Aanteekening op Romeinen 6 : 1,
„ W a t z u l l e n wij d a n z e g g e n ? z u l l e n wij in de z o n d e b l i j v e n , o p d a t de g e n a d e t e m e e r d e r w o r d e ?
" Het is toch niet de meeniug des Evangelies, dat het zonde leere of veroorlove te zondigen, maar dit is de meening: hoe men door het geloof aan de vergeving der zonden, door het bloed van Jesus Christus alleen en door het geloof aan de macht Zijner opstanding, met welke macht de God en Vader van onzen Heere Jesus Christus in de geloovigen werkt, van de zonde en van den schrikkelijken toorn Gods, zoowel als van het beschuldigende geweten, vrijgemaakt wordt. Geen Profeet of Apostel heeft ooit gezegd, dat de genade door de zonde verworven wordt, of dat onze zonde genade aanbrengt, maar d at is de apostolische leer en de ware Evangelische troost voor alle vermoeiden en belasten, die dus over hunne zonde een hartelijk berouw hebben: Waar de zonde overvloedig geworden is, daar is ook de genade overvloedig geworden (Rom. 5 : 20), als wilden zij zeggen: Waar het vuur groot geworden is, daar moesten nog veel grootere en sterkere waterstroomen zijn, waardoor het gebluscht kon worden. Gelijk nu het water tegenover het vuur staat, zoo is de genade tegen de zonde om ze te bedekken, ja zij verslindt ze. Hoe zou zij ze dan versterken of vermeerderen? Geloof vastelijk in uw hart, dat gij genade deelachtig zijt, wanneer gij ooit genade gesmaakt hebt, en gij zult de zonde niet volbrengen, of, mocht gij eens plotseling bezwijken, zoo roep om genade, en hare sterke hand zal u weder oprichten. Heeft niet Christus door Zijnen dood onze zonde met Zich in het graf genomen en ganschehjk begraven, en ook daarin gelaten? Zeg daarom getroost: „Al mijne zonden hebt Gij meegenomen in Uw graf; daar hebt Gij ze weggeborgen; daar zullen ze ook moeten blijven". Spreek daarom aldus in uw gebed, daar toch uwe zonde u leed is: „Lieve, genadige God! ik wil van nu aan gaarne met Uwen Zoon gestorven zijn, opdat ik ook met Hem door de genade leven moge! Gij zijt het alleen waardig, dat Gij gediend wordt! o geef mij welbehagen in Uwe liefde en algenoegzaamheid, opdat ik den dienst der zonde late varen. Ik wil zoo gaarne Uw knecht zijn, tnaak Gij mijne banden los. O, laat mij vrede vinden, zoodat ik dood, zonde en graf machteloos tegen Uwe genade acht. Verlicht mijne oogen, opdat ik al mijn heil in Uwen Heiland zie, zoo sterf ik welgetroost".
15 Februari 1868.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1895
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1895
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's