de kerk hoogtij vieren. De preek handelt over 1 Kor. 10 : 6 t/m 13, en bestaat uit de bekende drie delen met een toepassing. De predikant waarschuwt tegen wereldgelijkvormigheid in de gemeente. Hij noemt de dingen bij de naam: eldzucht, incest, zedenloosheid, schaamteloze kleding, kaalgeschoren jongens-en mannenhoofden, bar-en discobezoek, alsook het bijwonen van zgn. bezinningsbijeenkomsten op zaterdagavond, waar een andere dan de ware leer gepredikt wordt.
Het is een bewogen preek. Toch valt niet te ontkennen dat de klem van de oproep afgezwakt wordt door het schema van verkiezing en verwerping zoals dat in deze preek aanwezig is. De waarschuwingen zijn bestemd voor hen die uitwendig onder het licht van het Evangelie leven (blz. 7). In het bijbelgedeelte van de Korinthebrief is veel meer de spanning voelbaar tussen het delen in Gods liefde en toch verloren gaan door ongeloof en onbekeerlijkheid. In de preek vormen de ware gelovigen een andere groep die niet onder de waarschuwing vallen, (dat kan ook niet volgens het schema van verkiezing en verwerping, want anders zou je als verkorene toch nog verloren kunnen gaan zoals degenen die bedoeld worden in de gemeente van Korinthe). Gods volk als een deel van de gemeente wordt alleen maar bemoedigd (derde punt van de preek). In Korinthe komt echter de oproep tot bekering tot heel de gedoopte en avondmaalsvierende gemeente (ze gaan door het water (de doop) en eten het manna (avondmaal).
Overigens wordt de zonde in deze preek met name genoemd. Dat is moedig. Het zijn weer andere zonden dan men elders hoort, zoals rassenhaat enz. Deze preek, vol van ernst en ontzetting, deed me meer dan de sublieme preken van Trouw. Ik vermoed echter niet dat deze preek - stel dat hij ooit ingezonden zou zijn geworden - voor een eervolle onderscheiding in aanmerking was gekomen. En dat is maar goed ook, want dat zou ten principale in strijd zijn met de intentie van deze preek.
PERSONALIA
Aan het eind van deze Reflexen noemen we graag nog de namen van enkele personen voor wie in de afgelopen tijd een bijzondere gebeurtenis plaats vond.
29 mei:
Prof. dr. J. Douma houdt zijn afscheidscollege te Kampen na 27 jaar de leerstoel Ethiek bekleed te hebben.
J juni:
Dr. B. Plaisier wordt bevestigd tot secretaris-generaal van de Ned. Herv. Kerk en volgt hiermee Dr. K. Blei op.
5 juni:
Dr. T.M. Hofman promoveert aan de T.U. te Apeldoorn op het onderwerp Eenich Achterdencken, met als ondertitel: Spanning tussen Kerk en Staat in het gewest Holland tussen 1570 en 1620.
5 juni:
Dr. B.J.G. Reitsma promoveert aan de R.U. te Leiden op het onderwerp Geest en Schepping, met als ondertitel Een bijbels-theologische bijdrage aan de systematische doordenking van de verhouding van de Geest van God en de geschapen werkelijkheid.
14 juni:
Prof. dr. A. de Reuver herdenkt zijn 25 jarig ambtsjubileum.
15 juli:
Ir. L. v.d. Waal ontvangt een koninklijke onderscheiding en wordt ridder in de orde van Oranje Nassau.
We willen al deze personen van harte feliciteren met de zegen die zij in het beleven van deze door God geschonken dagen ontvingen.
Bij wijze van uitzondering onderstrepen we het ambtsjubileum van Prof. Dr. A. de Reuver, daar hij mede-redactielid is van ons blad Theologia Reformata. We kennen en waarderen hem erg als een deskundig, irenisch en bescheiden theoloog en prediker, die met zijn gaven God mag dienen in kerk en theologie. We betrekken ook graag zijn vrouw en zijn gezin in deze gelukwens. We hopen dat hij zijn taak moedig en met vreugde nog lang mag vervullen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
Theologia Reformata | 353 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
Theologia Reformata | 353 Pagina's