STUDIËN ZUM PHILIPPERBRIEF,
Berthold Mengel, STUDIËN ZUM PHILIPPERBRIEF, Wissenschaftliche Untersuchungen zum N.T., 2. Reihe, 8, 344 S., DM 56, —. Mohr, Tubingen, 1984.
De exegese van de paulinische brieven heeft steeds weer te rekenen met de situatie waarin deze brieven als gelegenheidsgeschriften ontstaan zijn. Dat is in vele gevallen niet eenvoudig aan te geven. Allerlei zaken, waar de apostel op zinspeelt, zijn ons niet in finesses bekend, terwijl ze voor de eerste lezers dui delijk waren. Allerlei vragen blijken moeilijk te beantwoorden.
Een van de vragen die in de uitleg van de brief aan de gemeente van Filippi altijd weer bovenkomt, is de vraag naar de eenheid van de brief. Velen zijn de mening toegedaan, dat de brief zoals die voor ons ligt, een compilatie zou zijn van twee of drie brieven.
Mengel onderzoek in deze studie de context van de brief, alsmede de vraag naar de eenheid van de brief. Na een hoofdstuk over methodische vooroverwegingen volgt een overzicht van de geschiedenis van de exegese vanaf de publicatie van W. H. Schinz in de vorige eeuw tot op heden. Vervolgens geeft de schrijver een exegetische analyse en probeert hij van daaruit antwoord te geven op de vraag naar de context en de kwestie van de eenheid. Na uitvoerige tekstanalysen komt Mengel tot de conclusie dat de argumenten van hen die in de brief een compilatie van verschillende brieven of brieffragmenten zien, niet steekhoudend zijn.
Na aankomst van Epafroditus schrijft Paulus als dankbetuiging voor de ontvangen gaven Fil. 1:1-2:24 en gaat hij in op de situatie van de gemeente (lijden van buiten af; gebrek aan eenheid van binnenuit). De ernstige ziekte van Epafroditus zou Paulus genoopt hebben de pen voorshands neer te leggen. Na zijn genezing na enkele weken of maanden zou de apostel de pen opnieuw opgenomen hebben bij 2 : 25. Hoofdstuk 3 : 1 neemt het vréugde-motief van 2 : 18 nog eenmaal op. Schijnbaar is dit vers een slot. Maar Paulus moet op dit tijdstip opnieuw berichten ontvangen hebben, die hem nopen in te gaan op het optreden van dwaalleraren. Hij besluit met nogmaals een verwijzing naar de ontvangen gaven. 'Paulus verfasste dieses Schreiben nicht ganzheitlich, es stellt jedoch eine literarische Einheit dar' lezen we op S. 315.
Ook Mengel kan niet zonder een hypothetisch element zijn these onderbouwen. Al moet gezegd dat het betoog als geheel een consistente indruk maakt. Wat mij zeer getroffen heeft is de wijze waarop hij in zijn analyse van de tekst het element van het lijden met Christus uitwerkt en vandaaruit ook de betekenis van de hymne van Fil. 2 : 5-11 benadert. Ik meen dat hij zeer sterk staat met zijn mening dat het gaat om de gehoorzaamheid tot de dood van het kruis als weg van vernedering en dat de gehoorzaamheid door het kruisgebeuren gekwalificeerd wordt.
Het is een knap boek dat met name door de uitvoerige paragrafen over de geschiedenis van de exegese van belang is voor ieder die zich met deze brief bezig houdt. De door Mengel veronderstelde caesuur tussen 2 : 24 en 2 : 25 is m.i. allerminst bewezen. Daarom zal het laatste woord hierover nog wel niet gesproken zijn. Maar in ieder geval heeft de schrijver overtuigend laten zien dat zij, die de eenheid bestrijden, voor minstens zulke grote problemen staan, als diegenen die beginnen met de brief zoals deze voor ons ligt als eenheid te lezen.
Ede
A.N.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984
Theologia Reformata | 326 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984
Theologia Reformata | 326 Pagina's