Gunst bewezen
Het is dankdag.
Dankbaarheid heeft altijd een adres. Het is een uiting van erkentelijkheid voor wat een ander voor ons betekent. Wij staan echter niet graag bij iemand in het krijt. Dikwijls wordt de dankbaarheid onderstreept met een cadeautje of een wederdienst. Geen verplichtingen scheppen, heet dat. We bedoelen dat we niet van krijgertjes willen leven.
Geen verplichtingen scheppen, het kan de bedoeling van dankdag niet zijn. Het is immers geen Valentijnsdag, dag van vriendschap, of moeder- of vaderdag. Het is geen verjaardag, hoewel dankdag de zoveelste herkenbare mijlpaal in ons leven is. Dankdag reikt veel hoger. We hebben weer geleefd van het gegevene. Het is de dag om te gedenken hoe de Heere ook dit (groei)seizoen ons heeft gunst bewezen.
Elke keer weer stokt én met biddag én met dankdag én met oudjaar bij zo'n zin het schrijven. "Ons heeft gunst bewezen." Ook in ziekte, in leed, door de dood van een geliefde? Gunst bewezen; toen de koeien moesten worden afgemaakt? Toen het schepsel zuchtte als in barenswee? Gunst bewezen, toen dat voor ons onbegrijpelijke in Amerika gebeurde? Zo veel mensen, ineens, eeuwigheid.
Was het gunst toen de zaken goed gingen, toen de verdiensten zo waren dat we de breeveertien op konden? Was het gunst toen het huwelijk sprong, vanwege de weelde? Is het gunst als we zo verkwistend kunnen leven dat een gemiddeld huishouden in Nederland 265 kilo voedsel per jaar kan weggooien? Is het in dat licht bezien geen gunst dat het weer de laatste weken zo was dat de oogst, die bijna was afgeschreven, kon worden binnengehaald?
Allemaal vragen. Wie stelt ze niet? En anders doen anderen het wel voor ons. Het is opmerkelijk dat in een cultuur waarin zovelen zeggen niet te geloven in een god, maar al te vaak gezegd wordt: "Waar is uw God?" Dikwijls is dat een vraag die klinkt als een vloek. God bestaat immers niet, is de achterliggende gedachte. En toch die prangende vraag: Waar is uw God? Alsof men zich vast wil klampen aan wat een ander gelooft in bedreigende dagen.
Een mens kan niet toe met alleen maar het hier en nu. Deze zomer benam Herman Brood zich het leven. Afgelopen maandag werd in het Amsterdamse Paradiso zijn verjaardagsfeestje gehouden. Dat wilde hij zo. Het is om koud van te worden als er dan commentaar wordt gegeven. Zij die God loochenen, gaan ervan uit dat zo'n mensenkind toeziet, geniet, de regie voert, de zaal met energie vult. Een god in eigen gedachten, of een schreeuw om de 'achterzijde' van ons bestaan te leren kennen, en daarmee de zin van het leven?
Dankdag heeft alles met God, de Schepper van hemel en aarde te maken. Met het geloof dat Hij, ondanks alle menselijk kennen en kunnen, het kleed van de geschiedenis weeft; het kleed waarvan wij alleen de niet-afgehechte achterzijde kunnen bestuderen. Wij belijden dat Hij Zijn schepping onderhoudt en regeert, maar tegelijkertijd om Zijns Zoons Christus wil "mijn God en mijn Vader is." Wie dat oprecht beleeft, kan verder: Hij zorgt voor alles wat ik nodig heb, zowel voor het tijdelijke als voor het eeuwige. Hij schikt mij ook kwaad toe, in de zin van tegenslag en leed, maar dan zo dat het uiteindelijk voor mij gunstig zal zijn. Dat kan en mag Hij, omdat Hij een almachtig God is, maar ook een getrouw Vader. Leven van het gegevene, van genade.
Danken is belijden: niet ons o, HEERE, niet ons, Uw Naam alleen zij, om Uw trouw en goedertierenheden, alle eer en roem gegeven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 november 2001
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 november 2001
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's