Reisjournaliste met vliegangst
Simone Petersen: Er zit een grote nieuwsgierigheid in mij, waardoor ik altijd weer moet reizen
Jaartallen spreken Simone Petersen niet aan en zelf spreekt ze ze zelden uit. Wanneer ze geboren is, laat ze in het midden; wanneer ze trouwde ook. In welk jaar haar man stierf, weet ze niet precies, al blijft de datum 3 maart haar altijd bij. In elk geval brak toen de tijd aan dat Simone zijn hoofdredacteurschap van Postiljon overnam. Komende maand verschijnt het laatste nummer van Nederlands oudste "magazine voor reisliefhebbers". "Ik hou er niet van als dingen verdwijnen", zegt Simone Petersen, die eigenlijk mevrouw Van Vliet heet en ooit Adri M. Sloff werd genoemd.
Op een terrasje onder de bomen van het Lange Voorhout in Den Haag staart Simone Petersen even spijtig voor zich uit over haar bierglas. Een kwieke vrouw, die tijdens de Tweede Wereldoorlog net volwassen moet zijn geweest. Grijze haren. Ogen waaraan niets ontgaat. "Nee, ik hou er helemaal niet van als dingen verdwijnen. Iemand zei eens tegen me: "Wat ben jij conservatief - en je bent nog wel zo open en vrolijk!" "Dat ís juist conservatief", heb ik toen gezegd."
Reisvereniging
Simone Petersen -als Adriana Margaretha Sloff in een gereformeerd Nunspeets gezin geboren- heeft veel gereisd en veel geschreven. De meeste artikelen publiceerde ze in de Postiljon, het blad van de Nederlandse Reisvereniging, die in 1906 werd opgericht "om de Nederlanders reizen te leren."
Simone Petersen: "Mensen waren niet gewend om met vakantie te gaan. De tijd van de trekschuit was nog maar net voorbij. De vereniging ging dan ook schuchter van start, maar het idee bleek succesvol. Er verscheen een blad -dat later de naam Postiljon kreeg- met reisreportages. Er ontstonden plaatselijke afdelingen in het hele land, die diavoorstellingen, wandelingen en reizen organiseerden."
Aanvankelijk maakte Simone vooral met haar man talloze reizen voor Postiljon. Toen hij overleden was, nam ze de fakkel over. De afgelopen jaren kwam het grootste gedeelte van de tekst en de foto's van haar hand. Het vele reizen vermoeit haar nog steeds niet. "Niemand snapt dat, maar het zit zo: ik vind alles zo interessant! Als je zoals ik in Hoek van Holland hebt gewoond en al die schepen hebt zien komen en gaan, dan wil je mee... Er zit een zekere rusteloosheid in mij, en een grote nieuwsgierigheid, waardoor ik altijd weer op reis moet."
Leeswoede
Ook haar schrijflust schrijft de Haagse toe aan "een soort innerlijke drang." Een echte familietrek is het niet. "Mijn vader was drogist, eerst in Nunspeet, later in Hoek van Holland. Hij schreef wel eens dingetjes voor de Westlander, een streekblad. Meer niet. Mijn moeder las alleen maar. Ze hebben me ooit bijna bij de dokter gebracht omdat ze dachten dat ik 'leeswoede' had. Op m'n vrije woensdagmiddagen mocht ik een boek uit de bibliotheek halen, maar als ik thuiskwam, had ik het al uit. Dat vonden ze ongezond. Ik kon het lezen niet laten, maar het schrijven in wezen ook niet."
Haar eerste korte verhalen schreef Simone gedurende de oorlogsjaren. "Ik wilde niet publiceren zolang de Duitsers overal de touwtjes in handen hielden, maar ik had gewoon behoefte aan schrijven. Ik vond het heerlijk. Ik ben ook altijd van plan geweest een boek te schrijven. In m'n dromen heb ik soms al een half hoofdstuk, maar als ik 's morgens wakker word, weet ik het niet meer. Jammer. Als journalist blijf je toch een trapje lager dan als een schrijver. Daar komt bij dat reisjournalistiek eigenlijk vrij oppervlakkig is, al heeft het ook z'n bekoring."
Na de bevrijding stuurde Simone haar werk naar het destijds bekende tijdschrift De Spiegel. "Het trok de aandacht. Ik kreeg twee banen aangeboden. Eén bij uitgeverij Bosch & Keuning, één bij Zomer & Keuning. Bij Bosch & Keuning had ik het na drie weken al gezien. Toen ging ik alsnog naar Zomer & Keuning. Daar had ik een merkwaardige binnenkomst. Op oudejaarsdag, terwijl het overal naar oliebollen rook, kwam ik voor het eerst van m'n leven in Amsterdam. Uitgever Carel Keuning, broer van de dichter Willem de Mérode, had daar zijn kantoor. Hij vroeg: "Weet u iets van mode?" "Niets", zei ik. "Weet u hoe een foto in een blad terechtkomt?" "Nee." Dat ging een tijdje zo door, totdat Keuning meedeelde dat ik was aangenomen... Mijn korte verhalen hadden de doorslag gegeven."
Meditatie
Simone kwam op de redactie van De Spiegel terecht, maar schreef ook voor onder andere Moeder en Op den Uitkijk. "Een bepaald pakket had ik niet. Welnee. Ik deed álles. Tot de meditatie toe, als een dominee het liet afweten. Het was een heerlijke tijd. Ik ontmoette alle bekende christelijke auteurs van die dagen."
Er komt een vergeelde foto van een klein gezelschap op tafel: "Dát is J. W. Ooms, dát is Jo Ypma. Dát werd later mijn man: Teus van Vliet, die onder het pseudoniem Casper de Groot schreef. Jan H. de Groot heb ik vaak ontmoet en met Hein de Bruin had ik veel contact. Ik was nog tamelijk onnozel. Ik schreef gedichten, hoewel ik daar helemaal niet goed in was, maar Hein beoordeelde ze toch."
Teus van Vliet werkte ook op de redactie van Zomer & Keuning: "Hij was ouder dan ik en had grote levenservaring. Hij kwam regelrecht uit de gevangenis van Scheveningen, waar hij was beland vanwege zijn grote betrokkenheid bij het verzet. Hij is ook medeoprichter van de Stichting '40-'45 geweest.
We zijn na verloop van tijd door allerlei problemen samen naar Amsterdam vertrokken. We hadden het vreselijk arm en kwamen in een wereld terecht die ik niet kende. We moesten van de pen leven. Omdat we voor bladen schreven die elkaar onderling beconcurreerden, gebruikten we pseudoniemen. Mijn man hield zijn schuilnaam uit het verzet. Hij wérd ook echt Casper de Groot. Ik ben voor vrienden en kennissen Adri gebleven, maar de mensen uit het vak kennen mij alleen als Simone. Mijn dominee vroeg eens of m'n pseudoniem was afgeleid van Simon Petrus. Daar zou ik nou nooit opgekomen zijn! Ik had zomaar wat bedacht."
Hoofdredacteur
Aan de armoede kwam een einde toen Casper de Groot in vaste dienst kwam bij de Nederlandse Reisvereniging. Simone: "Hij hield lang niet zoveel van reizen als ik, maar kon toch de liefde opbrengen om zich in toerisme te specialiseren. Per jaar waren we zes maanden op reis. We betaalden alles zelf. Persreizen (door toeristenbureaus georganiseerd en gefinancierd, red.) had je nauwelijks. Bovendien wilden we onafhankelijk zijn. Op verre reizen ging ik niet mee. Ik heb vliegangst. De enige keer dat ik in een toestel zat, was iedereen ziek, behalve ik. Ik was bang. Sindsdien vlieg ik niet meer. Ik vind het wel erg dat ik Indonesië nooit zien zal, en Zuid-Afrika niet. Soms overweeg ik met een vrachtschip mee te gaan. Maar dan ben je enorm lang van huis."
Simone Petersen schoof geleidelijk vanuit het christelijk-literaire circuit naar de wereld van de reisjournalistiek. Haar echtgenoot maakte er naam. "Dr. L. van Egenraat was de eerste echte toeristische journalist. Daarna kwam mijn man. Ik liep in zijn schaduw mee, schreef tussen de reizen door ook nog steeds. Na de dood van mijn man bleef ik het blad in zijn stijl redigeren. De doelgroep veranderde. Jonge Nederlanders weten inmiddels hoe ze reizen moeten. Een wat oudere, maar enthousiaste groep bleef over. Vroeger hadden we ver over de 100.000 abonnees. Inmiddels is de oplage van de Postiljon gedaald tot 4000. Dat heeft een commissie van wijze mannen doen besluiten de vereniging en het blad op te heffen. Ik vind het jammer, had graag de honderd jaar willen volmaken."
Verrijking
Simone hoopt even actief als voorheen te blijven reizen en schrijven, onder andere voor de reisspecial van Libelle, voor het Afrikaanse tijdschr ift Nederlandse Post en voor het maritieme blad De Blauwe Wimpel. Toch sluit het einde van de Postiljon een belangrijke periode van haar leven af. "Ik heb veel gezien. Ook veel geleerd, ja. Reizen betekent een verrijking in je leven. Voor mij geldt dat vooral in cultureel opzicht. Door het oog hebben voor de natuur en het ontmoeten van mensen doe je ook ervaring op. Wijzer worden betekent tegelijk: veel dingen jammer vinden. Ik maak me zorgen om wat er in de wereld gebeurt. Mensen vragen wel eens: "Hoe kan God dit doen?" Dan zeg ik: "God zal wel denken: Hoe kunnen de mensen het doen!" Door mijn vak lees ik veel, kom ik met veel dingen in aanraking. Toen mijn man en ik in Amsterdam gingen wonen, ontmoetten we voor het eerst een jongen die aan de drugs verslaafd was. Zoiets kende je helemaal niet! Nu kom je overal verslaafden tegen, Via de tv hoor en zie je ook álles. Dat vind ik dus geen verrijking.
Ik ben een tijdlang geestelijk in war geweest, ik verdronk in het leven dat we leidden en ging niet meer naar de kerk. Toch ben ik er nooit los van gekomen. Als ik kerkklokken hoorde, werd ik onrustig. Ik kan niet anders dan geloven dat er een God is. Er is een heel naar moment in mijn leven geweest. Toen wist ik: Nu zet God me op m'n nummer. Sindsdien bezoek ik elke zondag de American Protestant Church. Mensen uit 33 pro- testantse kerkgenootschappen komen er samen. Hoeveel kleurtjes er zitten weet ik niet. Ook als ik in het buitenland ben, ga ik naar de kerk. Zelfs in Noor- wegen, waar ik niets van de preek versta. Je komt dan toch in de sfeer van de zondag."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999
Reformatorisch Dagblad | 23 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1999
Reformatorisch Dagblad | 23 Pagina's